ECLI:NL:TAHVD:2023:129 Hof van Discipline 's Gravenhage 230217

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2023:129
Datum uitspraak: 04-08-2023
Datum publicatie: 07-08-2023
Zaaknummer(s): 230217
Onderwerp: Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat
Beslissingen: Beklag
Inhoudsindicatie: Beklag op grond van artikel 13 ongegrond.

Beslissing van 4 augustus 2023

in de zaak 230217

naar aanleiding van het beklag van:

klager

tegen:

de deken

1 DE BEKLAGPROCEDURE 

1.1 Klager heeft op 31 juli 2023 bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen in de beslissing van 1 augustus 2023. Klager heeft op 2 augustus 2023 beklag tegen de beslissing van de deken ingediend bij het Hof van Discipline (hierna: het hof).

1.2 Het dossier bevat:

  • het beklag, met bijlagen, waaronder de beslissing van de deken;
  • het verweer van de deken, met bijlagen;
  • de reactie van klager op het verweer van de deken, met bijlagen (repliek);
  • de afsluitende reactie van de deken (dupliek).

1.3 Op 4 augustus 2023 heeft klager nog gereageerd op de dupliek in een mail met 22 bijlagen. Deze reactie en de bijlagen daarbij maken overeenkomstig artikel 10.7 van het procesreglement van het hof geen deel uit van het dossier. Het hof heeft deze stukken niet meegenomen in de beoordeling.

1.4 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.

2 FEITEN

Het hof stelt de volgende feiten vast.

2.1 Klager is verwikkeld in een geschil over een overeenkomst strekkend tot het gebruik van zijn appartement in Nederland. De wederpartij in dat geschil is de Ierse familie R (moeder en dochter).

2.2 Op 20 januari 2023 heeft klager een ‘Notice of Arbitration’ ingediend met de mededeling dat de wederpartij voor 23 januari 2023 12.00 uur kon mededelen of zij de claim van klager betwist.

2.3 Op 24 januari 2023 heeft een arbiter een arbitraal (tussen)vonnis gewezen. Op 22 februari 2023 heeft de arbiter een eindvonnis (“Final award/judgement) gewezen. Uit het vonnis blijkt dat de wederpartij niet is verschenen.  Verder blijkt daaruit dat aan klager en ten laste van de familie R een bedrag aan schadevergoeding is toegekend van ruim € 633.000,- in verband met het gebruik van het appartement gedurende enkele maanden. Onder het vonnis staat de naam van de arbiter en staat vermeld dat de uitspraak is gedaan in Amsterdam, “for and on behalf of the Tribunal”. Dat tribunaal wordt in de beslissing niet nader gespecificeerd. Behalve een kopie van het integrale vonnis van 22 februari 2023 bevat het dossier een foto van wat volgens klager de laatste pagina van het vonnis is. Op de laatste pagina staat het volgende;

“I confirm that [naam arbiter] has personally signed this document.

This certificate does not in any manner confirm the content of the document.

Oulu, Finland (…)”

De verklaring is voorzien van een stempel van “The Digital and Population Data Services Agency” en is ondertekend door Laura Mattila die volgens de naamstempel notaris (“Notary Public”) in Finland is.

2.4 Op 22 mei 2023 heeft de familie R klager gedagvaard voor het gerechtshof te Amsterdam. De familie R vordert daarin de vernietiging van de arbitrale vonnissen van 24 januari en 22 februari 2023.

​​​​​​​2.5 Klager is vervolgens op zoek gegaan naar een advocaat om hem bij te staan in de procedure tegen de familie R.

​​​​​​​2.6 Op 26 mei 2023 heeft mr. H. van L. Advocaten klager laten weten dat hij zich onder voorwaarde van betaling van een voorschot zal stellen in de procedure tegen de familie R. Hij heeft verder het voorbehoud gemaakt dat hij zich aan de zaak zal onttrekken, als zijn inschatting is dat de zaak geen kans van slagen heeft.

​​​​​​​2.7 Op 31 mei 2023 heeft mr. F. van L. Advocaten klager laten weten dat zich een advocaat heeft gesteld en dat het gerechtshof een termijn zal stellen voor een nadere reactie.

​​​​​​​2.8 Op 2 juni 2023 heeft mr. F. klager geadviseerd over de zaak. Mr. F. heeft het volgende aan klager geschreven:

“(…) First, I have established that the award rendered is very likely to be set aside for inter alia the following reasons (in summary):

• it is at least doubtful that the relevant clause 12.3 of the July agreement is valid;

• the unilateral appointment of a single arbiter is unacceptable;

• it can not be ascertained what is the identity of the arbiter is and thus whether the signing of the award qualifies as valid;

• and most important: awarding highly excessive penalties is deemed to be considered to breach public order and public morals.

Second, there is serious cause to doubt the authenticity of the arbitral award. The most important but not only reason for this is the mere fact that I can not establish the identity of the arbiter (…). There is not a single lead to be found on the internet referring to a legal expert under this name. At his/her address in (…) resides a person under the of (…). She has explained to one of my colleagues not to be familiar with any one by the name [naam arbiter].

As every other Dutch attorney, I shall not put forward or defend any case that I do not in conscience to believe to be just. In this light, I can not but inform you that our offices will not/no longer represent your interests. This means that I will step down as your attorney and will inform the court accordingly. I will refrain from doing so in the next two week in order for you to find a Dutch attorney that is willing and able to represent your interests. As soon as you have engaged the services of such an attorney, please provide me with his/her contact details. (…)”

​​​​​​​2.9 Op 20 juli 2023 heeft mr. M. van F. Advocaten klager (namens zijn afwezige collega mr. V.) over de zaak geadviseerd. Uit het gemotiveerde advies blijkt dat mr. M. verwacht dat het gerechtshof de arbitrale vonnissen zal vernietigen omdat deze in strijd zijn met de openbare orde. Volgens hem bestaan, zakelijk weergegeven, twijfels over de geldigheid van de arbitrage overeenkomst, het toepasselijke recht, de persoon van de arbiter en de motivering van de vonnissen. Mr. M. laat klager weten dat hij geen realistische mogelijkheid ziet om resultaat te behalen in de zaak. Hij acht het niet doelmatig om verweer te voeren. Hij ontraadt het klager om verweer te voeren; het zal leiden tot aanzienlijke kosten terwijl voorzienbaar is dat het gerechtshof de vonnissen zal vernietigen. Mr. M. doet tot slot nog enkele suggesties aan klager over wat hij wel kan doen.

3 DE BESLISSING VAN DE DEKEN

​​​​​​​3.1 De deken heeft aan de beslissing om aan klager geen advocaat toe te wijzen ten grondslag gelegd dat de zaak “nagenoeg kansloos en zelfs risicovol” is. De deken voegt daaraan toe dat niet is gebleken dat klager in staat zal zijn een aangewezen advocaat te kunnen betalen.

4 BEOORDELING

Beklag

​​​​​​​4.1 Klager stelt dat het feitenrelaas dat de deken in de beslissing van 31 juli 2023 heeft weergegeven onjuist is. Daarin staat dat klager een woning aan de tegenpartij heeft verhuurd voor € 1.700,- per maand. Volgens klager gaat het in werkelijkheid niet om huur en ook niet om dat bedrag. Verder legt de deken ten onrechte aan de beslissing ten grondslag dat klager in de procedure waarvoor hij bijstand van een advocaat wenst geen kans van slagen heeft. Klager heeft naar jurisprudentie verwezen waaruit hij opmaakt dat arbitrale vonnissen, ondanks hoge toegekende schadebedragen, in stand kunnen/zullen blijven. De deken heeft verder miskend dat bijstand van een advocaat nodig is in de procedure.

​​​​​​​4.2 Klager verzoekt het hof tot slot om naar het gerechtshof Amsterdam te schrijven over deze beklagzaak, zodat de door het gerechtshof aan klager gestelde termijn kan worden verlengd.

Verweer deken

​​​​​​​4.3 De deken heeft aangevoerd dat de beslissing is gegrond op de adviezen van mrs. M. en F., maar ook op bestudering van het dossier door de deken zelf. De deken is op basis van het arbitrale vonnis van 22 februari 2023 en de dagvaarding van de familie R ook zelf tot de slotsom gekomen dat het vonnis in strijd is met de openbare orde.

​​​​​​​4.4 Volgens de deken geeft het beklag van klager geen gronden om tot een andere dan een afwijzende beslissing te komen.

Re- en dupliek

​​​​​​​4.5 Klager heeft in zijn repliek gemotiveerd uiteengezet dat, zakelijk weergegeven, de procesadviezen van mrs. M. en F. ondeugdelijk zijn.

​​​​​​​4.6 De deken heeft in haar dupliek aangevoegd dat, zakelijk weergegeven, dat wat klager bij repliek heeft aangevoerd en de stukken die bij repliek zijn ingediend niet leiden tot een ander oordeel.

​​​​​​​4.7 De stellingen van partijen worden hierna, voor zover van belang, nader besproken.

Toetsingskader

​​​​​​​4.8 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent, of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.

Beoordeling

​​​​​​​4.9 Met de zelfstandige vaststelling van de feiten door het hof heeft klager geen belang meer bijzijn bezwaren tegen de feitenvaststelling door de deken.

​​​​​​​4.10 Het hof is van oordeel dat de deken het verzoek van klager op terechte gronden heeft afgewezen. Het hof komt net als mrs. M., F. en de deken op basis van de hiervoor weergegeven feiten tot het oordeel dat het arbitrale vonnissen zodanig veel vragen oproepen dat de kans zeer groot is dat het gerechtshof de arbitrale vonnissen zal vernietigen. De deken heeft op juiste gronden mogen aannemen dat het voeren van verweer tegen de vordering van familie R weinig kansrijk is. Het gaat namelijk om een in Nederland bij verstek gewezen vonnis van een eenzijdig door klager aangewezen arbiter. Tussen het indienen van de eerste Notice of Arbitration en het eerste arbitraal vonnis zijn slechts vier dagen verstreken. Aan klager is een op het eerste gezicht buitensporig hoge schadevergoeding toegewezen, in aanmerking genomen dat het geschil slechts gaat over het voortijdig eindigen van gebruik van een appartement op basis van een “Tempory tenancy agreement for residential accomodation”.

​​​​​​​4.11 Het stuk dat klager bij repliek heeft ingediend, de hiervoor in 2.3 bedoelde foto, brengt het hof niet tot een andere overtuiging. Het stuk roept alleen maar meer vragen op. Het is immers slecht te begrijpen waarom het vonnis is voorzien van een stempel van een Finse notaris, terwijl het in Amsterdam zou zijn gewezen.

​​​​​​​4.12 Omdat de deken gegronde redenen had om het verzoek van klager af te wijzen zal het hof het beklag dan ook ongegrond verklaren.

5 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van 1 augustus 2023 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam ongegrond.

Deze beslissing is gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. J.D. Streefkerk en L.H. Rammeloo, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. Tijs, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 augustus 2023 .

griffier                                                                                                       voorzitter

De beslissing is verzonden op 4 augustus 2023.