ECLI:NL:TAHVD:2023:143 Hof van Discipline 's Gravenhage 220152

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2023:143
Datum uitspraak: 28-08-2023
Datum publicatie: 05-09-2023
Zaaknummer(s): 220152
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Klacht over eigen advocaat. Verweerder heeft gecommuniceerd aan het postadres van klager zoals afgesproken. De stukken zijn niet aangekomen volgens klager. Het hof bekrachtigt het oordeel van de raad dat klager hierin ook een eigen verantwoordelijkheid heeft en verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door op eigen initiatief over te gaan op digitale communicatie. Klacht ongegrond. Bekrachtiging (verkort).

Beslissing van 28 augustus 2023

in de zaak 220152

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

gemachtigde: mr. T. Catak

tegen:

verweerder

1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1 Het hof verwijst naar de beslissing van 2 mei 2022 van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Den Haag (zaaknummer: 22-053/DH/RO). In deze beslissing is de klacht van klager ongegrond verklaard.

1.2 Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRSGR:2022:62 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF 

2.1 Het hoger beroepschrift van 30 mei 2023 tegen de beslissing is op diezelfde datum ontvangen door de griffie van het hof.

2.2 Verder bevat het dossier van het hof:

  • de stukken van de raad;
  • het verweerschrift van verweerder;
  • de e-mail met bijlagen d.d. 19 juni 2023 van de gemachtigde van klager;
  • de e-mail met bijlage d.d. 22 juni 2023 van verweerder.

  ​​​​​​​2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 3 juli 2023. Daar zijn klager, met zijn gemachtigde, en verweerder verschenen. De gemachtigde heeft het standpunt van klager toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen, die ook onderdeel uitmaken van het dossier van het hof.

3 FEITEN

​​​​​​​3.1 In de beslissing van de raad zijn de feiten vastgesteld. Er is in hoger beroep geen aanleiding deze feitenvaststelling te wijzigen. De door de raad vastgestelde feiten vormen dus ook in hoger beroep het uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht.

4 KLACHT

​​​​​​​4.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:

a)  Verweerder heeft zonder toestemming van klager een toevoeging aangevraagd, terwijl hij ook een bedrag van € 1.000,- in contanten van klager heeft ontvangen voor de uit te voeren werkzaamheden.

b) Verweerder is gebrekkig geweest in zijn communicatie naar klager toe, waarbij hij zijn informatieplicht jegens klager heeft geschonden en zonder instemming van klager werkzaamheden heeft verricht.

c)  Verweerder heeft vertrouwelijke informatie met derden gedeeld.

5 BEOORDELING

​​​​​​5.1 Het hof ziet op basis van het onderzoek in hoger beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling van de klacht te komen dan de raad. Het hof sluit zich aan bij de beslissing van de raad en neemt die over. Voor zover klager nog heeft aangevoerd dat het op de weg van verweerder lag contact te zoeken per e-mail, toen er geen reactie kwam op de door hem aan klagers postadres gezonden stukken, overweegt het hof nog als volgt. In de regel kan een advocaat volstaan met verzending van stukken aan een postadres. Als een cliënt daarnaast verzoekt om de stukken van zijn advocaat (ook) per e-mail te ontvangen, ligt het op de weg van de advocaat deze afspraak schriftelijk te bevestigen en op te volgen. In deze zaak meent klager echter dat verweerder op eigen initiatief had moeten overschakelen van communicatie per post naar communicatie per e-mail. Het hof volgt dit standpunt niet. Als klager niet meer per post wenste te corresponderen, lag het op zijn weg dit aan te geven en verweerder te verzoeken om voortaan te communiceren per e-mail. Het hof verwerpt het hoger beroep van klager en zal de beslissing van de raad bekrachtigen.

6 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

​​​​​​​6.1 bekrachtigt de beslissing van 2 mei 2022 van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, gewezen onder nummer 22-053/DH/RO.

Deze beslissing is gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. V. Wolting, A.J. Louter, R.H. Broekhuijsen en G.C. Endedijk , leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2023.

griffier                                                                                                       voorzitter             

De beslissing is verzonden op 28 augustus 2023 .