ECLI:NL:TAHVD:2022:33 Hof van Discipline 's Gravenhage 210377

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2022:33
Datum uitspraak: 07-02-2022
Datum publicatie: 08-02-2022
Zaaknummer(s): 210377
Onderwerp: Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat
Beslissingen: Beklag
Inhoudsindicatie: Artikel 13 beklag. Vaststaat dat de deken al eerder in deze kwestie een advocaat heeft aangewezen. Die advocaat is op basis van het dossier van klager tot het advies gekomen dat de door klager gewilde procedure geen kans van slagen had. Het feit dat de door de deken aangewezen advocaat niet bereid is de zaak van klager in behandeling te nemen, betekent niet dat klager recht heeft op de aanwijzing van een andere advocaat. De deken heeft het tweede verzoek tot aanwijzing van een advocaat op goede gronden afgewezen.

BESLISSING

van 7 februari 2022
in de zaak 210377 

naar aanleiding van het beklag van:

klager 

tegen:
 
mr. J.F.C. Schnitzler
Deken van de Orde van Advocaten
in het arrondissement Oost-Brabant

de deken


1 HET BEKLAG

1.1 Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek toegewezen en daarvoor mr. M.W. van der Heijden aangewezen. Op 10 november 2021 heeft klager een tweede verzoek tot aanwijzing van een advocaat ingediend. De deken heeft dit tweede verzoek afgewezen met zijn beslissing van 15 november 2021. Klager heeft een beklag d.d. 19 november 2021 tegen deze beslissing van de deken ingediend bij het hof.

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1 Het beklag is op 19 november 2021 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2 Verder bevat het dossier:
- het verweerschrift van de deken van 6 januari 2022.

2.3 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.

3 FEITEN

Het hof stelt de volgende feiten vast.

3.1 Op 9 oktober 2021 heeft klager een verzoek ingediend bij de deken in het arrondissement Limburg om een advocaat aan te wijzen, omdat hij een beroepsaansprakelijkheidsprocedure wil starten tegen [naam advocaat 1] en/of het advocatenkantoor [naam advocatenkantoor]. De deken in het arrondissement Limburg heeft de huidige deken benaderd om het verzoek in behandeling in te nemen, waarmee de deken en ook klager heeft ingestemd.

3.2 In een brief van 2 november 2021 (die per e-mail aan klager is verstuurd) heeft de deken klager bericht dat hij een advocaat, [naam advocaat 2] (hierna: de aangewezen advocaat), bereid heeft gevonden om aan klager rechtsbijstand te verlenen. Daarbij is klager erop gewezen dat het de advocaat vrijstaat om te besluiten alsnog geen rechtsbijstand te verlenen, dat de advocaat niet verplicht is om een procedure te voeren en dat de deken een advocaat niet kan dwingen om de rechtsbijstand waar de rechtzoekende om vraagt te verlenen.

3.3 Bij e-mail van 8 november 2021 heeft de aangewezen advocaat klager bericht dat hij de zaak op basis van de door klager verstrekte stukken heeft bestudeerd en op basis van deze stukken geen reële kansen op een positief resultaat in de zaak ziet. Daarbij heeft hij opgemerkt dat dit nog niet wil zeggen dat hij de zaak niet in behandeling kan nemen. Het kan namelijk zijn dat er nog stukken zijn en/of verdere informatie is, die maken/maakt dat er toch wel een reële kans op een positief resultaat is. In diezelfde mail wordt uitgelegd welke problemen de aangewezen advocaat ziet en welke eventuele informatie de zaak zou kunnen helpen. In essentie geeft de aangewezen advocaat in dit bericht aan dat:
- aan een gegrondverklaring van een tuchtklacht niet zonder meer de conclusie kan worden verbonden dat de beklaagde advocaat ook aansprakelijk is;
- op basis van de verstrekte gegevens de kansen in een denkbeeldige cassatieprocedure als vrijwel nihil worden ingeschat (de selectie en waardering van het bewijsmateriaal is aan het gerechtshof en behoeft volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad geen nadere motivering);
- overigens niet is voldaan aan de klachtplicht en een eventuele vordering kan zijn verjaard.
De aangewezen advocaat voegt daaraan het volgende toe. Alleen wanneer aangetoond wordt dat bij het gerechtshof een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt is aangevoerd dat door het gerechtshof niet is besproken, had dit in cassatie wel aangevoerd kunnen worden. Ook zal klager bewijs moeten aanleveren dat hij op tijd heeft voldaan aan zijn klachtplicht. De aangewezen advocaat heeft klager bericht dat hij de zaak nog niet in behandeling heeft genomen. Als klager geen verdere stukken heeft dan laat hij weten dat hij de zaak niet in behandeling kan en ook niet mag nemen omdat een advocaat geen zaken mag aannemen die hij kansloos acht.

3.4 In een e-mail van 12 november 2021 heeft de aangewezen advocaat aan klager laten weten dat hij de zaak niet in behandeling neemt.

3.5 Klager heeft zich andermaal tot de deken gewend.

3.6 In een e-mail van 15 november 2021 heeft de deken – kort samengevat – klager geïnformeerd dat de aangewezen advocaat op basis van de door klager ter beschikking gestelde stukken heeft geoordeeld dat hij klagers zaak (vrijwel) kansloos acht en daarom een negatief procesadvies heeft gegeven. Verder geeft de deken aan dat hij, zoals op 2 november 2021 is bericht, een advocaat niet kan dwingen om rechtsbijstand te verlenen. De deken stelt dat het tweede verzoek tot aanwijzing van een advocaat moet worden afgewezen, omdat de deken niet tweemaal voor eenzelfde zaak een advocaat aanwijst.

4 BEOORDELING

Beklag

4.1 Klager heeft – kort samengevat en naar het hof begrijpt – aangevoerd dat de advocaat die de deken heeft aangewezen weigert om als zijn advocaat op te treden. Klager stelt dat door de beslissing van de deken om zijn tweede verzoek tot aanwijzing van een advocaat niet in behandeling te nemen, hem een behoorlijk beroep op de rechter wordt onthouden.

Verweer deken

4.2 De deken herhaalt in zijn verweerschrift dat de door hem aangewezen advocaat een uitgebreid negatief advies heeft gegeven en de deken geen reden heeft te twijfelen aan de juistheid van dit negatieve advies. Het tweede verzoek tot aanwijzing is afgewezen omdat in eenzelfde zaak niet tweemaal tot aanwijzing wordt overgegaan.

Toetsingskader

4.3 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent, of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.

Beoordeling

4.4 Vaststaat dat de deken al eerder in deze kwestie een advocaat heeft aangewezen. Die advocaat is op basis van het dossier van klager tot het advies gekomen dat de door klager gewilde procedure geen kans van slagen had. Het feit dat de door de deken aangewezen advocaat niet bereid is de zaak van klager in behandeling te nemen, betekent niet dat klager recht heeft op de aanwijzing van een andere advocaat. Het hof merkt daarbij op dat voor de vraag of zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 13 Advocatenwet niet beslissend is of de rechtzoekende een advocaat kan vinden die bereid is te doen wat de rechtzoekende van zijn advocaat verlangt.
De deken kon het – negatieve – procesadvies van de eerder aangewezen advocaat tot uitgangspunt nemen. Het betreft immers een uitvoerig en gemotiveerd advies over de haalbaarheid. Door klager zijn geen concrete feiten en omstandigheden naar voren gebracht, noch zijn die gebleken, die afbreuk doen aan dit advies en het zinvol zouden maken om andermaal tot een aanwijzing over te gaan. De deken heeft het tweede verzoek tot aanwijzing van een advocaat dan ook op goede gronden afgewezen.

4.5 Verder constateert het hof dat klager in een kort tijdsbestek drie aanwijzingsverzoeken (zaaknummers 210315, 210324 en 210377) en vier klachten over verschillende dekens (zaaknummers 210316, 210325, 210341 en 210342) heeft ingediend in dezelfde dan wel aanverwante kwesties. Nu klager blijft volharden in het indienen van kansloze aanwijzingsverzoeken en beklagschriften, moet hij er rekening mee houden dat het hof een volgend beklag tegen de afwijzing van een (aanwijzings)verzoek door een deken (of een klacht over die deken), wegens misbruik van recht, buiten behandeling zal stellen.

5 BESLISSING

Hof van Discipline:

- verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van 15 november 2021 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant ongegrond.


Deze beslissing is gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. V. Wolting en E.L. Pasma, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2022.

                                                                        
     
griffier  voorzitter

De beslissing is verzonden op 7 februari 2022.