ECLI:NL:TAHVD:2022:180 Hof van Discipline 's Gravenhage 220156

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2022:180
Datum uitspraak: 14-07-2022
Datum publicatie: 09-01-2024
Zaaknummer(s): 220156
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Verwijzing
Beslissingen: Verwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht niet verwezen. 

Beslissing van de voorzitter van

het Hof van Discipline

van 14 juli 2022

in de zaak 220156

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1 HET VERZOEK 

1.1 De voorzitter van het hof verwijst naar het e-mailbericht van 16 juni 2022 met bijgevoegd een brief van 4 april 2022 van klager. In die brief formuleert klager een klacht over verweerder. Verweerder heeft de voorzitter verzocht de klacht over hemzelf in behandeling te laten nemen conform het bepaalde in artikel 46c lid 5 Advocatenwet. Verder verwijst de voorzitter van het hof naar een e-mailbericht van 14 juli 2022 met twee bijlagen van verweerder.

2 DE BEOORDELING

2.1 De voorzitter stelt voorop dat de klacht van klager ziet op het handelen van verweerder in zijn hoedanigheid van Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: deken). In beginsel worden klachten over dekens van de orde van advocaten verwezen naar een deken van een andere orde voor onderzoek en afhandeling (artikel 46c lid 5 Advocatenwet).

2.2. De klacht van klager ziet op de wijze waarop verweerder als deken een klacht van klager over mr. V heeft behandeld. Ook de klacht tegen mr. V ziet op handelen in haar hoedanigheid van deken, in dit geval als Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland ter zake van een klachtbehandeling (over een advocaat).

2.3 Klager verwijt verweerder dat hij zijn klacht verkeerd geïnterpreteerd heeft en aldus zijn werkelijke verwijten niet onderzocht heeft. Verweerder heeft het proces van klachtbehandeling door mr. V onderzocht in plaats van het verwijt dat mr. V de klacht niet serieus heeft genomen en geen kennis heeft genomen van de ingediende stukken. Klager stelt dat verweerder op die manier mr. V de hand boven het hoofd heeft willen houden. Verweerder heeft over de klacht tegen mr. V een dekenstandpunt ingenomen (ex art. 46d lid 8 Advocatenwet).

2.4 De voorzitter heeft kennis genomen van het dekenstandpunt en overweegt als volgt. Verweerder heeft wel degelijk onderzoek ingesteld naar de door klager geformuleerde verwijten over mr. V. Daarbij heeft verweerder aangegeven dat klager de deken (dus zowel mr. V in de eerdere klachtzaak als verweerder in de onderhavige zaak) kan vragen om zijn klacht aan de raad van discipline voor te leggen. Als klager het oneens is met het standpunt van verweerder ligt het op zijn weg de deken te verzoeken zijn klacht ter kennis van de raad van discipline te brengen. De raad van discipline beoordeelt de klacht zelfstandig en is op geen enkele wijze gebonden aan de bevindingen van de deken, zoals ook de deken aan klager heeft toegelicht. Door dit terzijde te leggen en opnieuw om een verwijzing te vragen naar aanleiding van een dekenklacht maakt klager naar het oordeel van de voorzitter van het hof misbruik van het klachtrecht. Het verzoek om verwijzing wordt om deze reden afgewezen.

2.5 Tot slot wijst de voorzitter erop dat klager er rekening mee moet houden dat volgende klachten over dekens die hun taak uitoefenen niet meer in behandeling kunnen worden genomen wegens misbruik van klachtrecht.

3 BESLISSING

De voorzitter van het Hof van Discipline:

3.1 wijst het verzoek om verwijzing van de klacht over verweerder voor onderzoek en afhandeling af.



Deze beslissing is gewezen op 14 juli 2022 door mr. J. Blokland, plaatsvervangend voorzitter.

Voorzitter

De beslissing is verzonden op 2 augustus 2022.