ECLI:NL:TAHVD:2023:167 Hof van Discipline 's Gravenhage 230209

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2023:167
Datum uitspraak: 25-09-2023
Datum publicatie: 26-09-2023
Zaaknummer(s): 230209
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Hoger beroep niet-ontvankelijk. Geen schending van fundamentele rechtsbeginselen nu de verwijten over de procedure bij de raad niet over de onderhavige zaak gaan. De verwijten die wel over deze zaak gaan, zien op de inhoudelijke beoordeling en vormen obv vaste jurisprudentie geen grond voor doorbreking appelverbod.

Beslissing van 25 september 2023

in de zaak 230209

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

tegen:

verweerder

1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1 Het hof verwijst naar de beslissing van 12 september 2022 van de voorzitter van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Arnhem-Leeuwarden (zaaknummer: 22-575/AL/GLD). In deze beslissing is de klacht van klaagster gedeeltelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk kennelijk ongegrond verklaard, met toepassing van artikel 46g lid 1 onder a Advocatenwet respectievelijk artikel 46j Advocatenwet. Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRARL:2022:310 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

​​​​​1.2 Klaagster heeft tegen deze beslissing verzet ingesteld. De raad heeft in een beslissing gedateerd op 17 juli 2023 het verzet van klaagster ongegrond verklaard (hierna: de beslissing op verzet). De beslissing op verzet is onder ECLI:NL:TADRARL:2023:172 op tuchtrecht.nl gepubliceerd. Ten slotte heeft de raad een herstelbeslissing gewezen in deze zaak op 24 juli 2023 en gepubliceerd op tuchtrecht.nl onder ECLI:NL:TADRARL:2023:173.

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1 Het hoger beroepschrift van klaagster tegen de beslissing op verzet is op 19 juli 2023 ontvangen door de griffie van het hof. Op 22 juli 2023 heeft klaagster een aanvulling op het beroepschrift van 19 juli 2023 ingediend.

2.2 Verder bevat het dossier van het hof de stukken van de raad.

​​​​​​2.3 De zaak is in raadkamer behandeld.

3 BEOORDELING

3.1 Het beroep van klaagster is gericht tegen de beslissing op verzet.

Maatstaf

3.2 Artikel 46h lid 7 van de Advocatenwet bepaalt dat geen beroep kan worden ingesteld tegen een beslissing van de raad waarbij het verzet tegen een voorzittersbeslissing niet-ontvankelijk of ongegrond is verklaard. Er kan een uitzondering op deze regel worden gemaakt, als de procedure bij de raad geen eerlijk proces betrof doordat bij de behandeling van het verzet door de raad een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden. Dan kan het appelverbod worden doorbroken. Het hof zal onderzoeken of daarvan sprake is.

Gronden van beroep

3.3 Klaagster voert, naar het hof begrijpt, de volgende gronden aan:

3.4 Ten eerste heeft de raad in de verzetsbeslissing geen enkel inhoudelijk oordeel gegeven op de verwijten (meineed en daarvoor ingebrachte bewijsstukken) tegen verweerder.

3.5 Ten tweede heeft de voorzitter van de raad (mr. W) partijdig gehandeld in de zaken van klaagster. Zo heeft hij een andere zaak van klaagster ingetrokken zonder een beslissing te wijzen en heeft hij als voorzitter/raadsheer opgetreden in de bodemzaak van klaagster bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin klaagster en verweerder betrokken waren. Klaagster heeft de voorzitter gewraakt bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, die wrakingszaak loopt nog. Alle klachten over deze voorzitter zijn ten onrechte door de raad verworpen. Deze voorzitter is partijdig en er is sprake van belangenverstrengeling. Klaagster verzoekt het hof de betrokkenheid van deze voorzitter met verweerder te onderzoeken.

3.6 Ten derde heeft het hof ten onrechte de beslissingen vernietigd, waarin een maatregel is opgelegd door de raad vanwege belangenverstrengeling door verweerder.

3.7 Ten vierde verstrekt de raad ten onrechte niet het proces-verbaal aan klaagster. Klaagster verzoek het hof dit proces-verbaal aan haar te doen toekomen.

overwegingen hof

3.8 Het hof ziet in de door klaagster aangevoerde gronden geen schending van fundamentele rechtsbeginselen in de procedure van de raad bij de totstandkoming van de voorzittersbeslissing en de verzetsbeslissing inzake 22-575/AL/GLD.

​​​​​​​3.9 De grond dat de raad geen inhoudelijk oordeel zou hebben gegeven over alle door klaagster geuite verwijten raakt aan de motivering van de beslissing. Het is vaste rechtspraak dat klachten betreffende de motivering van de beslissing leveren geen grond voor doorbreking van een appelverbod (HR 23 juni 1995, NJ 1995/661 en HvD 28 augustus 2017, ECLI:NL:TAHVD:2017:172).

​​​​​​​3.10 De verwijten van klaagster aan het adres van de voorzitter van de raad doen niet ter zake in deze procedure. De genoemde voorzitter is immers niet betrokken geweest bij de voorzittersbeslissing, noch bij de beslissing van de raad op het verzet inzake 22-575/AL/GLD. Derhalve kan hieruit geen schending van een fundamenteel rechtsbeginsel volgen in de procedure rondom de totstandkoming van deze twee beslissingen. Dit geldt in gelijke zin voor de derde grond van klaagster: de vernietiging door het hof van beslissingen van de raad waarin de maatregel van waarschuwing is opgelegd. Dat betreft andere zaken dan de onderhavige.

​​​​​​​3.11 Ten slotte geldt voor de laatste grond dat de raad niet verplicht is tot het maken van een proces-verbaal. Overigens heeft klaagster ook geen belang bij deze grond, nu naar aanleiding van dit beroep een proces-verbaal is opgemaakt door de raad dat zij alsnog kan opvragen bij de raad.

slotsom

​​​​​​​3.12 De slotsom is dat de aangevoerde gronden niet tot doorbreking van het appelverbod leiden. Klaagster kan dan ook niet in hoger beroep worden ontvangen.

4 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

​​​​​​​4.1 verklaart het beroep van klaagster niet-ontvankelijk.

Deze beslissing is gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. J.D. Streefkerk en R.N.E. Visser, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2023.

griffier voorzitter

De beslissing is verzonden op 25 september 2023 .