ECLI:NL:TAHVD:2022:51 Hof van Discipline 's Gravenhage 210350W

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2022:51
Datum uitspraak: 01-03-2022
Datum publicatie: 15-03-2022
Zaaknummer(s): 210350W
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Wraking
Beslissingen: Wraking
Inhoudsindicatie: wrakingszaak. Een processuele beslissing kan geen grond voor wraking vormen. Wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Van uitzonderlijke omstandigheden die desondanks toch tot een schijn van partijdigheid meebrengen is niet gebleken. Verder maakt verzoeker misbruik van recht. Wraking van de wrakingskamer buiten behandeling gelaten. Wraking ongegrond.

BESLISSING

van 1 maart 2022
in de zaak 210350W

naar aanleiding van het wrakingsverzoek van:

verzoeker

tegen:

1. mr. J. Blokland
2. mr. L.H. Rammeloo
3. mr. J.D. Streefkerk
 
 
verweerders

1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD EN HET HOF

1.1 Het hof verwijst naar de beslissing d.d. 13 oktober 2021 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) dat hij niet bevoegd is om het verzoek van verzoeker om aanwijzing van een advocaat in behandeling te nemen.

1.2 Verzoeker heeft tegen die beslissing op 24 november 2021 beklag gedaan bij het hof, welk beklag bij het hof in behandeling is onder zaaknummer 210350.

1.3 Op 11 januari 2022 is verzoeker opgeroepen te verschijnen voor de mondelinge behandeling van zijn beklag.

1.4 Bij e-mail van 18 januari 2022 heeft verzoeker aan het hof en de deken bericht dat hij de deken expliciet verzoekt zich persoonlijk te komen verweren bij de mondelinge behandeling van het hof, omdat verzoeker ernstige (inhoudelijke) bezwaren heeft tegen de stafjurist van de deken, mr. Van den Heiligenberg (verder: de stafjurist). De deken is wettelijk verplicht zich te komen verweren volgens verzoeker. Daarbij heeft verzoeker in deze e-mail een klacht geformuleerd over de stafjurist.

1.5 Bij e-mail van 27 januari 2022 heeft de stafjurist het hof en verzoeker bericht dat hij namens de deken zal verschijnen bij de mondelinge behandeling van 1 februari 2022. Diezelfde dag heeft verzoeker hierop gereageerd in een e-mailbericht aan het hof en de stafjurist:

“Wat is dit voor een verhaal en een dossiernummer?
Ik heb al weken zonder tegenbericht meermaals tegen uw Griffie en i.i.g. tegen de Orde aangegeven de (plaatsvervangende of waarnemende) deken op mijn zitting te verwachten. Ook heb ik dat en veel meer tot nu toe benadrukt via de (tucht)klacht jegens [de stafjurist] bij de Orde.
[De stafjurist] is voor mij duidelijk een onwenselijk persoon en een ondeskundige pestkop en ik zal de zitting op geen wijze kunnen voortzetten vanwege zijn persoonlijke en inhoudelijke bemoeienis. Dit betekent dat ik in mijn belangen wordt getroffen, wat ik niet zal aanvaarden.

Wat mij betreft is de deken op geen wijze verhinderd, en deze brutaliteit het doel nastreeft mijn zaak te sabotteren.

Als dit niet terstond wordt hersteld, wraak ik de boel.”

1.6 Diezelfde dag heeft verzoeker een tweede e-mailbericht aan de griffie van het hof gezonden, waarin hij schrijft:

“Doordat de griffie en de Orde - willens en wetens - zeer klachtwaardig omgaat met mijn alle (proces)belangen, ook die belangen aantasten waarvoor ik het aanwijzingsverzoek had ingediend, verzoek ik uw Wrakingskamer het team van raadsheren en de lid die op 1 februari mijn zaak 210350 digitaal zal behandelen - op straffe van de wraking - te laten weten dat ik de aanwezigheid van die stafjurist van de Orde als zeer ongewenst acht om aan mijn zaak nog te mogen (inhoudelijk en persoonlijk) te blijven kleven. Zodanig ernstig is het, dat ik zelfs online die figuur niet meer wil meemaken en zodanig heftig is dit dat mijn alle inhoudelijke procesbelangen zullen worden aangetast. Als ik die discriminerende misleidende pestkop stafjurist op mijn zitting aantref, zal ik die belediging tegen mij onder worden brengen, wat de sfeer van een zitting zal aantasten. Ik walg van die non-integere leugenaar en opzettelijke saboteur diep en het is niet de bedoeling dat ik die figuur ga aantreffen terwijl ik mij heb moeten inhouden tijdens de aanwijzingsprocedure. Mijn alle rechtsbelangen heeft die figuur aangetast, hij heeft de kwaadwillige medewerkers van het OM geholpen via de opzettelijk ongegronde vertraging en afwijzing van het aanwijzingsprocedure. Ik kan daarom zo geen zitting voeren in een 10 minuten spreektijd. Voor zo een procedure maak ik nota ben extra hogen kosten voor een aanschaf van technische hulpmiddelen e.d., om aan die zitting te kunnen meedoen. Moet ik die nu inzetten alleen maar voor het uitspreken van een wrakingsverzoek?
(…)
In het kader van de inhoudelijke controle op mijn afgewezen art 13 verzoek, dient de deken - bij een aangetekend art 13 beklag - terstond aan een interne, inhoudelijke controle te doen en de wettelijke opdracht in beklagzaken is daarom zijn (inhoudelijke) verschijning bij uw Hof. Het is niet zo dat de stafjurist de deken is, en kan ook op geen wijze de deken vertegenwoordigen. Dit is de juridische kern en de doelstelling van een beklagprocedure bij het Hof, geregeld inbde Advocatenwet.

Zolang de deken van de Orde op geen wijze wordt verplicht te komen verweren, en er wordt op een onduidelijke onverifeerbare wijze een ontsteltenis gefabriceerd, terwijl ik o.a. al heb aangevoerd dat uw Hof klachtwaardig en zeer ongepast omgaat met mijn persoonlijke (proces)belangen en de rechtszekerheidsaspecten, betekent het dat uw tuchtcollege, het team die mij zal horen op 1 februari, in mijn zaak volstrekt ongeinformeerd is en kan niet niet-bevooroordeeld en onpartijdig de zaak voeren. Onpartijgheid houdt in dat ik als klager niet benadeeld mag worden in mijn procesbelangen.
(…)”

1.7 Bij e-mail van 28 januari 2022 is door de griffie van het hof namens verweerder 1, plaatsvervangend voorzitter bij het hof en voorzitter van de kamer die de beklagzaak van verzoeker op 1 februari 2022 zou behandelen, aan verzoeker bericht dat partijen zelf bepalen of zij verschijnen of wie namens hen verschijnt. Het hof heeft daar geen zeggenschap over, aldus het bericht.

1.8 Op 1 februari 2022 heeft de mondelinge behandeling van het beklag van verzoeker plaatsgevonden. Van die mondelinge behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Hieruit volgt dat het volgende, zakelijk weergegeven, is verklaard:

“[Verzoeker]: Ik blijf bij mijn standpunt dat ik verwacht dat de deken tijdens de mondelinge behandeling aanwezig is, omdat de deken bevoegd is om antwoord te geven. Het is opmerkelijk dat de stafjurist, die het besluit heeft genomen om mij geen advocaat aan te wijzen, de deken vertegenwoordigt bij de digitale zitting bij het hof. Een slager kan niet zijn eigen vlees gaan keuren. In de kern gaat het erom dat de stafjurist en de deken onvoldoende in staat zijn gebleken om het recht toe te passen en een juiste toelichting te geven. Dit geldt voor zowel de afwijzende beslissing als de correspondentie die aan het hof is gestuurd. Het gaat niet om de persoon van de deken, maar de expertise die de deken vertegenwoordigt. De deken heeft geen mandatering aan de stafjurist gegeven en de reden waarom de deken niet in persoon bij de digitale zitting aanwezig kan zijn, is onvoldoende toegelicht. Ik voel mij niet prettig om in het bijzijn van de stafjurist een inhoudelijke toelichting te geven op mijn zaak, omdat er ook een klacht tegen de stafjurist ligt. Wraking is een ongewenst middel, maar ik wil dat de deken in persoon verweer komt voeren, niet de stafjurist. De stafjurist blijft in herhaling vallen en dat is niet zakelijk. U, de voorzitter, zegt mij dat de stafjurist namens de deken is verschenen. Het klopt niet wat u, de voorzitter, heeft gezegd in de e-mail van 28 januari 2022. Ik heb in mijn beklagschrift kritiek geuit op de Advocatenwet en ik heb gemotiveerd aangegeven wat ik wens. De stafjurist is niet in staat om gemotiveerd een onderbouwing te geven. Ik wil dat de deken in persoon verweer komt voeren.

[Verweerder 1, voorzitter kamer]: De deken is niet in persoon verschenen, maar door tussenkomst van zijn medewerker. Deze stafjurist mag namens de deken een toelichting geven. Het hof kan niet verbieden dat de stafjurist namens de deken het woord voert. Het hof toetst als rechtsprekende instantie of de beslissing van de deken van 13 oktober 2021 om geen advocaat aan te wijzen correct is geweest. Het maakt geen verschil of de deken de beslissing in persoon toelicht of dat de stafjurist dat doet. De stafjurist mag namens de deken het standpunt van de deken toelichten.
(…) 
[Verzoeker]: Het hof moet kunnen motiveren hoe iets in elkaar steekt. De e-mail die u op 28 januari 2022 heeft laten opsturen door de griffie is ongemotiveerd en daarmee ongegrond.

[Verweerder 1, voorzitter kamer]: Als u, klager, vindt dat het hof nu niet over uw zaak mag beslissen, dan zal de zitting worden onderbroken. Als u het hof niet wil wraken, kan de inhoudelijke behandeling van de zaak worden voortgezet.

[Verzoeker]: Ik wil toelichten waarom ik u wraak. De schijn van partijdigheid wordt gewekt, omdat ik geen kritische houding van het hof heb gezien tegenover de deken. Ik heb geen motivering van de beslissing van het hof gezien waarom het hof de deken niet verplicht om te verschijnen. Er wordt niet verwezen naar wetsartikelen. Verder weet ik niet welke stukken het hof in haar dossier heeft.
(…)
[Verweerder 3] (lid van het hof): Ik volg het standpunt van de voorzitter.

[Verweerder 2] (lid van het hof): Ik volg ook het standpunt van de voorzitter, inclusief de toelichting die de voorzitter voorafgaand en op de zitting heeft gegeven.

[Verzoeker]: Ik wraak zowel de voorzitter als de andere twee leden van het hof. Ik wil mijn wrakingsgronden na de zitting nader toelichten.

[Verweerder 1, voorzitter kamer]: U, klager, krijgt de gelegenheid om uw wrakingsgronden nu te formuleren. Na de zitting mag u de wrakingsgronden niet meer aanvullen.

[Verzoeker]: Mijn wrakingsgronden heb ik al aangevoerd. Ik verwijs ook naar mijn e-mail van 27 januari 2022 waarin ik de wraking heb aangekondigd. Door het hof wordt een onvoldoende kritische houding tegenover de deken aangenomen. Daardoor word ik in mijn belang benadeeld. Door het hof is niet onderbouwd op basis waarvan het hof heeft geoordeeld dat de deken niet in persoon hoeft te verschijnen. De reden waarom de deken is verhinderd is onvoldoende. Ik heb in mijn e-mails meteen aangegeven dat ik een andere zittingsdag wil als de deken niet kan verschijnen. Door zo op te treden is het hof niet onpartijdig en niet onbevooroordeeld.”

1.9  Verweerders hebben niet berust in het wrakingsverzoek en op 18 februari 2022 een verweerschrift ingediend.
 
1.10  Op 23 februari 2022 is het verweerschrift naar verzoeker toegezonden en daarbij bericht dat het onderzoek is gesloten, verzoeker dus geen stukken meer kan indienen en dat op 1 maart 2022 uitspraak wordt gedaan.

1.11  Eveneens op 23 februari 2022 heeft verzoeker de wrakingskamer gewraakt. Samengevat komen die wrakingsgronden neer op het volgende. Niet de wrakingskamer maar verzoeker behoort de regie te houden op de procedure. Verzoeker eist een mondelinge behandeling, een onafhankelijk communicatiekanaal (anders dan de griffie van het hof) en verzoeker behoort zelf te bepalen welke stukken volgens hem tot het procesdossier behoren. Op 25 februari 2022 heeft verzoeker verzocht om bevestiging van zijn bericht.

1.12  Op nagekomen berichten heeft het hof geen acht geslagen omdat het onderzoek is gesloten.

1.13  Het hof heeft het wrakingsverzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken.


2 BEOORDELING

wraking wrakingskamer

2.1 Ingevolge art. 3.1 sub g van het wrakingsprotocol van het hof van discipline kan het hof beslissen wrakingsverzoeken buiten behandeling te laten als het wrakingsverzoek is gericht tegen de wrakingskamer en dit verzoek moet worden aangemerkt als misbruik van recht.

2.2 De wrakingskamer stelt vast dat verzoeker in zijn wrakingsverzoek van 23 februari 2022 vergelijkbare gronden heeft aangevoerd als de gronden in het wrakingsverzoek van verweerders. Het hof stelt vast dat verzoeker niet kan accepteren dat de procedures bij het hof gevoerd worden conform de processuele kaders die daartoe worden gesteld in de gegeven regelgeving en de procesbeslissingen die in dat verband worden genomen door (de wrakingskamer van) het hof. De wrakingskamer verwijst voor de beoordeling van die grond naar hetgeen hieronder wordt overwogen inzake het wrakingsverzoek tegen verweerders en stelt vast dat klager hierdoor misbruik maakt van de rechtsmiddelen bij het hof. Wegens misbruik van recht stelt het hof daarom de wraking van de wrakingskamer buiten behandeling.

geen mondelinge behandeling

2.3 Voor zover verzoeker om een mondelinge behandeling heeft verzocht van zijn wrakingsverzoek, verwijst de wrakingskamer naar art. 7.2 van het wrakingsprotocol van het hof van discipline. Nu de wrakingskamer zal concluderen dat het wrakingsverzoek van verzoeker tegen verweerders kennelijk ongegrond is, kan dit wrakingsverzoek zonder een mondelinge behandeling worden afgewezen met een gemotiveerde beslissing.

wrakingsgrond

2.4 Verzoeker stelt zich kort gezegd op het standpunt dat door verweerders de schijn van partijdigheid wordt gewekt, omdat zij geen kritische houding betonen jegens de deken. De deken had zich bij de mondelinge behandeling van het beklag niet mogen laten vertegenwoordigen door de stafjurist. Verweerders hadden de deken daarop moeten aanspreken en niet mogen accepteren dat de stafjurist bij de mondelinge behandeling het woord voert. Verweerders hebben niet onderbouwd op basis waarvan de deken niet in persoon hoeft te verschijnen.

verweer

2.5 Verweerders stellen zich op het standpunt dat uit de handelwijze van de kamer in de aanloop naar de zitting en door te accepteren dat de stafjurist namens de deken aan de mondelinge behandeling deelnam niet kan worden afgeleid dat er sprake is van feiten en of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Dat verzoeker het oneens is met de beslissing van verweerders de deken niet te dwingen in persoon te verschijnen kan geen grond voor wraking vormen, tenzij de motivering van beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven (HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413). Uit de motivering van die beslissing – dat het hof geen zeggenschap heeft over wie namens een partij verschijnt – kan redelijkerwijs geen vooringenomenheid of schijn van partijdigheid volgen.

toetsingskader

2.6 Bij de beoordeling van het wrakingsverzoek stelt het hof voorop dat een lid van het hof kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Dit volgt uit het bepaalde in artikel 56 lid 6 Advocatenwet in verbinding met de artikelen 512 tot en met 519 Wetboek van Strafvordering (Sv), die van overeenkomstige toepassing zijn verklaard. Het hof moet dus onderzoeken of dergelijke feiten of omstandigheden door verzoeker zijn gesteld en aannemelijk zijn geworden. Uitgangspunt daarbij is dat een lid van het hof moet worden vermoed uit hoofde van zijn benoeming/verkiezing onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat het lid ten opzichte van verzoeker vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is (HvD 23 september 2019, ECLI:NL:TAHVD:2019:164).

overwegingen wrakingskamer

2.7 De beslissing van verweerders de deken niet op te leggen te verschijnen bij de mondelinge behandeling, maar de deken vrij te laten zich te laten vertegenwoordigen door de stafjurist is een procesbeslissing in de procedure van het hof. De wrakingskamer stelt voorop dat een onwelgevallige (processuele) beslissing van het hof geen grond kan vormen voor wraking. Wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Reeds hierom is het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond.
Overigens komt de wrakingskamer ook geen oordeel toe over de juistheid van die beslissing. Dit is slechts anders indien de motivering van de beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven. Beslissend is dan of de twijfel van verzoeker aan de onpartijdigheid van het lid van het hof door objectieve factoren wordt gerechtvaardigd. Verzoeker heeft in dit verband echter enkel blote stellingen ingenomen zonder daarbij (een begin van) objectieve factoren aan te dragen, laat staan dit te onderbouwen. Ook op die grond is het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond. 

2.8 Ten slotte overweegt de wrakingskamer dat de wijze waarop verzoeker gebruik maakt van het wrakingsmiddel aan te merken is als misbruik van recht. De wrakingskamer wijst in dit verband op:
-  het gegeven dat het primaire doel van verzoeker kennelijk is de stafjurist uit zijn beklagdossier te laten bannen, ongeacht of dat mogelijk is gezien de procedurele kaders waarin zijn beklagdossier wordt behandeld en het gegeven dat verzoeker daarover meerdere keren is geïnformeerd door het hof;
- dat zodra verzoeker niet direct het antwoord krijgt dat hij wenst, hij dreigt met een wrakingsverzoek en hij ook dreigt – nadat zijn eisen opnieuw niet worden ingewilligd om dezelfde procedurele redenen – op lichtvaardige wijze en op ondeugdelijke gronden de voltallige kamer te wraken.
Op grond van art. 515 lid 4 Sv jo. 56 lid 6 Advocatenwet zal de wrakingskamer bepalen dat een volgend verzoek niet in behandeling wordt genomen. 


3 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

3.1 stelt het wrakingsverzoek d.d. 23 februari 2022 van de wrakingskamer buiten behandeling;

3.2 verklaart het wrakingsverzoek van 1 februari 2022 van verzoeker kennelijk ongegrond;

3.3 bepaalt dat een volgend verzoek niet in behandeling wordt genomen.

Deze beslissing is gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. G.C. Endedijk en V. Wolting, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2022.

   
 
griffier voorzitter   

De beslissing is verzonden op 1 maart 2022.