ECLI:NL:TAHVD:2022:5 Hof van Discipline 's Gravenhage 210232
ECLI: | ECLI:NL:TAHVD:2022:5 |
---|---|
Datum uitspraak: | 17-01-2022 |
Datum publicatie: | 25-01-2022 |
Zaaknummer(s): | 210232 |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Bekrachtiging beslissing raad. Klacht tegen eigen advocaat ongegrond. Verweerder heeft na betaling van de eigen bijdrage de stukken bestudeerd en negatief geadviseerd. Er is geen sprake van misleiding. De eigen bijdrage is evenmin ten onrechte in rekening gebracht. |
BESLISSING
van 17 januari 2022
in de zaak 210232
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
tegen:
verweerder
1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD
1.1 Het hof verwijst naar de beslissing van 19 juli 2021 van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de raad) in de zaak met nummer 20-563/AL/MN. De raad heeft de klacht ongegrond verklaard.
1.2 Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRARL:2021:196 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.
2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF
2.1 Het beroepschrift van klager tegen de beslissing van de raad is op 26 juli 2021 ontvangen door de griffie van het hof.
2.2 Verder bevat het dossier van het hof:
- de stukken van de raad;
- het verweerschrift.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 5 november
2021. Daar zijn klager en verweerder verschenen. Partijen hebben hun standpunt toegelicht.
2.4 Ter zitting van het hof is gebleken dat klager bij zijn beroepschrift meerdere bijlagen heeft gevoegd. Naast enkele eenvoudig te openen pdf-documenten, waarvan het hof reeds had kennisgenomen, bleek sprake van 63 bijgevoegde documenten, die op de griffie van het hof niet waren geopend en ook niet ter kennis van de leden van het hof waren gebracht. Klager heeft ter zitting verklaard dat deze bijlagen de (bewijs)stukken betreffen, die hij indertijd aan verweerder heeft toegezonden en overhandigd, waarop verweerder zijn advies aan klager heeft gebaseerd. Nader onderzoek na afloop van de zitting heeft uitgewezen dat het gaat om documenten die alleen via een Google drive account te openen zijn, welke mogelijkheid voor het hof niet toegankelijk is. Bij e-mail van 16 november 2021 is klager daarvan op de hoogte gesteld en heeft hij de gelegenheid gekregen om de ontbrekende stukken binnen 14 dagen alsnog op andere wijze in het geding te brengen. Van deze gelegenheid heeft klager geen gebruik gemaakt.
3 FEITEN
3.1 Het hof gaat uit van de feiten die door de raad zijn vastgesteld nu daartegen geen beroepsgrond is gericht. Het gaat om de volgende feiten.
3.2 Via doorverwijzing van het Juridisch Loket heeft klager zich tot verweerder gewend wegens opgelopen letselschade tijdens werkzaamheden die hem door enkele ambtenaren van gemeente A waren opgedragen.
3.3 Op 8 november 2019 heeft een intakegesprek tussen verweerder en klager plaatsgevonden. Klager heeft het omvangrijke dossier zowel per e-mail als schriftelijk aan verweerder verstrekt.
3.4 Klager staat onder bewind van een professionele bewindvoerder.
3.5 Bij brief van 18 november 2019 heeft verweerder aan klager de hem verstrekte opdracht bevestigd om klager bij te staan in zijn kwestie met de gemeente A en meegedeeld dat hij voor klager een toevoeging zal aanvragen. Verder heeft hij klager laten weten zich voor de zaak te zullen inspannen, maar geen garantie te kunnen geven voor een positief resultaat. Bij de opdrachtbevestiging is aan klager een declaratie meegestuurd voor de laagste eigen bijdrage van € 143,-.
3.6 Per e-mail van 4 december 2019 heeft verweerder, onder meer, aan klager, in
cc aan de bewindvoerder, laten weten:
“Voor de duidelijkheid. Ik ga pas aan de zaak beginnen indien ik de toevoeging van
de Raad voor Rechtsbijstand in mijn bezit heb en tevens de eigen bijdrage is betaald
en de bewindvoerder toestemming heeft gegeven voor een eventuele procedure.
De kans is groot dat dit gelet op de drukte zowel bij de Raad als bij mij pas in januari
kan. Ik zal eerst een advies schrijven met een beoordeling over een haalbaarheid van
de zaak.”
3.7 Per e-mail van 13 januari 2020 aan klager, in cc aan zijn bewindvoerder, heeft
verweerder onder meer geschreven:
“U bent enige tijd geleden bij mij op kantoor geweest waarbij u mij heeft verteld
dat u een bijstandsuitkering had en dat u van mening bent dat de gemeente [A] u onvoldoende
heeft geholpen bij het vinden van passend werk voor u. Daarnaast heeft u mij meegedeeld
dat u een baan moest accepteren (groenvoorziening) die veel te zwaar voor u was waardoor
u wederom een liesbreuk heeft opgelopen.
Ik heb van u een dossier gekregen waarbij de eerste brieven dateren uit 2014 (!)
en de laatste uit 2017.
(…)
Met valse beschuldigingen van meer dan 4 jaar geleden kan ik op dit moment niets meer.
Nog los van het feit dat het uw woord is tegen het woord van de Gemeente en ik zie
wel iets met betrekking tot planning die niet goed is gegaan en dat u geen materialen
mee kreeg die noodzakelijk waren voor de uitvoering van de werkzaamheden maar ik zie
geen juridische noodzaak op dit moment.
Dan voor wat betreft de tweede liesbreuk. Het staat vast dat u die heeft gehad maar
uit het dossier blijkt nergens dat dit veroorzaakt is door de zware werkzaamheden
bij de Groenvoorziening. Dit heeft zich ook vele jaren geleden afgespeeld en thans
nog bewijs leveren dat dit veroorzaakt is door uw werkzaamheden bij Groenvoorziening
acht ik zo goed als uitgesloten. Er zit onvoldoende in het dossier om hier wat mee
te doen. (…)
Ik wil u best helpen maar zie op dit moment geen juridische mogelijkheden waar ik
iets voor u kan betekenen.
Uiteraard mat u reageren op deze brief en mag u ook nog een keer langskomen op kantoor
om uw visie hierop te geven. Maar dit is mijn voorlopige conclusie op basis van het
dossier en het verhaal dat u gedaan heeft.”
3.8 Daarop heeft klager per e-mail van 14 januari 2020 teleurgesteld gereageerd en verweerder gevraagd om zijn met 69 documenten onderbouwde zaak alsnog op te pakken. Verweerder heeft diezelfde dag per e-mail aan klager laten weten dat in het dossier onvoldoende bewijsstukken zaten om de zaak succesvol tegen de gemeente(ambtenaren) te doen. Verder heeft hij klager voor een gesprek uitgenodigd en klager gevraagd om zo mogelijk nog andere bewijsstukken mee te nemen.
3.9 In zijn e-mail van 3 februari 2020 om 11:20 uur heeft verweerder aan klager bevestigd dat klager die ochtend wegens storing van de printer geen nieuw bewijsmateriaal naar de bespreking had meegenomen. Verder heeft hij daarin aan klager laten weten dat de door hem nog wel getoonde documenten en toelichting daarbij geen wijziging in zijn standpunt hadden opgeleverd namelijk dat er geen juridisch bewijs was om de zaak voor klager op te pakken. Tot slot heeft verweerder aangekondigd het dossier van klager te zullen sluiten. In zijn e mail van 14:10 uur heeft klager hierop zeer teleurgesteld gereageerd en maatregelen jegens verweerder aangekondigd. Daarop heeft verweerder om 15:52 in zijn e-mail aan klager gemeld dat hij duidelijk had uitgelegd, schriftelijk en mondeling, waarom hij in de zaak van klager geen kans van slagen zag en dat hij als advocaat mag besluiten om met een zaak, ook na betaling van de eigen bijdrage, te stoppen.
4 KLACHT
4.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) klager te misleiden door eerst te laten weten de zaak op te zullen pakken zodra
de eigen bijdrage door klager betaald zou zijn, maar daarna alsnog van de zaak af
te zien wegens gebrek aan bewijs;
b) ten onrechte aan klager kosten in rekening te brengen nu hij de zaak niet in behandeling
wil nemen.
5 BEOORDELING
overwegingen raad
5.1 De raad heeft de klachtonderdelen gezamenlijk behandeld en overwogen dat verweerder
in de opdrachtbevestiging erop gewezen heeft dat hij een inspanningsverplichting heeft
en geen resultaat kan garanderen. Verweerder heeft klager uitgelegd dat hij na betaling
van de eigen bijdrage inhoudelijk aan de zaak zou beginnen door een haalbaarheidsadvies
te maken. Na inhoudelijke bestudering van het dossier heeft verweerder klager negatief
geadviseerd over de slagingskans in zijn zaak. Verweerder heeft klager de mogelijkheid
geboden om hem met nadere bewijsstukken alsnog van de haalbaarheid van de zaak te
overtuigen, maar klager is daarin niet geslaagd. Het is de raad niet gebleken dat
verweerder klager heeft misleid en dat hij klager ten onrechte kosten in rekening
heeft gebracht.
beroepsgronden
5.2 Klager heeft in beroep aangevoerd dat verweerder zijn bewijzen (63 documenten
en verklaringen) niet in behandeling heeft genomen. Verweerder heeft toegezegd om
een zaak te openen tegen bepaalde ambtenaren van de gemeente. De bewindvoerder van
klager heeft de eigen bijdrage op verzoek van verweerder overgemaakt. Nadat verweerder
met de ombudsman en een paar ambtenaren van de gemeente heeft gesproken heeft hij
klager medegedeeld dat hij de zaak niet zou openen. Klager meent dat verweerder niet
eerlijk is geweest en misbruik heeft gemaakt van zijn beroep.
verweer in beroep
5.3 Verweerder heeft aangevoerd dat hij klager een papieren versie van het zeer lijvige
dossier heeft gevraagd, waarbij hij in het bijzonder belangstelling had voor de medische
stukken. Na betaling van de eigen bijdrage heeft verweerder het dossier bestudeerd
en zijn advies uitgebracht. Verweerder heeft klager uitgelegd dat hij niet ambtenaren
in privé kan aanspreken maar enkel de gemeente. Klager wil niet begrijpen dat hij
geen zaak heeft. Verweerder betwist gesproken te hebben met de ombudsman of met ambtenaren
van de gemeente. Hij heeft enkel een papieren dossier bestudeerd en met klager gesproken.
maatstaf
5.4 Gelet op het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet heeft de tuchtrechter mede tot
taak de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd.
Bij die beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de
advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de
keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De
vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt
en de keuzes waar hij voor kan komen te staan zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd
door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht
mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene
wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard
veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk
handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (verg. Hof van
Discipline 5 februari 2018, ECLI:NL:TAHVD:2018:32).
5.5 Aan de hand van deze maatstaf zal het hof de klacht beoordelen. Daarbij wordt
opgemerkt dat binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake
is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden. Het hof
toetst daarom of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk
bekwame en redelijke handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.
(vgl. Hof van Discipline 3 april 2020, ECLI:NL:TAHVD:2020:80).
beoordeling van de klacht
5.6 Ook het hof zal beide klachtonderdelen gelijktijdig behandelen. Klager en verweerder
zijn het erover eens dat klager via het juridisch loket bij verweerder is terecht
gekomen, waarna zij een intakegesprek hebben gevoerd. Klager heeft verweerder het
uitgebreide dossier met de 63 documenten overhandigd. Verweerder heeft klager gezegd
en schriftelijk bevestigd, dat hij geen resultaat kon garanderen en dat hij na ontvangst
van de betaling van de eigen bijdrage met de zaak zou beginnen. Met de zaak beginnen
betekende: eerst een advies schrijven over de haalbaarheid van de zaak (e-mail 4 december
2019, zie hiervoor 3.6).
5.7 Het hof heeft tijdens de mondelinge behandeling begrepen dat klager het moeilijk vindt om te begrijpen dat hij wél de eigen bijdrage heeft moeten betalen, terwijl verweerder daarna niet bereid bleek om daadwerkelijk (ambtenaren van) de gemeente aan te spreken. Het hof kan echter niet vast stellen dat verweerder klager meer of anders heeft toegezegd dan om na ontvangst van de betaling het van klager ‘aan de zaak te beginnen’, hetgeen redelijkerwijs zo begrepen moet worden dat verweerder dan zou beginnen met het bestuderen van het ontvangen dossier om klager vervolgens een advies te geven over de slagingskans van de zaak. Dat is ook de gebruikelijke gang van zaken. Zeker als er een omvangrijk dossier is, zal tijd moeten worden besteed aan de bestudering van die stukken en de beoordeling daarvan. Dat verweerder die bestudering pas wilde doen na betaling van de eigen bijdrage is dan ook naar het oordeel van het hof niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.
5.8 Een redelijk bekwame en redelijk handelend advocaat zal geen procedures beginnen als hij daarbij geen reële kans van slagen ziet. Uit het dossier blijkt dat verweerder het dossier heeft bestudeerd en daarna zijn advies aan klager heeft uitgebracht Het advies was voor klager teleurstellend, omdat verweerder in de door klager aangeleverde (bewijs)stukken geen mogelijkheden zag om de door klager gewenste juridische stappen te ondernemen. Hierover is nog gecorrespondeerd en verweerder heeft klager verder nog op zijn kantoor ontvangen om het advies te bespreken en eventueel ander bewijsmateriaal te bezien. Dat heeft niet tot een andere uitkomst geleid.
5.9 Van misleiding door verweerder is naar het oordeel van het hof geen sprake geweest. Verweerder heeft klager duidelijk geschreven dat hij na ontvangst van de betaling van de eigen bijdrage een advies zou opstellen over de haalbaarheid van de zaak. Daarmee heeft verweerder de zaak ook in behandeling genomen, alleen met de uitkomst dat verweerder geen procedure voor klager wilde voeren. De stelling van klager dat verweerder met de ombudsman en/of ambtenaren van de gemeente zou hebben gesproken is door verweerder gemotiveerd betwist. Het dossier biedt het hof ook geen aanleiding om ervan uit te gaan dat verweerder zonder overleg met en toestemming van klager contact met de wederpartij zou hebben opgenomen.
5.10 Het voorgaande betekent dat de beslissing van de raad zal worden bekrachtigd.
6 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
6.1 bekrachtigt de beslissing van 19 juli 2021 van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden in de zaak met nummer 20-563/AL/MN,
Deze beslissing is gewezen door mr. E.W. de Groot, voorzitter, mrs. G.C. Endedijk,
A.M. Koene, J.A. Huijgen en E.A.M. Röttgering, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M.
Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2022.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 17 januari 2022.