ECLI:NL:TAHVD:2022:78 Hof van Discipline 's Gravenhage 210172 210323

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2022:78
Datum uitspraak: 04-04-2022
Datum publicatie: 05-04-2022
Zaaknummer(s):
  • 210172
  • 210323
Onderwerp: Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat
Beslissingen: Beklag
Inhoudsindicatie: art 13-beklag. Klager verzoekt een advocaat om een tweetal procedures voor hem te voeren. In één procedure wordt hij bijgestaan door een advocaat op betalende basis. Het hof heeft verweerder uitgelegd dat hij een toevoeging kan aanvragen als hij de advocaat niet betalen kan. In de andere procedure is door de deken eerder al het verzoek om aanwijzing afgewezen. Daartegen is toen geen beklag ingediend bij het hof, dus die beslissing is onherroepelijk. Nu klager geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd, is het beklag niet-ontvankelijk (ne bis in idem).

BESLISSING

van 4 april 2022
in de zaak 210172 en 210323
 
naar aanleiding van het beklag van:

 
klager
 
tegen:
 
mr. E.J. Henrichs
Deken van de Orde van Advocaten
in het arrondissement Amsterdam

de deken

1 HET VERZOEK VAN KLAGER EN HET BEKLAG

1.1 Klager heeft de deken gevraagd een advocaat aan te wijzen, die hem kan bijstaan in een procedure tegen de gemeente Den Helder en in een procedure tegen een advocaat, mr. L.

1.2 De deken heeft op 31 mei 2021 besloten geen advocaat aan te wijzen. Klager was het oneens met deze beslissing en heeft daartegen op 6 juni 2021 een beklag bij het hof ingediend. Dit dossier is bij het hof bekend onder zaaknummer 210172. Nadat het hof constateerde dat de deken niet op alle onderdelen van het verzoek van klager had beslist, heeft de deken het dossier van klager opnieuw bestudeerd en een beslissing gegeven.

1.3 De deken heeft op 22 oktober 2021 opnieuw besloten geen advocaat aan te wijzen voor klager. Klager heeft tegen deze beslissing op 26 oktober 2021 een beklag ingediend bij het hof. Deze zaak is bij het hof bekend onder zaaknummer 210323.

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1 Het beklag is op 6 juni en op 26 oktober 2021 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2 Verder bevat het dossier:
- de stukken uit het dossier met kenmerk 210172;
- twee e-mails van 26 oktober 2021 met bijlagen van klager;
- vier e-mails van 27 oktober 2021 met bijlagen van klager;
- een e-mail van 3 november 2021 met bijlagen van klager;
- een e-mail van 9 december 2021 met bijlagen van klager;
- twee e-mails van 26 januari 2022 met bijlagen van klager;
- het verweerschrift van de deken.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 7 februari 2022. Daar is namens de deken verschenen mevrouw mr. A.M. Smit, stafjurist van het bureau van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam, en is klager met zijn vrouw en dochter verschenen.

3 FEITEN

Het hof stelt de volgende feiten vast.

aansprakelijkstelling gemeente Den Helder

3.1 In opdracht van de gemeente Den Helder is een metalen stoelleuning gemonteerd bij klager. Die stoelleuning is afgebroken, waardoor klager op 18 maart 1997 is gevallen met veel schade voor klager tot gevolg. Op enig moment heeft klager een schikking getroffen met de fabrikant van de douchestoel. Klager stelt daarnaast dat de gemeente Den Helder toezeggingen heeft gedaan om aanpassingen in de woning aan te laten brengen, maar dat de gemeente Den Helder de afspraken niet nakomt. Op 5 december 2019 is de gemeente Den Helder namens klager aansprakelijk gesteld door [jurist van de gemeente]

aansprakelijkstelling van mr L

3.2 Klager heeft in 1983 een onderbeenamputatie ondergaan. Daarbij is een fout gemaakt. Namens klager zijn in de jaren 1989-1991 door mr. L zes tuchtprocedures gestart tegen drie artsen van het VUMC. Volgens klager heeft mr. L hem geen onafhankelijke en deskundige rechtsbijstand verleend en heeft mr. L zonder zijn medeweten deze procedures gevoerd. Klager wil mr. L aansprakelijk stellen voor alle schade die daardoor is ontstaan.

3.3 Namens klager is door [naam advocaat 1] een aansprakelijkstelling aan mr. L gestuurd op 17 augustus 2011. Mr. L. heeft iedere aansprakelijkheid betwist bij brief van 14 september 2011 en de aansprakelijkstelling doorgezonden naar de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar. [naam advocaat 1] heeft namens klager een klacht bij de deken ingediend over mr L. Bij beslissing van 12 december 2011 heeft de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam de klacht kennelijk niet ontvankelijk verklaard omdat de klacht te laat is ingediend. Bij beslissing van 18 juni 2012 heeft de raad van discipline Amsterdam het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ongegrond verklaard.

3.4 Klager heeft in 2014 de deken gevraagd een advocaat aan te wijzen die namens hem mr. L aansprakelijk kan stellen. De deken heeft op 14 juli 2014 een beslissing gegeven, waarin staat dat hij geen advocaat zal aanwijzen omdat deze zaak onvoldoende kans van slagen heeft, omdat een vordering tegen mr. L verjaard is. Onderaan die beslissing heeft de deken vermeld dat, als klager het oneens is met de beslissing, hij beklag kan instellen bij het hof. Klager heeft geen beklag ingesteld bij het hof.

4 BEOORDELING

beklag

4.1 Klager heeft bij het hof naar voren gebracht dat hij een advocaat nodig heeft om de gemeente Den Helder en mr. L aansprakelijk te stellen. Zijn huidige advocaat heeft weliswaar op 3 december 2019 een brief gestuurd naar de gemeente Den Helder, maar klager heeft geen geld om hem te betalen. In de zaak tegen mr. L geldt dat klager pas in 2011 door middel van toezending van de stukken van het Medisch Tuchtcollege en het Centraal Medisch Tuchtcollege bekend werd met het feit dat mr. L zonder zijn medeweten en toestemming heeft geprocedeerd tegen drie artsen van toenmalige VUMC.

verweer deken

4.2 Kort samengevat verweert de deken zich als volgt. De deken is niet bevoegd om een advocaat aan te wijzen voor een aansprakelijkheidsprocedure tegen de gemeente Den Helder. Hiervoor moet klager een verzoek indienen bij de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland. Ten overvloede heeft de deken aangegeven dat een vordering tegen de gemeente Den Helder voor het ongeval in 1997 is verjaard en niet is aangetoond dat een vordering tegen de gemeente tijdig is gestuit.
Wat betreft het verzoek van klager om een advocaat aan te wijzen die hem kan bijstaan in de zaak tegen mr. L, wijst de deken erop dat de deken dit verzoek al heeft behandeld in 2014. Verder geldt dat het handelen, waarvoor klager mr. L aansprakelijk wil stellen, heeft plaatsgevonden in 1983 en 1990. Dat betekent dat het langer dan 20 jaar geleden is dat de schade van klager is ontstaan en de vordering van klager is verjaard (art. 3:306 BW).

overwegingen hof

4.3 Het hof heeft aan klager voorgehouden dat klager al wordt bijstaan door een advocaat in zijn zaak tegen de gemeente Den Helder. In zoverre heeft klager geen belang bij aanwijzing van een andere advocaat. Voor zover klager geen geld heeft om zijn huidige advocaat te betalen, geldt dat hij daarvoor een zogenoemde toevoeging kan aanvragen bij de Raad voor Rechtsbijstand. Dan kunnen de kosten voor de huidige advocaat voor rekening komen van de Staat. Het is aan de huidige advocaat om zo’n toevoeging voor klager aan te vragen.
Nu klager al wordt bijgestaan door een advocaat in de zaak tegen de gemeente Den Helder, oordeelt het hof dat klager geen belang heeft bij de aanwijzing van een advocaat in die zaak. Klager zal op dit punt daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beklag. Indien zijn huidige advocaat de opdracht neerlegt en klager wil een nieuwe advocaat die hij zelf niet kan vinden, dient hij zich voor een nieuw verzoek te wenden tot de deken in Noord- Holland nu een eventuele procedure voor de rechtbank Noord-Holland gevoerd moet worden.

4.4 In de zaak tegen mr. L geldt dat klager al een klacht heeft ingediend tegen mr. L die door de raad niet-ontvankelijk is verklaard omdat die wegens tijdsverloop te laat is ingediend. Ook geldt dat klager in 2014 al om een advocaat heeft gevraagd bij de deken. De deken heeft dat verzoek afgewezen met een gemotiveerde beslissing op 14 juli 2014 wegens onvoldoende kans van slagen van de procedure tegen mr. L omdat een vordering tegen verjaard is. Tegen deze beslissing heeft klager geen beklag bij het hof ingesteld.
Klager heeft in zijn nieuwe verzoek geen nieuwe feiten of omstandigheden naar voren heeft gebracht in zijn zaak tegen mr. L. Dit betekent dat deze zaak niet opnieuw in behandeling kan worden genomen, omdat dit verzoek met deze feiten en omstandigheden al eerder is behandeld en daarop definitief is beslist (ne bis in idem-beginsel). Ook op dit punt zal klager niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beklag.
Overigens wijst het hof er op dat de zaak tegen mr. L ook geen redelijke kans van slagen heeft, nu de absolute verjaringstermijn van 20 jaar is verstreken. Voor de ingangsdatum van die absolute verjaringstermijn maakt het niet uit wanneer klager bekend is geworden met het handelen van mr. L. Ook is niet aangetoond dat na 2011 een vordering tegen mr. L nog tijdig is gestuit.

slotsom

4.5 Het hof komt tot de conclusie dat het in deze zaak niet anders kan beslissen dan klager in beide zaken niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.


5 BESLISSING

Het hof van discipline:

- verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beklag tegen de beslissing van 22 oktober 2021 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Deze beslissing is gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. B. Stapert en F.C. van der Jagt-Vink, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2022.            
 


griffier  voorzitter   
 
De beslissing is verzonden op 4 april 2022.