ECLI:NL:TAHVD:2023:162 Hof van Discipline 's Gravenhage 220215

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2023:162
Datum uitspraak: 15-09-2023
Datum publicatie: 20-09-2023
Zaaknummer(s): 220215
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Bekrachtiging beslissing raad. Klacht tegen advocaat wederpartij ongegrond.

Beslissing van 15 september 2023

in de zaak 220215

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

tegen:

verweerder

1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1 Het hof verwijst naar de beslissing van 18 juli 2022 van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de raad) in de zaak met nummer 21-919/AL/NN. De raad heeft de klacht in alle onderdelen ongegrond verklaard.

1.2 Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRARL:2022:173 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

2 DE PROCEDURE BIJ HET hoF

2.1 Het beroepschrift van klaagster tegen de beslissing van de raad is op 3 augustus 2022 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2 Verder bevat het dossier van het hof:

-    de stukken van de raad;

-    het verweerschrift van verweerder;

-    de reactie van klaagster van 26 juni 2023 op het verweerschrift.

  ​​​​​​​2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 7 juli 2023. Daar zijn M. namens klaagster en verweerder verschenen. Partijen hebben hun standpunt toegelicht.

3 FEITEN

​​​​​​​3.1 In de beslissing van de raad zijn onder randnummer 2 de feiten vastgesteld. Er is in hoger beroep geen aanleiding deze feitenvaststelling te wijzigen. De door de raad vastgestelde feiten vormen dus ook in hoger beroep het uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht.

​​​​​​​3.2 Kort weergegeven betreft de zaak de import van barbecuestandaarden door de cliënte van verweerder (“de cliënte”). Daarbij was in geschil of de leverancier van de cliënte deze barbecuestandaard al eerder op de Europese markt had gebracht dan het moment waarop klaagster een ontwerp daarvan als gemeenschapsmodel had laten registreren. Om dat aan te tonen stuurde de leverancier de cliënte een pakbon van een eerdere levering aan een klant in Finland. Op verzoek van verweerder heeft zijn cliënte de leverancier gevraagd om beeldmateriaal. De leverancier heeft de pakbon daarop voorzien van een foto en haar bedrijfsstempel en dat document aan de cliënte gezonden. Deze ‘updated packing list’ is door verweerder namens de cliënte in een civiele procedure ingebracht.

​​​​​​​3.3 De rechtbank Midden-Nederland heeft bij vonnis van 9 mei 2018 onder meer overwogen dat de ‘updated packing list’ op verzoek van de cliënte is aangepast, dat zij daarvan melding had moeten maken en dat de foto die daaraan is toegevoegd niet de barbecuestandaard weergeeft die aan de klant in Finland is geleverd. Dat de leverancier een onjuiste foto had toegevoegd, kwam voor rekening en risico van de cliënte van verweerder.

​​​​​​​3.4 In een tweede procedure tussen partijen heeft de rechtbank Den Haag op 10 juni 2020 vonnis gewezen. De rechtbank overwoog onder meer:

De rechtbank begrijpt uit wat [de cliënte] heeft aangevoerd (…) dat zij stelt dat van kwade trouw geen sprake is. Daarin kan zij worden gevolgd. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat [de cliënte] van [de leverancier] informatie heeft gekregen die niet strookt met de aanspraken van [klaagster], terwijl niet kan worden aangenomen dat [de cliënte] zich bewust was van de (onjuiste) inhoud van die informatie. Gezien haar e-mails heeft [de cliënte] (…) weliswaar (herhaaldelijk) aangedrongen op het verstrekken van stukken die de aanspraken van [klaagster] zouden kunnen ontkrachten, maar daarmee is nog niet gezegd dat zij (zoals [klaagster] vermoedt) de hand heeft gehad in de inhoud daarvan.”

4 KLACHT

4.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover in hogere beroep nog van belang, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende.


Klachtonderdeel a)

Verweerder heeft zich van de ‘updated packing list’ bediend, zonder dat verweerder aan klaagster mededeling heeft gedaan van de omstandigheid dat er geen sprake was van een authentiek stuk. Verweerder heeft de ‘updated packing list’ gepresenteerd als een origineel stuk terwijl hij wist of in ieder geval behoorde te weten dat hiervan geen sprake was.

(…)   

5 BEOORDELING

omvang hoger beroep           

​​​​​​​5.1 Het hoger beroep van klaagster is uitsluitend gericht tegen de beslissing van de raad op klachtonderdeel a). De overige klachtonderdelen zijn in hoger beroep daarom niet meer aan de orde.

beoordeling van klachtonderdeel a)

​​​​​​​5.2 De raad heeft overwogen dat de ‘updated packing list’ weliswaar een aangepaste versie is van de eerste pakbon, maar dat dat niet betekent dat die ‘updated packing list’ om die reden geen authentiek stuk betreft. Bovendien is niet gebleken dat de eerste pakbon op verzoek van verweerder op deze wijze is aangepast, nu verweerder zijn cliënte slechts heeft geadviseerd om te vragen of er beeldmateriaal van de barbecuestandaard was. De raad is  ̶  overeenkomstig het vonnis van de rechtbank Den Haag  ̶  van oordeel dat niet is gebleken dat verweerder (of zijn cliënte) wist of behoorde te weten dat de aangeleverde foto’s onjuist waren. Het was wellicht zorgvuldiger geweest als verweerder zowel de eerste pakbon als de ‘updated packing list’ in de procedure had gebracht, maar verweerder heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door alleen de tweede pakbon te gebruiken.

​​​​​​​5.3 Het hof ziet op basis van het onderzoek in hoger beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling van de klacht te komen dan die van de raad. Het hof sluit zich aan bij de beoordeling van de raad en neemt die over. Daar voegt het hof nog aan toe dat verweerder niet verantwoordelijk is voor de wijze waarop de leverancier heeft gemeend het gevraagde beeldmateriaal te moeten aanleveren. Anders dan klaagster kennelijk meent, is het hof van oordeel dat bij de beoordeling van het document in de civiele procedures van wezenlijk belang is geweest dat sprake was van een onjuiste foto. De rechtbank Den Haag (zie geciteerde overweging in 3.4) is uitgegaan van de goede trouw van de cliënte van verweerder en heeft aangenomen dat zij zich van die onjuiste informatie (foto) niet bewust was. Het hof heeft geen reden om met betrekking tot verweerder anders te oordelen.

​​​​​​​5.4 Het hof verwerpt de beroepsgronden van klaagster en zal de beoordeling van de raad bekrachtigen.

6 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van 18 juli 2022 van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden in de zaak met nummer 21-919/AL/NN.

Deze beslissing is gewezen door mr. E.W. de Groot, voorzitter, mrs. T.E. van der Spoel en

F.C. van der Jagt, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 september 2023 .

griffier                                                                                                       voorzitter             

De beslissing is verzonden op 15 september 2023 .