ECLI:NL:TAHVD:2022:93 Hof van Discipline 's Gravenhage 210319

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2022:93
Datum uitspraak: 11-04-2022
Datum publicatie: 12-04-2022
Zaaknummer(s): 210319
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Klacht over advocaat van de wederpartij. Klager verwijt verweerder, voor zover in hoger beroep nog van belang, dat hij de nieuwe adresgegevens van klager opgevraagd en verspreid heeft, terwijl hij wist dat klager domicilie aan het kantoor van zijn advocaat had gekozen. Anders dan de raad komt het hof tot het oordeel dat deze klacht ongegrond is. Vernietiging raadsbeslissing voor zover voormelde klacht en de daarmee verband houdende veroordeling van verweerder in het griffierecht betreffend.

BESLISSING
 
van 11 april 2022
in de zaak 210319

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

klager

1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1  Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (hierna: de raad) van 27 september 2021 en de herstelbeslissing van 4 oktober 2021 (beide met zaaknummer 21-231/A/NH). In deze beslissingen zijn de klachtonderdelen a) en c) ongegrond verklaard en is klachtonderdeel b) gegrond verklaard zonder oplegging van een maatregel. Verder is verweerder veroordeeld in de betaling van het griffierecht van klager.

1.2 Deze beslissingen zijn als ECLI:NL:TADRAMS:2021:239 en ECLI:NL:TADRAMS:2021:217 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.


2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1 Het beroepschrift van verweerder tegen de beslissing van 27 september 2021, met bijlagen, is op 26 oktober 2021 per e-mail en op 27 oktober 2021 per post ontvangen door de griffie van het hof.

2.2 Verder bevat het dossier van het hof:
- de stukken van de raad;
- het verweerschrift van klager, met bijlage.
 
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 14 februari 2022. Daar is klager verschenen. Verweerder had het hof vooraf, bij brief van 11 februari 2022, geïnformeerd dat hij de zitting niet fysiek kon bijwonen en heeft de zitting via een telefoonverbinding bijgewoond. Partijen hebben hun standpunt toegelicht waarbij de brief van 11 februari 2022 is aangemerkt als pleitnota van verweerder.

2.4 Verweerder komt in hoger beroep op tegen de gegrondverklaring van onderdeel b) van de klacht.

3 FEITEN

3.1 Voor zover in hoger beroep nog van belang, gaat het hof uit van de volgende feiten.

3.2 Klager heeft op 25 februari 2018 zijn buurman (hierna: de buurman) aangereden. Verweerder staat de buurman sinds medio maart 2018 bij in procedures over deze aanrijding. Tot medio maart 2018 werd de buurman door een andere advocaat bijgestaan.

3.3 Op 8 maart 2018 heeft deze voorganger van verweerder klager aansprakelijk gesteld voor alle door de buurman geleden en nog te lijden schade als gevolg van de aanrijding. Namens klager is iedere aansprakelijkheid afgewezen.

3.4 Bij e-mail van 14 maart 2018 heeft de advocaat van klager aan de voorganger van verweerder meegedeeld dat klager domicilie kiest op zijn kantoor.

3.5 Klager is bij onherroepelijk vonnis van 15 februari 2019 strafrechtelijk veroordeeld voor de hiervoor vermelde aanrijding. De meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Holland heeft bewezen verklaard - samengevat - dat klager op 25 februari 2018 aanmerkelijk onvoorzichtig als bestuurder van een personenauto vooruit een trottoir en/of oprit is opgereden, terwijl de buurman zich daar bevond waardoor klager met zijn personenauto tegen de buurman is aangereden zodat het aan zijn schuld te wijten is geweest dat de buurman zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken been, heeft bekomen.

3.6 Bij e-mail van 2 april 2019 heeft de advocaat van klager zich bij verweerder beklaagd over het gedrag van de buurman tegenover klager en diens ouders. Met name stelt hij dat de buurman klager en zijn ouders heeft opgezocht op de camping waar zij op dat moment, na de verkoop van hun huis, verbleven. Hij schrijft:

“Dat [de buurman] en zijn medestanders op de buurt de vlag uitsteken op het moment dat mijn cliënt zijn ouders hun huis verkocht hebben (…), is natuurlijk op het kinderachtige af maar dat [de buurman] mijn cliënt zijn ouders (bejaarde mensen!) inmiddels volgt tot op de camping begint behoorlijk intimiderend te worden.
(…)
[De buurman] beledig[t] mijn cliënt door hem uit te schelden waarvan inmiddels aangifte is gedaan.
Ik ga ervan uit dat u [de buurman] tot de orde kunt roepen en dat hij mijn cliënt en zijn ouders met rust laat. Mocht hij daartoe niet bereid zijn dan zal ik mijn cliënt en zijn ouders adviseren om een contactverbod te realiseren door middel van een kort geding. (…)”

Bij deze e-mail zijn beelden van beveiligingscamera’s gevoegd van 3 maart 2019 omstreeks 08:10 uur waarop de buurman zichtbaar is bij een hefboom van de toegang tot een camping. De beelden zijn voorzien van commentaar van klager, dat - voor zover relevant - als volgt luidt:

“[De buurman] liep rechtstreeks naar onze chalet. [De buurman] verborg zich achter de scheidingshaag en toen hij mijn moeder hoorde stak [hij] zijn hoofd omhoog en zei ‘o je zit hier’. Mijn moeder heeft direct 112 gebeld (08:11:??) echter de politie kon en ging niks doen. [De buurman] liep vervolgens direct het terrein af en begon te bellen.”

3.7 Op dit bericht heeft verweerder bij e-mail van 3 april 2019 als volgt gereageerd, voor zover van belang:

“1. Dat de buurt de vlag uitgestoken heeft na kennisname van verkoop van de woning van uw cliënten klopt op zich. Zij waren en zijn opgelucht en verheugd door het vertrek van uw cliënten na alles wat zij meegemaakt en doorstaan hebben met uw cliënten.
2. Van belediging door uitschelden is geen sprake.
3. Van het volgen van uw cliënten door mijn cliënt naar de genoemde camping is evenmin sprake (…) [De buurman] heeft vrienden op de camping die hij wilde bezoeken. Die bleken niet thuis en vervolgens heeft [de buurman] de camping weer verlaten.”

3.8 Bij brief van 20 mei 2019 heeft verweerder aan de advocaat van klager meegedeeld dat hij in verband met een door de buurman te starten deelgeschilprocedure over de civiele aansprakelijkheid voor de aanrijding graag verneemt of klager ook in die procedure woonplaats kiest aan het kantoor van zijn advocaat. Behoudens tegenbericht voor 21 mei 2019 om 16 uur, gaat verweerder uit van de woonplaats van klager, aldus deze brief.

3.9 In het verzoekschrift waarmee verweerder de deelgeschilprocedure tegen klager op 23 mei 2019 heeft ingeleid heeft hij het nieuwe privéadres van klager opgenomen. Verweerder had het privéadres begin mei 2019 desgevraagd ontvangen van de gemeente waar klager inmiddels woonde.

3.10  Bij beschikking van 22 augustus 2019 heeft de rechtbank Noord-Holland voor recht verklaard dat klager en zijn aansprakelijkheidsverzekeraar voor 85% hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door de buurman geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade als gevolg van de aanrijding.

3.11  Op 3 juli 2020 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.


4 KLACHT

4.1 De klacht houdt in, zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep nog van belang, dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) (…)
b) de nieuwe adresgegevens van klager heeft opgevraagd en verspreid, terwijl hij wist dat klager domicilie aan het kantoor van zijn advocaat had gekozen.
c) (…).

4.2 Klager heeft ter toelichting op klachtonderdeel b) gesteld dat hij zijn nieuwe woonadres geheim wilde houden vanwege aanhoudende stalking door de buurman. Doordat zijn nieuwe adres via het verzoekschrift bekend is geworden bij de buurman, zijn klager en zijn ouders opnieuw lastiggevallen door de buurman en personen uit zijn omgeving, zo stelt hij.


5 BEOORDELING

overwegingen raad

5.1 De raad heeft de gegrondverklaring van klachtonderdeel b) als volgt gemotiveerd. Uit de e-mails
van 21 en 22 augustus 2019 volgt dat verweerder de adresgegevens van klager heeft verkregen van de gemeente en wel al op 6 mei 2019. Door vervolgens in zijn brief van 20 mei 2019 (dus twee weken later) de advocaat van klager slechts één dag de tijd te gunnen om kenbaar te maken of klager woonplaats koos aan het kantoor van zijn advocaat en bij het uitblijven van een reactie de adresgegevens van klager te gebruiken in zijn verzoekschrift van 23 mei 2019, heeft verweerder de belangen van klager in de gegeven omstandigheden onnodig geschaad. Door deze handelwijze werden de adresgegevens van klager namelijk ook bij de buurman bekend, terwijl verweerder op de hoogte was van de buitengewoon slechte verstandhouding tussen klager en de buurman en - uit de e-mail van de advocaat van klager van 2 april 2019 - van de verwijten van klager dat de buurman hem intimideerde door hem op te zoeken op de camping rond 8:00 uur ‘s ochtends. De handelwijze van verweerder wordt niet gerechtvaardigd door de (door hem) gestelde haast om de deelgeschilprocedure aanhangig te maken. Niet valt in te zien waarom verweerder, indien hij eraan twijfelde of klager nog altijd domicilie koos aan het kantoor van zijn advocaat, niet eerder daarover navraag had kunnen doen, aldus - steeds - de raad.
 
beroepsgronden

5.2 Verweerder heeft in hoger beroep, samengevat, het volgende aangevoerd tegen dit oordeel. Hij wist niet dat klager bezwaar had tegen het bekend worden van zijn adres bij de buurman. Verweerder was er ook niet op bedacht. Klager heeft kennelijk niet gevraagd om geheimhouding van zijn adres bij de gemeente. Verweerder heeft slechts om praktische reden navraag gedaan naar eventuele woonplaatskeuze bij de advocaat van klager. Er is gekozen voor vermelding van het woonadres in het verzoekschrift omdat de omstandigheden gewijzigd waren ten opzichte van het tijdstip van de eerdere woonplaatskeuze. Klager en zijn verzekeraar werden inmiddels bijgestaan door een andere advocaat in de correspondentie. Die andere advocaat heeft de verzoekschriftprocedure overigens ook gevoerd namens klager. Door te kiezen voor het woonadres kon een beroep op een vormgebrek worden uitgesloten. Bovendien is betekening aan een vrijwillig gekozen woonplaats juridisch ook niet verplicht (HR 10 mei 1912, W9354).

verweer in beroep

5.3 Klager benadrukt in hoger beroep opnieuw dat hij al in maart 2018 domicilie had gekozen ten kantore van zijn advocaat. Het opvragen van het privéadres was dus onnodig en, gelet op de terreur van de buurman, zeer onwenselijk. De terreur door de buurman en personen uit zijn omgeving duurt thans voort, aldus klager.

beoordeling hof

5.4 Het gaat in deze zaak om een klacht over de advocaat van de wederpartij van klager. Het hof stelt voorop dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt. De advocaat mag bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onevenredig schaden zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Het optreden van verweerder dient aan de hand van deze maatstaf beoordeeld te worden.

5.5 Een procesinleiding zoals een verzoekschrift dient de woonplaats van de wederpartij te bevatten. Ingeval de wederpartij domicilie heeft gekozen op het kantoor van een advocaat, kan een advocaat het gekozen domicilie als woonplaats aanmerken. Hij is daartoe procesrechtelijk en ook gedragsrechtelijk echter niet verplicht. Hij is in beginsel vrij om, ondanks een gekozen domicilie, de werkelijke woonplaats van de wederpartij aan te houden. Die vrijheid houdt - gedragsrechtelijk - op waar de advocaat zich ervan bewust dient te zijn dat het belang van de wederpartij door die keuze onevenredig wordt geschaad zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.

5.6 In dit geval is relevant dat klager en zijn verzekeraar door hun afwijzing van iedere civiele aansprakelijkheid het op een civiele procedure hebben laten aankomen. Indien klager vervolgens niet had gewild dat de buurman via de procesinleiding zijn woonplaats te weten zou komen, had hij dat eenvoudig kunnen voorkomen. Hij had bijvoorbeeld bij zijn nieuwe gemeente zijn adres als geheim kunnen laten registreren of aan verweerder kunnen laten weten dat zijn nieuwe adres geheim diende te blijven voor de buurman. Van die mogelijkheden heeft klager geen gebruik gemaakt. Verweerder hoefde er ook niet van uit te gaan dat of rekening te houden met de mogelijkheid dat de domiciliekeuze in maart 2018 was gedaan om het privéadres af te schermen. Ten tijde van de domiciliekeuze woonden klager en de buurman immers nog gewoon naast elkaar. Van belang is verder dat niet is gebleken dat verweerder ten tijde van het indienen van het verzoekschrift rekening ermee diende te houden dat de buurman klager en zijn ouders zou gaan lastigvallen op hun nieuwe adres. Weliswaar had verweerder de brief van 2 april 2019 met bijlagen ontvangen, met een verwijt van stalking en van belediging aan het adres van de buurman (zie in 3.6, hiervoor); beide beschuldigingen werden door de buurman ontkend en niet is gebleken dat verweerder had moeten begrijpen dat die ontkenning tegen beter weten in was. Hierbij is van belang dat klager op dat moment al strafrechtelijk was veroordeeld voor de aanrijding van de buurman (alsmede voor het stompen van een andere buurman, die hem op de aanrijding aansprak) terwijl er voor verweerder geen objectieve gegevens waren die erop wezen dat de buurman dan wel personen uit diens omgeving klager en zijn ouders lastigvielen of lastig zouden gaan vallen.

5.7 Klager heeft op de zitting in hoger beroep toegelicht hoe zeer hij en zijn ouders last hebben ondervonden - en nog steeds ondervinden - van het feit dat hun nieuwe adres bij de buurman en bij personen uit zijn omgeving bekend is geworden. Dat is vervelend voor klager en zijn ouders, maar niet beslissend voor de vraag die hier beantwoord moet worden. Wel is beslissend of verweerder redelijkerwijs op deze vervelende gevolgen bedacht had moeten zijn. Daarvan is niet gebleken. 

5.8 Dat verweerder niet de domiciliekeuze van een jaar eerder heeft gevolgd, is te meer te begrijpen omdat de advocaat bij wie woonplaats was gekozen inmiddels in de correspondentie niet meer voor klager optrad. Naar verweerder onbestreden heeft gesteld, werden klager en zijn verzekeraar inmiddels in de correspondentie door een ander kantoor vertegenwoordigd. Dat kantoor heeft ook de procedure gevoerd namens klager en zijn verzekeraar. Bovendien heeft verweerder voor het indienen van het verzoekschrift ook nog bij de advocaat van de domiciliekeuze navraag gedaan of de domiciliekeuze ook gold voor de nieuwe procedure. Weliswaar was de gestelde termijn voor een reactie van een dag erg kort; niettemin werd klager hiermee wel een gelegenheid geboden om vermelding van zijn privéadres in het verzoekschrift te voorkomen.

5.9 Klager verwijt verweerder verder het ‘verspreiden’ van zijn adresgegevens. Niet is gebleken van een andere verspreiding door verweerder dan door verstrekking van het verzoekschrift aan zijn cliënt. Om de genoemde redenen had verweerder geen reden om daarvan af te zien.

5.10  De conclusie is dat het hoger beroep van verweerder slaagt. Klachtonderdeel b) is ongegrond. De in eerste aanleg uitgesproken veroordeling van verweerder in de proceskosten van klager kan daarmee ook niet in stand blijven.


6 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

6.1 vernietigt de beslissing van 27 september 2021 van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam alsook de herstelbeslissing van 4 oktober 2021, gewezen onder nummer 21-231/A/NH, voor zover klachtonderdeel b) daarin gegrond is verklaard en verweerder is veroordeeld tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;

en doet opnieuw recht:

6.2 verklaart klachtonderdeel b) ongegrond.


Deze beslissing is gewezen door  mr. A.M.J.G. van Amsterdam, voorzitter,  mrs. W.F. Boele, L.H. Rammeloo, A.P. Wessels en J.E. Soeharno, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J.M. Lauvenberg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2022.
 
 


griffier voorzitter            

De beslissing is verzonden op 11 april 2022.