ECLI:NL:TAHVD:2022:37 Hof van Discipline 's Gravenhage 210217

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2022:37
Datum uitspraak: 11-02-2022
Datum publicatie: 15-02-2022
Zaaknummer(s): 210217
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarop al eerder is beslist
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Klacht tegen eigen advocaat. Volgens het bepaalde in artikel 56 lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet kan de klager, die de klacht heeft ingediend die tot de beslissing van de raad heeft geleid, van die beslissing hoger beroep instellen indien zijn klacht geheel of ten dele ongegrond is verklaard. De door klager ingediende klacht in zijn geheel door de raad gegrond is verklaard en de raad heeft verweerster daarom een maatregel opgelegd. Om die reden is klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.

BESLISSING
 
van 11 februari 2022
in de zaak 210217

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen: 

verweerster


1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1 Het hof verwijst naar de beslissing van 7 juni 2021 van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort ‘s-Hertogenbosch (zaaknummer: 20-614/DB/LI). In deze beslissing is de klacht gegrond verklaard en een maatregel van waarschuwing opgelegd. 

1.2 Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRSHE:2021:100 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.


2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1 Het hoger beroepschrift van klager tegen deze beslissing is op 6 juli 2021 per e-mail en op 8 juli  2021 per post ontvangen door de griffie van het hof.

2.2 Verder bevat het dossier van het hof:
- de stukken van de raad;
- meerdere schrijvens van klager van 19, 24 en 26 september 2021
- meerdere schrijvens van klager van 21 en 22 oktober 2021;
- meerdere schrijvens van klager van 12, 13, 16, 23, 29 en 30 november 2021;
- het verweerschrift van verweerster van 30 november 2021.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 10 december 2021. Tijdens die mondelinge behandeling zijn tegelijkertijd behandeld het beroep ingesteld door klager in tuchtzaken tegen verweerder in de zaken met de nummer 210215, 210216, 210218 en 210219. In alle zaken wordt afzonderlijk uitspraak gedaan. Klager is ter zitting verschenen. Verweerster heeft de zitting middels audiovisuele verbinding bijgewoond. Klager heeft zijn standpunt toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen, die ook onderdeel uitmaken van het dossier van het hof. Verweerster heeft eveneens het woord gevoerd. Daarvan, en van hetgeen verder is besproken, heeft de griffier aantekeningen bijgehouden.

3 FEITEN

3.1 Het hof gaat uit van de feiten die door de raad zijn vastgesteld nu daartegen geen beroepsgrond is gericht. Het gaat om de volgende feiten.

3.2 Klager heeft verweerster en haar kantoorgenoot per e-mail van 10 februari 2020 aansprakelijk gesteld en verzocht om hem binnen 14 dagen de gegevens van de verzekering te verstrekken zodat hij kon zien dat de aansprakelijkstelling daadwerkelijk was ingediend en ontvangen door de verzekeraar. De kantoorgenoot van verweerster heeft klager per e-mail van 14 februari 2020 bericht dat de aansprakelijkstelling aan de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar was doorgeleid.
3.3 Klager heeft verweerster per e-mail van 27 februari 2020 een tweede aansprakelijkstelling toegezonden. Klager heeft voorts per e-mail van 27 februari 2020 aan verweerster en haar kantoorgenoot bericht dat hij nog geen gegevens van de verzekering had ontvangen. Verweerster heeft hierop per e-mail van 27 februari 2020 geantwoord dat de aansprakelijkstelling naar de verzekeraar was doorgeleid en dat de verzekeraar haar had bericht dat klager geïnformeerd zou worden. Zij liet verder weten bij de verzekeraar navraag te zullen doen.
3.4. Verweerster is inmiddels niet meer ingeschreven als advocaat.

4. KLACHT

4.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft
gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster dat zij, ondanks verzoeken daartoe, klager niet binnen de door hem gestelde termijn heeft geïnformeerd over het doorsturen van de aansprakelijkstellingen aan de verzekeraar, en evenmin gegevens over de verzekeraar heeft verstrekt.

5. BEOORDELING

Overwegingen raad

5.1 De raad heeft overwogen dat de betamelijkheidsnorm als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet
meebrengt dat een advocaat een tegen hem ingediende schadeclaim jegens een (vermeend) benadeelde helder communiceert en de aansprakelijkheidsstelling op korte termijn door moet geven aan zijn assuradeur. Verweerster is bij brieven van 10 en 27 februari 2020 aansprakelijk gesteld. Zij heeft klager bericht dat de aansprakelijkstelling naar de verzekeraar was doorgeleid, maar zij heeft nagelaten de gegevens van de verzekeraar tijdig te verstrekken. Hierdoor was het voor klager niet na te gaan of de verzekeraar de schadeclaim tijdig had ontvangen. Dit is te wijten aan verweerster en daarom is de klacht gegrond verklaard.

Overweging van het hof

5.2 Volgens het bepaalde in artikel 56 lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet kan de klager, die de klacht heeft ingediend die tot de beslissing van de raad heeft geleid, van die beslissing hoger beroep instellen indien zijn klacht geheel of ten dele ongegrond is verklaard.
De door klager ingediende klacht in zijn geheel door de raad gegrond is verklaard en de raad heeft verweerster daarom een maatregel opgelegd. Om die reden is klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.

6 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

6.1  verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch van 7 juni 2021 onder nummer 20-614/DB/LI.

Deze beslissing is gewezen door mr. E.W. de Groot, voorzitter, mrs. V. Wolting en G.J.K. Elsen, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Pesch, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2022.


griffier voorzitter            

De beslissing is verzonden op 11 februari 2022