ECLI:NL:TAHVD:2022:43 Hof van Discipline 's Gravenhage 210336
ECLI: | ECLI:NL:TAHVD:2022:43 |
---|---|
Datum uitspraak: | 11-02-2022 |
Datum publicatie: | 15-02-2022 |
Zaaknummer(s): | 210336 |
Onderwerp: | Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Hoger beroep in strijd met appelverbod. Niet-ontvankelijk. |
BESLISSING
11 februari 2022
in de zaak 210336
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
tegen:
verweerster
1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD
1.1 Het Hof van Discipline (hierna: het hof) verwijst naar de voorzittersbeslissing
van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag (hierna: de raad) van 28 april
2021 (zaaknummer: 21-089/DH/DH). Daarbij is de klacht
van klager tegen verweerster kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is onder
ECLI:NL:TADRSGR:2021:103 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.
1.2 De berichten van klager tegen de beslissing van de voorzitter heeft de raad als
verzet tegen die beslissing aangemerkt. De raad heeft in een beslissing van 1 november
2021 het verzet van klager ongegrond verklaard. Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRSGR:2021:180
op tuchtrecht.nl gepubliceerd.
2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF
2.1 Het hoger beroepschrift van klager tegen de verzetbeslissing is op 1 november 2021 ontvangen door de griffie van het hof.
2.2 Verder bevat het dossier van het hof alle stukken van de raad en het e-mailbericht
van de griffie van 25 januari 2022 waarin de samenstelling van de kamer en de uitspraakdatum
is medegedeeld.
2.3 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het
dossier.
3 BEOORDELING
3.1 Het beroep van klager is gericht tegen een beslissing van de raad van 1 november
2021 waarin de raad het verzet van klager ongegrond heeft verklaard.
3.2 Artikel 46h lid 7 van de Advocatenwet bepaalt dat geen beroep kan worden ingesteld
tegen een beslissing van de raad waarbij het verzet tegen een voorzittersbeslissing
niet-ontvankelijk of ongegrond is verklaard. Deze bepaling wordt ook wel het appelverbod
genoemd. Dit appelverbod kan alleen worden doorbroken als de procedure bij de raad
niet heeft voldaan aan de voorwaarden voor een eerlijk proces, doordat bij de behandeling
van het verzet een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden. Het gaat hierbij dus
uitsluitend om de schending van een fundamenteel rechtsbeginsel in de verzetprocedure
bij de raad. Wat er in de klachtzaak is gebeurd bij de deken en bij de voorzitter
van de raad blijft daarom buiten behandeling.
3.3 Klager voert in zijn beroepschrift aan dat hij de zitting bij de raad op 20 september
2021 niet kon bijwonen wegens gezondheidsklachten, hetgeen hij netjes met de griffie
van de raad zou hebben gecommuniceerd. Volgens klager had de zitting - naar het hof
begrijpt - zonder hem geen doorgang mogen vinden en had de raad een nieuwe zittingsdatum
moeten plannen.
3.4 Het hof begrijpt dat klager een beroep doet op schending van het fundamentele
rechtsbeginsel dat de raad zonder hoor en wederhoor op het verzet heeft beslist. Het
hof stelt vast dat voor deze stelling van klager geen feitelijke grondslag kan worden
gevonden in het dossier. Blijkens het dossier van de raad is klager deugdelijk opgeroepen
en heeft klager voorafgaand aan de zitting geen contact opgenomen met de griffie over
zijn gezondheidsklachten en de gevolgen daarvan voor zijn aanwezigheid op de zitting.
Pas na de zitting heeft klager naar aanleiding van een bericht van de griffier van
de raad op 21 september 2021 een niet nader met stukken onderbouwde verklaring gegeven
voor zijn afwezigheid, en verzocht om de zitting opnieuw in te plannen. Dat de raad
dit verzoek heeft afgewezen acht het hof niet onjuist. Van schending van enig fundamenteel
rechtsbeginsel is het hof niet gebleken.
3.5 De slotsom is dat klager geen feiten of omstandigheden heeft aangedragen waaruit
volgt dat hij bij de raad geen eerlijk proces heeft gehad. Het hof concludeert dan
ook dat het appelverbod niet kan worden doorbroken. Het beroep van klager zal daarom
niet-ontvankelijk worden verklaard.
4 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
4.1 verklaart het hoger beroep tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 1 november 2021, gewezen onder nummer 21-089/DH/DH niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. J.D. Streefkerk
en L.H. Rammeloo, leden, in tegenwoordigheid van mr. V.H. Wagner, griffier, en in
het openbaar uitgesproken op 11 februari 2022.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 11 februari 2022.