ECLI:NL:TAHVD:2022:182 Hof van Discipline 's Gravenhage 220150

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2022:182
Datum uitspraak: 30-06-2022
Datum publicatie: 10-01-2024
Zaaknummer(s): 220150
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Verwijzing
Beslissingen: Verwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht niet verwezen.

Beslissing van de voorzitter van

het Hof van Discipline

van 30 juni 2022

in de zaak 220150

naar aanleiding van het verzoek van:

klager

tegen:

verweerder

1 HET VERZOEK

1.1 De voorzitter van het hof verwijst naar het e-mailbericht d.d. 18 mei 2022 met bijlagen van verweerder. Bijgevoegd is een klacht van klager over verweerder.

2 DE BEOORDELING

2.1 De voorzitter stelt voorop dat de klacht van klager ziet op het handelen van verweerder in zijn hoedanigheid van Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: deken). In beginsel worden klachten over dekens van de orde van advocaten verwezen naar een deken van een andere orde voor onderzoek en afhandeling (artikel 46c lid 5 Advocatenwet).

2.2 De klacht van klager ziet op de wijze waarop verweerder als deken een klacht van klager over mr. M heeft behandeld. Ook de klacht tegen mr. M ziet op handelen in zijn hoedanigheid van deken, in dit geval als Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland ter zake van een klachtbehandeling (over een advocaat).

2.3 Verweerder heeft over de klacht tegen mr. M een dekenstandpunt ingenomen (ex art. 46d lid 8 Advocatenwet). Klager verwijt verweerder dat hij de letter van de wet heeft toegepast en zijn gezonde verstand niet heeft gebruikt, waarna klager dit toelicht aan de hand van de verwijten aan het adres van mr. M. Verder stelt klager dat verweerder zijn standpunt niet heeft beargumenteerd, waardoor verweerder zich ongevoelig en onzorgvuldig heeft getoond.  

2.4 De voorzitter overweegt als volgt. Verweerder heeft onderzoek ingesteld naar de klacht en bij brief van 22 december 2021 zijn dekenvisie gegeven over de klacht tegen de deken Noord-Holland, waarbij hij heeft aangegeven dat klager de deken kan vragen om zijn klacht aan de raad van discipline voor te leggen. Als klager het oneens is met het standpunt van verweerder ligt het op zijn weg de deken te verzoeken zijn klacht ter kennis van de raad van discipline te brengen. De raad van discipline beoordeelt de klacht zelfstandig en is op geen enkele wijze gebonden aan de bevindingen van de deken. Door opnieuw om een verwijzing te vragen naar aanleiding van een dekenklacht maakt klager naar het oordeel van de voorzitter van het hof misbruik van het klachtrecht. Het verzoek om verwijzing wordt om deze reden afgewezen.

2.5 Tot slot wijst de voorzitter erop dat klager er rekening mee moet houden dat volgende klachten over dekens die hun taak uitoefenen wegens misbruik van klachtrecht niet meer in behandeling worden genomen.

3 BESLISSING

De voorzitter van het Hof van Discipline:

3.1 wijst het verzoek tot verwijzing naar een andere deken voor onderzoek en afhandeling af.



Deze beslissing is gewezen op 30 juni 2022 door mr. T. Zuidema, voorzitter.

voorzitter

De beslissing is verzonden op 7 juli 2022.