ECLI:NL:TAHVD:2022:45 Hof van Discipline 's Gravenhage 210297

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2022:45
Datum uitspraak: 11-02-2022
Datum publicatie: 22-02-2022
Zaaknummer(s): 210297
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klacht ingetrokken/schikking getroffen
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Klaagster heeft om de voor haar moverende redenen de klacht tegen verweerder ingetrokken. Het hof zal de beslissing van de raad vernietigen en verstaan dat op de klacht niet behoeft te worden beslist.

BESLISSING

Van 11 februari 2022
in de zaak 210297

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

tegen:

verweerder

1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1  Het hof verwijst naar de beslissing van 10 september 2021 van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Amsterdam  (zaaknummer: 21-176/A/NH]). In deze beslissing is de klacht van klaagster ten aanzien van de klachtonderdelen a), b), d) en e) gegrond verklaard en de klachtonderdelen c), f), g) en h) ongegrond verklaard. Aan verweerder is de maatregel van berisping opgelegd. Verder is verweerder veroordeeld in de betaling van het griffierecht.

1.2 Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRAMS:2021:244 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.


2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1 Het beroepschrift van verweerder is op 8 oktober 2021 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2 Verder bevat het dossier van het hof:
- de stukken van de raad;
- een e-mail van 8 oktober 2021 van de gemachtigde van verweerder, met als bijlage een  verweerschrift van 8 oktober 2021;
- een e-mail van klaagster van 22 november 2021;
- een tweetal e-mails van de griffie van 2 december 2021;
- een e-mail van de gemachtigde van verweerder van 6 december 2021;
- een e-mail van de deken van 7 december 2021.

3 FEITEN

3.1 In de beslissing van de raad zijn de feiten vastgesteld. Er is in hoger beroep geen aanleiding deze feitenvaststelling te wijzigen. De door de raad vastgestelde feiten vormen dus ook in hoger beroep het uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht.


4 KLACHT

4.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende:

a) Verweerder heeft nagelaten op moment van betekening een kopie van de dagvaarding van 20 december 2019 aan de bij hem bekende advocaat van klaagster te sturen.

b) Verweerder heeft nagelaten bij het aanbrengen van de dagvaarding van 20 december 2019 bij de rechtbank een kopie aan de hem bekende advocaat van klaagster te sturen.

c) Verweerder heeft ten overstaan van de rechter op 28 januari 2020 gezwegen over de procedure die is gestart bij dagvaarding van 20 december 2019.

d) Verweerder heeft executiemaatregelen getroffen zonder de advocaat van klaagster te informeren.

e) Verweerder heeft, door de advocaat van klaagster niet te informeren over de te nemen executiemaatregelen, onwelwillend gehandeld.

f) Verweerder heeft de rechtbank misleid door in de dagvaarding van 20 december 2019 niet te verwijzen naar de aanhangige kortgedingprocedures.

g) Verweerder heeft de deurwaarder niet volledig geïnformeerd door enkel het voorblad van het vonnis van 23 december 2019 te verstrekken.

h) Verweerder namens zijn cliënten heeft een beroep op verrekening van de proceskosten gedaan, maar vervolgens het volledige geëxecuteerde bedrag doorgestort naar zijn cliënten.


5 BEOORDELING

5.1 In een email van 22 november 2021 heeft klaagster de griffie van het hof medegedeeld dat zij om de voor haar moverende redenen de klacht tegen verweerder intrekt.

5.2 Naar het oordeel van het hof zijn in deze zaak geen omstandigheden aanwezig die ambtshalve voortzetting van de behandeling van de klacht als bedoeld in artikel 47a jo. 57 Advocatenwet vergen. Ook de deken heeft zich op het standpunt gesteld dat hij geen redenen van algemeen belang ziet het hoger beroep voort te zetten. Gelet hierop zal het hof de beslissing van de raad vernietigen en verstaan dat op de klacht niet behoeft te worden beslist.


6 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

6.1 vernietigt de beslissing van 10 september 2021 van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, gewezen onder nummer [zaaknummer 21-176/A/NH];

6.2 verstaat dat op de klacht niet meer hoeft te worden beslist.

Deze beslissing is gewezen door E.W. de Groot, voorzitter, P.T. Gründemann en G.J.K. Elsen, leden, in tegenwoordigheid van S. Bor, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2022.


griffier voorzitter            

De beslissing is verzonden op 11 februari 2022.