ECLI:NL:TAHVD:2022:55 Hof van Discipline 's Gravenhage 210391
ECLI: | ECLI:NL:TAHVD:2022:55 |
---|---|
Datum uitspraak: | 14-03-2022 |
Datum publicatie: | 22-03-2022 |
Zaaknummer(s): | 210391 |
Onderwerp: | Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat |
Beslissingen: | Beklag |
Inhoudsindicatie: | Artikel 13 beklag. Het hof acht het beklag van klager ongegrond nu uit de stukken niet kan worden afgeleid dat klager voldoende pogingen heeft ondernomen om zelf een advocaat te zoeken. |
BESLISSING
van 14 maart 2022
in de zaak 210391
naar aanleiding van het beklag van:
klager
tegen:
mr. C.A.M. Luttikhuis
Deken van de Orde van Advocaten
in het arrondissement Overijssel
de deken
1 HET BEKLAG
1.1 Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen met zijn beslissing van 23 december 2021. Klager heeft een beklag d.d. 29 december 2021 tegen de beslissing van de deken ingediend bij het hof.
2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF
2.1 Het beklag is op 29 december 2021 ontvangen door de griffie van het hof.
2.2 Verder bevat het dossier:
- Het verweerschrift van de deken d.d. 20 januari 2022.
2.3 Bij e-mail van 3 februari 2022 heeft het hof bericht dat het hof het voornemen
heeft op basis van de schriftelijke stukken in raadkamer te beoordelen en geen reden
ziet hiervoor een mondelinge behandeling te houden. Partijen hebben een week de gelegenheid
gekregen om nog stukken in te dienen.
2.4 Bij e-mail van 4 februari 2022 heeft klager bericht dat hij graag de mogelijkheid
had gehad een mondelinge toelichting te geven en heeft vervolgens een nadere schriftelijke
toelichting gegeven.
2.5 Bij bericht van 10 februari heeft de deken hierop gereageerd.
2.6 Het hof heeft besloten het verzoek in raadkamer te behandelen op basis van de stukken uit het dossier en heeft daarbij de nadere schriftelijke toelichting van klager betrokken.
3 FEITEN
Het hof stelt de volgende feiten vast.
3.1 Klager zoekt een advocaat in het personen & familierecht.
3.2 Bij bericht van 15 december 2021 heeft klager een beroep op de deken gedaan om
“de nood van het door omstandigheden uitblijvende inschakelen een advocaat te lenigen
door te helpen bij het vinden van een passende advocaat (cq advocaten)”.
3.3 De deken heeft klager laten weten dat hij dit bericht opvat als een verzoek om
aanwijzing van een advocaat als bedoeld in art. 13 Advocatenwet en heeft klager daarbij
relevante informatie over websites verstrekt die klager kan gebruiken bij het vinden
van een advocaat.
3.4 In antwoord daarop heeft klager de deken op 22 december 2021 onder meer laten
weten dat hij vooral drukdoende is een eerder voor hem optredende advocaat te bewegen
de zaken op te laten pakken. Klager heeft zich op het standpunt gesteld dat de deken
niet mag verlangen dat hij eerst zelf een passend aantal advocaten voor rechtsbijstand
moet benaderen.
3.5 De deken heeft het om deze reden niet nodig gevonden klager te vragen zijn verzoek
verder aan te vullen. Klager heeft nadien nader toegelicht dat hij heeft getracht
om de advocaat weer in te schakelen die eerder voor hem optrad, maar die enkele actie
is volgens de deken geen serieuze inspanning. Daarom heeft de deken de aanwijzing
geweigerd.
4 BEOORDELING
beklag
4.1 Het hof begrijpt dat klager in het beklag het volgende aanvoert. De eis van de deken dat duidelijk moet zijn dat klager een serieuze inspanning heeft geleverd om zelf een op het betreffende rechtsgebied deskundige advocaat te vinden via het Juridisch Loket of anderszins is onhoudbaar. Zijn inspanning om de advocaat die eerder voor hem optrad (en zich, althans zijn kantoor, aan zijn zaak heeft onttrokken en tegen wie klager een klacht heeft ingediend) weer in te schakelen is voldoende. Klager is wegens ziekte ernstig gehinderd zijn rechtsbijstand te organiseren.
verweer deken
4.2 De deken blijft van oordeel dat klager geen serieuze inspanning heeft ondernomen om zelf een advocaat te vinden.
toetsingskader
4.3 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen.
beoordeling
4.4 In artikel 13 lid 1 Advocatenwet ligt de eis besloten dat eerst vastgesteld moet kunnen worden dat een rechtszoekende er niet zelf in is geslaagd bijtijds een advocaat te vinden die bereid is hem bij te staan. Deze wettelijke regeling betreft een vangnetvoorziening alleen bedoeld voor die rechtzoekenden die niet in staat zijn zelf een advocaat te vinden, terwijl advocatenbijstand wel vereist dan wel noodzakelijk is.
4.5 Het hof acht het beklag van klager ongegrond nu uit de stukken niet kan worden afgeleid dat klager voldoende pogingen heeft ondernomen om zelf een advocaat te zoeken. De enkele poging om wederom de advocaat te benaderen die zich (althans zijn kantoor) aan zijn zaak heeft onttrokken en waartegen klager een klacht heeft ingediend is bepaald onvoldoende. Ook heeft klager niet nader toegelicht waarom hij wegens ziekte niet in staat zou zijn zelf een advocaat te vinden en zich daarom enkel tot de deken kan wenden met een aanwijzingsverzoek. Op grond hiervan deelt het hof het oordeel van de deken dat klager niet heeft voldaan aan de eisen die artikel 13 Advocatenwet stelt aan een verzoek om aanwijzing van een advocaat.
5 BESLISSING
Hof van Discipline:
5.1 verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van 23 december 2021 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel ongegrond.
Deze beslissing is gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. G. Creutzberg en
G.C. Endedijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark griffier, en in
het openbaar uitgesproken op 14 maart 2022.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 14 maart 2022.