ECLI:NL:TAHVD:2022:94 Hof van Discipline 's Gravenhage 210370

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2022:94
Datum uitspraak: 11-04-2022
Datum publicatie: 12-04-2022
Zaaknummer(s): 210370
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Appelverbod en wrakingsverzoek. ​Wrakingsverzoek: Het hof stelt vast dat het door verzoeker ingediende wrakingsverzoek geen verband houdt met de rechters die betrokken zijn bij de afdoening van het beroep, en evenmin met de inhoud van de in het beroep aan de orde zijnde zaak. Het wrakingsverzoek wordt daarom buiten behandeling gelaten.Het inhoudelijke beroep: De door klager aangevoerde gronden zien in essentie op de inhoudelijke beoordeling van de zaak en raken niet aan fundamentele rechtsbeginselen. Zijn klachten leveren naar vaste jurisprudentie geen grond op voor doorbreking van het appelverbod. Het buiten de verzettermijn toezenden van een verzetschrift met een datum binnen de verzettermijn doet niets af aan de eis van art. 46h lid 1 van de Advocatenwet dat tijdig verzet moet worden ingesteld. Het beroep van klager wordt niet-ontvankelijk verklaard.

BESLISSING

van 11 april 2022
in de zaak 210370

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1  Het hof verwijst naar de beslissing van 26 april 2021 van de voorzitter van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Arnhem-Leeuwarden (zaaknummer: 20-919/AL/NN). In deze beslissing is de klacht van klager kennelijk niet-ontvankelijk en kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRARL:2021:79 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

1.2 Klager heeft tegen deze beslissing verzet ingesteld. De raad heeft in een beslissing van 13 december 2021 het verzet van klager niet-ontvankelijk verklaard (hierna: de beslissing op verzet). De beslissing op verzet is onder ECLI:NL:TADRARL:2021:296 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.


2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1 Het hoger beroepschrift van klager tegen de beslissing op verzet is op 14 december 2021 (per mail) ontvangen door de griffie van het hof.

2.2 Verder bevat het dossier van het hof:
- een e-mail van de griffie van het hof van 14 december 2021 waarin klager wordt geattendeerd op het appelverbod;
- een e-mail van klager van 14 december 2021 met bijlagen;
- een e-mail van klager van 15 december 2021 met bijlagen;
- een e-mail van klager van 6 maart 2022 inhoudende een wrakingsverzoek.

2.3 De zaak is in raadkamer behandeld.

2.4 Nadat aan klager de samenstelling van de behandelend kamer en de uitspraakdatum is medegedeeld heeft hij het hiervoor genoemde wrakingsverzoek ingediend.


3 BEOORDELING

wrakingsverzoek
3.1 Alvorens in te gaan op de inhoudelijke beroepsgronden moet het hof beslissen op het door klager ingediende wrakingsverzoek. De beslissing van de behandelend kamer, tegen wie het wrakingsverzoek kennelijk is gericht, is dat het wrakingsverzoek buiten behandeling wordt gelaten. Het hof overweegt daartoe als volgt.

3.2 Het ingediende verzoek luidt:
“Herhaling WRAKING [klager] (CDA, PVAZ, PFAB) / Hof van Discipline, wegens het niet in acht nemen van de algemene rechtsbeginselen, belangenverstrengeling, obstructie van de rechtsgang ter ondersteuning van o.a. de criminele Haagse politici, ow de Haagse TOPCRIMINEEL Mark R., de NEP premier van een NEP parlement met in fig. zin een paardenhoofd in zijn bed (citaat NEP vrijheidsstrijder Wilders), Sander Dekker, aso-minister Grapperhaus, het 24-karaats nuttige potje (lees: vaasje) Ollongren, de bende van vijf (vijfde colonne, zie bijlagen) en hun vazallen (partners in crime), de criminele openbare bestuurders, ow criminele- en stalkende burgemeester Harm-Jan van Satan (CDA) en STIKSTOF-minister Van der Wal in de sloot (Volk Val Dood).
Gaarne op 7 maart’22 voor 9:00 uur de bevestiging van de Wraking of nog mooier de gegrondverklaring van de Wraking vernemend via [e-mailadres klager] om de gemeenteraadsverkiezingen op 7 maart’22 te laten annuleren door de Kiesraad, de Raad van State of de Hoge Raad der Nederlanden, inzake Nederlandse Watergate, Pinocciogate, Verkiezingsfraude in 2016-2022. Waarvoor AANTOONBAAR de Haagse TOPCRIMINEEL Mark R. de STIKSTOF-minister Van der Wal in de sloot (Volk Val Dood) heeft beloond met resp. 3 betere functies voor AANTOONBAAR een WASLIJST aan ambtsmisdrijven in vereniging gepleegd. Wo bedreiging, diefstal, chantage, fraude, intimidatie, knevelarij, gijzeling, majesteitsschennis in 2016, ontvoering, schending van de privacy, stalking, landverraad en staatsondermijning, en het uit eigen belang obstrueren van de rechtsgang om [klager] kalt te stellen, de PVAZ te boycotten en de verkiezingen van 2017-2022 te saboteren.”

3.3 Onder verwijzing naar de uitspraak van de Hoge Raad van 16 maart 2021 (ECLI:NL:HR:2021:370), alsmede de conclusie van Advocaat-Generaal Aben in die zaak (ECLI:NL:PHR:2020:805), overweegt de behandelend kamer dat zich tijdens de behandeling van zaken uitzonderlijke gevallen kunnen voordoen waarin, onder meer als gevolg van evident niet als wrakingsverzoek in de zin van artikel 512 en 513 Sv aan te merken verzoeken, de rechter de bevoegdheid heeft te bepalen dat zo’n (wrakings)verzoek niet in behandeling wordt genomen. De belangen van een goede procesorde – die mede strekken tot bescherming van de belangen van andere procesdeelnemers, zoals de beklaagde advocaat – en van een goede en tijdige rechtspleging, prevaleren in een dergelijk geval boven het algemene uitgangspunt dat een gewraakte rechter geen recht mag spreken in zijn eigen zaak, maar dat een dergelijk verzoek behoort te worden behandeld door een wrakingskamer.

3.4 Het hof is zich terdege bewust van het uitgangspunt dat de zittingsrechter met terughoudendheid toepassing geeft aan de bevoegdheid een (wrakings)verzoek niet in behandeling te nemen. In dit geval doet zich echter de in meergenoemde uitspraak van de Hoge Raad onder 2.7.3 beschreven situatie voor:
“Daarnaast kunnen zich gevallen voordoen waarin de zittingsrechter weliswaar wordt geconfronteerd met een verzoek, maar er redelijkerwijs geen twijfel kan bestaan dat dit verzoek geen wrakingsverzoek in de zin van artikel 512 Sv betreft, zodat het verzoek op die grond buiten behandeling door een wrakingskamer kan blijven. Zo een geval doet zich voor als een verzoek betrekking heeft op andere personen dan de rechter of de rechters die betrokken zijn bij de behandeling van de strafzaak. Dit geldt ook als in het verzoek, in strijd met artikel 513 lid 2 Sv, iedere motivering ontbreekt. Daarvan is slechts sprake als ondubbelzinnig kan worden vastgesteld dat in het verzoek geen enkel feit en geen enkele omstandigheid is vermeld waaruit kan volgen dat de rechterlijke onpartijdigheid van de desbetreffende zittingsrechter schade kan lijden of dat daarvoor een objectief gerechtvaardigde vrees bestaat.”

3.5 Het hof stelt vast dat het door verzoeker ingediende wrakingsverzoek geen verband houdt met de rechters die betrokken zijn bij de afdoening van het beroep, en evenmin met de inhoud van de in het beroep aan de orde zijnde zaak. Het wrakingsverzoek wordt daarom buiten behandeling gelaten.

het inhoudelijke beroep
3.6 Het inhoudelijke beroep van klager is gericht tegen de beslissing op het verzet.

maatstaf
3.7 In artikel 46j van de Advocatenwet, in verbinding gelezen met (lid 7 van) artikel 46h van de Advocatenwet, is bepaald dat geen beroep kan worden ingesteld tegen een beslissing van de raad waarbij het verzet tegen een voorzittersbeslissing niet-ontvankelijk of ongegrond is verklaard. Deze bepaling wordt ook wel het appelverbod genoemd. Er kan een uitzondering op deze regel worden gemaakt als de procedure bij de raad geen eerlijk proces is geweest. Daarvan is sprake als bij de behandeling van het verzet door de raad een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden. Dan kan het appelverbod worden doorbroken. Het hof zal onderzoeken of daarvan sprake is.

beroep klager
3.8 Het hof begrijpt uit de stellingen van klager dat hij van mening is dat sprake is geweest van schending van fundamentele rechtsbeginselen, omdat, zakelijk weergegeven:
a. de raad ‘opzettelijk de rechtsgang obstrueert door verweerder de handen boven het hoofd te houden’;
b. de raad vormfouten heeft gemaakt;
c. sprake is van ‘politieke karaktermoord’.
Klager vindt tegen deze achtergrond dat hij bij de raad geen eerlijk proces heeft gehad, dat de beslissing van de raad moet worden vernietigd en dat er een diepgaand strafrechtelijk onderzoek moet plaatsvinden.

overwegingen hof
3.9 De door klager aangevoerde gronden zien in essentie op de inhoudelijke beoordeling van de zaak en raken niet aan fundamentele rechtsbeginselen, zoals schending van hoor en wederhoor. Zijn klachten leveren naar vaste jurisprudentie geen grond op voor doorbreking van het appelverbod (vergelijk: HvD 28 augustus 2017, ECLI:NL:TAHVD:2017:168 en ECLI:NL:TAHVD:2017:169 en HR 23 juni 1995, NJ 1995/661). In de door klager gestelde feiten en omstandigheden ziet het hof geen aanleiding om voor klager daarop een uitzondering te maken. Het buiten de verzettermijn toezenden van een verzetschrift met een datum binnen de verzettermijn doet niets af aan de eis van art. 46h lid 1 van de Advocatenwet dat tijdig verzet moet worden ingesteld. Anders dan klager heeft aangevoerd, ziet het hof ook overigens niet dat de raad vormfouten heeft gemaakt en/of dat klager bij de raad geen eerlijk proces heeft gehad.

3.10  De slotsom is dat klager geen feiten of omstandigheden heeft aangedragen waaruit volgt dat hij bij de raad geen eerlijk proces heeft gehad. Het hof concludeert dan ook dat het appelverbod niet kan worden doorbroken. Het beroep van klager zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.

4 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

4.1 verklaart het beroep van klager tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 13 december 2021, gewezen onder nummer 20-919/AL/NN, niet-ontvankelijk.


Deze beslissing is gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. W.F. Boele en R.N.E. Visser, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2022.
                                                                                   
griffier  voorzitter


De beslissing is verzonden op 11 april 2022.