ECLI:NL:TAHVD:2022:53 Hof van Discipline 's Gravenhage 210156 210157 210158 210159
ECLI: | ECLI:NL:TAHVD:2022:53 |
---|---|
Datum uitspraak: | 14-03-2022 |
Datum publicatie: | 22-03-2022 |
Zaaknummer(s): |
|
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Hoger beroep niet-ontvankelijk op grond van artikel 46h lid 7 Advocatenwet. |
BESLISSING
van 14 maart 2022
in de zaken 210156 t/m 210159
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klaagster en klager (gezamenlijk klagers)
tegen:
verweerders
1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD
1.1 Het hof verwijst naar de beslissing van 23 november 2020 van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (hierna: de raad) in de zaken met de nummers 20-775/A/A, 20-776/A/A, 20-777/A/A en 20-778/A/A. De voorzitter heeft de klachtonderdelen a), c), e) en f) met toepassing van artikel 46j Advocatenwet kennelijk ongegrond verklaard en de klachtonderdelen b), d), en g) t/m k) met toepassing van artikel 46j Advocatenwet kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
1.2 Het hof verwijst voorts naar de beslissing van 17 mei 2021 van de raad naar aanleiding van het verzet tegen de voorzittersbeslissing van 23 november 2020. De raad heeft het verzet ongegrond verklaard.
1.3 De beslissing van de voorzitter is op tuchtrecht.nl gepubliceerd onder ECLI:NL:TADRAMS:2020:264. De beslissing van de raad is op tuchtrecht.nl gepubliceerd onder ECLI:NL:TADRAMS:2021:109.
2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF
2.1 Het beroepschrift van klagers tegen de beslissing van de raad is op 17 mei 2021 ontvangen door de griffie van het hof.
2.2 Verder bevat het dossier van het hof:
- de stukken van de raad;
- het verweerschrift van verweerders;
- de brief met bijlage van verweerders van 24 augustus 2021;
- de brief met bijlagen van klagers van 27 augustus 2021
- de brief met bijlagen van klagers van 21 november 2021.
2.3 Behandeling van het beroep was oorspronkelijk gepland op 10 september 2021. Op
9 september 2021 is door [gemachtigde in andere zaken] een wrakingsverzoek ingediend
“in alle zaken van mr. Sivro”. De wrakingskamer van het hof heeft dat wrakingsverzoek
beperkt opgevat in die zin dat het niet ziet op de onderhavige zaken, omdat het wrakingsverzoek
is ingediend namens een verzoeker die geen partij is in de onderhavige zaken. De beslissing
van de wrakingskamer van 8 oktober 2021 is onder ECLI:NL:TAHVD:2021:198 op tuchtrecht
gepubliceerd.
2.4 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 11 februari 2022. Daar zijn verweerders verschenen. Klagers waren zonder bericht afwezig.
3 BEOORDELING
ontvankelijkheid
3.1 Bij de beoordeling wordt vooropgesteld dat het hof allereerst dient te oordelen
over de ontvankelijkheid van het hoger beroep. Op grond van artikel 46h lid 7 Advocatenwet
staat tegen een beslissing van de raad op het verzet tegen een beslissing van de voorzitter
van die raad, anders dan in het geval het verzet gegrond wordt verklaard, immers geen
rechtsmiddel open. Deze bepaling lijdt slechts uitzondering indien moet worden geoordeeld
dat geen sprake is geweest van een eerlijk proces doordat bij de behandeling van het
verzet een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden.
3.2 Klagers hebben zeven beroepsgronden aangedragen. In ieder geval één daarvan bevat de stelling dat bij de behandeling van het verzet fundamentele rechtsbeginselen zouden zijn geschonden. Klagers hebben evenwel geen van hun beroepsgronden op enigerlei wijze onderbouwd. Dat betekent dat volstrekt onduidelijk is gebleven op welke feiten en omstandigheden klagers hun beroepsgronden hebben gebaseerd en waarom deze feiten en omstandigheden in de ogen van klagers een schending van een fundamenteel rechtsbeginsel zouden opleveren. Het hoger beroep wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard.
4 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
4.1 verklaart het beroep tegen de beslissing van 17 mei 2021 van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam in de zaken met de nummers 20-775/A/A, 20-776/A/A, 20-777/A/A en 20-778/A/A niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. G.C. Endedijk
en A.M. Koene, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in
het openbaar uitgesproken op 14 maart 2022.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 14 maart 2022.