ECLI:NL:TAHVD:2023:123 Hof van Discipline 's Gravenhage 230057

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2023:123
Datum uitspraak: 14-07-2023
Datum publicatie: 31-07-2023
Zaaknummer(s): 230057
Onderwerp: Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat
Beslissingen: Beklag
Inhoudsindicatie: Beklag ongegrond.

Beslissing van 14 juli 2023

in de zaak 230057

naar aanleiding van het beklag van:

klager

tegen:

de deken

1 HET BEKLAG

1.1 Klager heeft op 5 juni 2022 bij de deken van de Orde van Advocaten in Den Haag een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken in Den Haag heeft het verzoek doorgestuurd naar de deken in Midden-Nederland. De deken heeft dit verzoek afgewezen bij beslissing van 24 januari 2023. Klager heeft vervolgens op 16 februari 2023 een beklag tegen de afwijzende beslissing van de deken ingediend bij het Hof van Discipline (hierna: het hof).

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1 Het beklag is op 16 februari 2023 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2 Verder bevat het dossier de reactie van de deken van 28 april 2023, met bijlagen.

2.3 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier. 

3 FEITEN

3.1 Het hof gaat uit van de volgende feiten.

3.2 Op 5 juni 2022 heeft klager aan de deken van de Orde Den Haag verzocht tot aanwijzing van een advocaat teneinde zijn (voormalige) advocaat aansprakelijk te stellen voor een vermeende beroepsfout.

3.3 Op 14 juli 2022 is het verzoek van klager doorgezet naar de orde Midden-Nederland omdat de deken aldaar bevoegd is om te oordelen over het verzoek.

​​​​​​​3.4 Op 3 augustus 2022 heeft de stafjurist van de deken klager geïnformeerd over de voorwaarden om in aanmerking te komen voor aanwijzing van een advocaat. Klager is toen verzocht om zijn verzoek nader toe te lichten en de door de deken gestelde vragen te beantwoorden. Ook is klager verzocht een lijst van advocaten te overleggen die binnen het rechtsgebied aansprakelijkheidsrecht/burgerlijk recht werkzaam zijn en door hem zijn benaderd.

​​​​​​​3.5 Op 7 augustus 2022, respectievelijk 9 augustus 2022 heeft klager nadere stukken ingediend en aanvullende informatie verstrekt.

3.6 ​​​​​​​​​​​​​​Op 16 augustus 2022 heeft de stafjurist klager opnieuw om nadere informatie verzocht en klager gevraagd om antwoord te geven op de bij e-mail van 3 augustus 2022 gestelde vragen.  

​​​​​​​3.7 Op 17 augustus 2022 heeft klager een aantal screenshots overgelegd van een viertal door hem benaderde advocaten(kantoren) op 19 mei 2022.

​​​​​​​3.8 Op 7 oktober 2022 heeft de stafjurist per e-mail klager opnieuw verzocht om informatie, waaronder een (nieuwe) lijst van de door klager benaderde advocaten werkzaam op het gebied van aansprakelijkheidsrecht/burgerlijk recht, nu de advocaten op de eerder toegezonden lijst allen werkzaam zijn op het gebied van arbeidsrecht en/of personen- en familierecht.

​​​​​​​3.9 In de periode van 12 oktober 2022 en 15 november 2022 heeft klager weliswaar schriftelijk gereageerd, maar geen antwoord gegeven op de e-mail van 7 oktober 2022 (en geen lijst verstrekt).  

​​​​​​​3.10 Op 24 januari 2023 heeft de deken het verzoek van klager tot aanwijzing van een advocaat afgewezen. De deken heeft haar afwijzing als volgt gemotiveerd:

“[..] U hebt weliswaar een aantal advocaten benaderd, maar deze advocaten zijn allen werkzaam op het gebied van personen- en familierecht. Per e-mail van 3 augustus 2022, en herhaald in de e-mails van 8 en 16 augustus 2022 en 7 oktober 2022, heeft mr. H. u verzocht om actief advocaten te benaderen die werkzaam zijn op het gebied van het aansprakelijkheidsrecht/burgerlijk recht. Gesteld noch gebleken is dat u (actief) een aantal advocaten hebt benaderd. U hebt derhalve niet of niet voldoende onderbouwd dat u zich hebt ingespannen een advocaat voor uw zaak te vinden. Ik verwijs naar de vaste rechtspraak van het Hof van Discipline [..]. Derhalve heeft u niet aan deze voorwaarde voldaan.

[..]

Ondanks herhaalde verzoeken van mr. H. hebt u geen nadere, relevante informatie verstrekt ter onderbouwing van uw verzoek en hebt u de door hem gestelde vragen omtrent de (onderbouwing van de) rechtsgrond en de (hoogte van de) schadeposten in verband met het aansprakelijk stellen van uw (voormalige) advocaat, niet of niet afdoende beantwoord.

[..]

Hierdoor ontbreekt inzicht ter zake (de haalbaarheid van) een procedure die u wenst te beginnen en ter zake welke rechter bevoegd is om van uw vordering kennis te nemen [..].

Ook anderszins zijn mij geen feiten of omstandigheden gebleken, noch door u gesteld, die nopen tot een andere beslissing.”

​​​​​​​3.11 Op 21 februari 2023 heeft klager een klacht ingediend tegen zijn (voormalige) advocaat.

4 BEOORDELING

Beklag

​​​​​​​4.1 Klager heeft in zijn beklag – kort weergegeven - het volgende aangevoerd.

​​​​​​​4.2 Klager schrijft in zijn beklag dat hij twee verzoeken had ingediend bij de deken voor het toekennen van een advocaat (één voor een zaak tegen zijn voormalige advocaat en één voor afronding van de echtscheidingsprocedure) en dat beide verzoeken zijn afgewezen. Verder voert klager aan dat zijn voormalige advocaat gespecialiseerd was in familierecht en hij om die reden advocaten heeft benaderd die ook daarin gespecialiseerd zijn. Daarnaast heeft hij ook advocaten benaderd die gespecialiseerd zijn in publiekrecht en arbeidsrecht. Anders dan de deken is klager van mening dat hij voldoende advocaten heeft benaderd.

Klager ziet bovendien niet in waarom hij in de onderliggende zaak gehouden is aan te tonen welke gronden en/of juridische onderbouwing aan zijn verzoek ten grondslag ligt en de omvang van de door hem geleden schade. Hij geeft daarbij ook aan dat hij niet in staat is om zijn financiële nadeel te berekenen.

Verweer deken

​​​​​​​4.3 De deken verweert zich als volgt.

​​​​​​​4.4 De deken betwist dat klager twee verzoeken heeft ingediend tot aanwijzing van een advocaat. Klager heeft alleen op 5 juni 2022 een verzoek gedaan, waarvan thans beklag. In de e-mails van de stafjurist van (onder meer) 3 augustus 2022 en 8 augustus 2022 is klager erop gewezen dat bij de deken niet (ambtshalve) bekend is dat klager een (eerdere) klacht heeft ingediend. Klager heeft ondanks het verzoek daartoe geen stukken aan de deken overgelegd waaruit een eventuele (eerdere) klacht zou blijken.

​​​​​​​4.5 Verder heeft de deken in haar verweerschrift toegelicht dat klager meerdere malen is verzocht advocaten te benaderen met als specialisatie aansprakelijkheidsrecht/burgerlijk recht. De door klager benaderde advocaten blijken echter gespecialiseerd te zijn in personen- en familierecht. Klager heeft naar het oordeel van de deken derhalve niet aan het verzoek van de deken voldaan.

​​​​​​​4.6 Klager is verzocht om aan de hand van stukken de aansprakelijkheid en de schadeposten te onderbouwen, teneinde de deken inzicht te verschaffen in de onderliggende zaak. Ook aan dit verzoek heeft klager volgens de deken niet voldaan.  

Toetsingskader

​​​​​​​4.7 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen.

​​​​​​​4.8 Uit jurisprudentie van het hof volgt dat sprake is van een gegronde reden als een klager, ondanks verzoeken daartoe, onvoldoende inzicht heeft verschaft in de zaak waarvoor bijstand van een advocaat is gewenst (HvD 16 november 2015, ECLI:NL:TAHVD:2015:292 en HvD 25 september 2017,ECLI:NL:TAHVD:2017:181). Het ligt op de weg van een verzoeker om de deken in staat te stellen een verzoek ex artikel 13 Advocatenwet ten gronde te beoordelen. Voorts is sprake van een gegronde reden indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent, of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.

Oordeel van het hof

​​​​​​​4.9 Het hof is op basis van de stukken van oordeel dat de deken zich terecht op het standpunt kan stellen dat er in dit geval gegronde redenen aanwezig zijn om geen advocaat toe te wijzen en wel op grond van het volgende.

​​​​​​​4.10 De stafjurist van de deken Midden-Nederland heeft klager bij e-mail van 3 augustus 2022 uitgelegd aan welke voorwaarden een verzoek op grond van artikel 13 advocatenwet dient te voldoen. Zo is klager erop gewezen dat het – onder andere – moet gaan om een kwestie waarbij bijstand/vertegenwoordiging door een advocaat verplicht is en de zaak een redelijke kans van slagen moet hebben (klager moet met andere woorden voldoende belang hebben bij de zaak) en dat de rechtzoekende aannemelijk dient te maken niet in staat te zijn om zelf tijdig een advocaat bereid te vinden om hem bij te staan. Voor de beoordeling van het verzoek heeft de deken klager vragen gesteld en om (nadere) stukken verzocht.

​​​​​​​4.11 Op basis van de stukken, waaronder de e-mails van 16 augustus 2022 en 7 oktober 2022 heeft de stafjurist van de deken als gevolg van het uitblijven van de relevante informatie voor de boordeling van het verzoek, de voorwaarden nogmaals bij klager onder de aandacht gebracht en klager in de gelegenheid gesteld alsnog aan dit verzoek te voldoen. Met de deken is hof van oordeel dat klager (ook nadien) niet aan de gestelde voorwaarden heeft voldaan. Klager heeft onvoldoende inzicht verschaft in de zaak waarvoor bijstand van een advocaat is gewenst. Aldus ontbreekt het inzicht over de haalbaarheid van een procedure tegen de voormalige advocaat. Reeds op deze grond slaagt het beklag niet.  

4.12 Ten overvloede overweegt het hof nog als volgt. Uit de stukken leidt het hof af dat de stafjurist van de deken in verschillende e-mailberichten klager erop heeft gewezen dat hij minimaal vijf schriftelijke afwijzingen moet opsturen van door hem benaderde advocaten met een specialisatie in aansprakelijkheidsrecht/burgerlijk recht. Klager heeft dat niet gedaan, hetgeen hij ook bevestigt in zijn beklag van 16 februari 2023 omdat hij alleen advocaten op het gebied van personen- en familierecht heeft benaderd. Ook op grond hiervan is het hof van oordeel dat de deken gegronde redenen had om het verzoek tot aanwijzing van een advocaat af te wijzen.

4.13 Het beklag van klager dient derhalve ongegrond te worden verklaard.

5 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van 16 februari 2023 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland ongegrond.

Deze beslissing is gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. J.C.A.T. Frima en E.L. Pasma, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Bor, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2023 .

griffier                                                                                                       voorzitter

De beslissing is verzonden op 17 juli 2023.