ECLI:NL:TAHVD:2022:171 Hof van Discipline 's Gravenhage 220261

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2022:171
Datum uitspraak: 12-12-2022
Datum publicatie: 19-12-2022
Zaaknummer(s): 220261
Onderwerp: Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat
Beslissingen: Beklag
Inhoudsindicatie: Artikel 13 beklag. Klager stelt dat sprake is geweest van belangenverstrengeling. Deze beklaggrond wijst het hof af. Het hof kan niet vaststellen dat sprake zou kunnen zijn geweest van belangenverstrengeling bij de beoordeling van klagers aanwijzingsverzoek. In ieder geval hoefde de deken daar niet op bedacht te zijn.Verder voldoet de door klager verschafte informatie niet aan de vereisten om het verzoek tot aanwijzing van een advocaat op grond van artikel 13 Advocatenwet op deugdelijke wijze te kunnen beoordelen. Ook het hof kan uit de aan de deken verzonden stukken en het beklagschrift onvoldoende herleiden waarvoor klager precies een advocaat nodig heeft. Het ligt op de weg van klager concrete aanknopingspunten aan te dragen voor de juridische procedure(s) waarvoor rechtsbijstand van een advocaat nodig is. Beklag ongegrond.

Beslissing van 12 december 2022

in de zaak 220261

naar aanleiding van het beklag van:

klager

tegen:

de deken

1 HET BEKLAG 

1.1 Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen met haar beslissing van 23 juni 2022. Klager heeft een beklag tegen de beslissing van de deken ingediend bij het Hof van Discipline (hierna: het hof).

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1 Het beklag is op 11 juli 2022 per post ontvangen door de griffie van het hof.

2.2. Verder bevat het dossier:

  • het verweer van de deken van 20 oktober 2022 met bijlagen;
  • e-mails van klager van 26 en 27 oktober 2022 met bijlagen.

2.3 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.

3 FEITEN

Het hof stelt de volgende feiten vast.

3.1 Op 17 februari 2022 heeft klager bij de deken een verzoek ingediend om een advocaat aan te wijzen. Klager stelt onder meer dat er fouten zijn gemaakt door het UWV, de gemeente en de Belastingdienst en dat er salarisspecificaties ontbreken. Verder geeft klager aan dat hij een letselschade advocaat nodig heeft, omdat hij is gemarteld in de gevangenis.

3.2 In een e-mail van 28 februari 2022 heeft de stafjurist van de deken klager verzocht om zijn verzoek nader toe te lichten, omdat haar niet duidelijk is waarom en voor welke kwesties klager een advocaat nodig heeft.

3.3 In een e-mail van 10 maart 2022 heeft klager gereageerd dat er meerdere kwesties spelen. Klager voert onder meer aan dat het UWV geen correctie salarisspecificaties en jaaropgaven stuurt, dat de Jeugdbescherming Gouda fraudeert met rapportages en dat zijn stiefdochter onrechtmatig in een pleeggezin zit. Hiervan heeft hij ook aangifte gedaan bij het veiligheid, integriteit en klachten (v.i.k.)-team Den Haag. Ook betoogt klager dat hij is gemarteld in de gevangenis. Hij zoekt daarom een letselschade advocaat/mensenrechtenadvocaat. Tot slot laat klager weten dat hij een dwangbevel van de Belastingdienst heeft ontvangen, maar dat dit is gepauzeerd.

​​​​​​​3.4 In een e-mail van 17 maart 2022 heeft de stafjurist klager het volgende bericht:

“(..) Op basis van uw verzoek kan niet beoordeeld worden of een juridische procedure, waarbij verplichte vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven, in dit stadium noodzakelijk is en of een procedure met succes kan worden gevoerd. Dat betekent dat uw verzoek om aanwijzing van een advocaat op basis van de thans bekende gegevens waarschijnlijk zal worden afgewezen. Aan deze afwijzing zullen de volgende overwegingen ten grondslag liggen:

- Salarisopgaven kunt uzelf opvragen bij het UWV en de gemeente Gouda. Een procedure lijkt niet noodzakelijk.

- In verband met een eventuele fraude door jeugdbescherming Gouda heeft u aangifte gedaan bij v.i.k-team Den Haag, maar dit onderzoek loopt nog. Het lijkt mij dat de uitkomst van dit onderzoek afgewacht moet worden voordat kan worden bepaald of een procedure noodzakelijk is.

- U stelt dat u gemarteld bent tijdens uw detentie. Zijn daar bewijzen van? Is dit bijvoorbeeld door een onafhankelijk arts vastgesteld en beschikt u over een verklaring van een arts?

- Ik begrijp uit uw e-mail dat u in verband met uw verblijf in de penitentiaire inrichting en hetgeen zich daar heeft voorgedaan van mening bent dat mensenrechten geschonden zijn. Een advocaat kan alleen op basis van bewijsstukken mogelijk iets ondernemen. Beschikt u over bewijsstukken waaruit blijkt dat mensenrechten zijn geschonden?

Welke advocaat heeft u tijdens uw verblijf in de penitentiaire inrichting bijgestaan?

- Met de belastingdienst heeft u kennelijk zelf overeenstemming bereikt over een inningspauze. Ook in deze kwestie heeft u dus op dit moment geen advocaat nodig.

Graag ontvang ik van u een reactie en een antwoord op de hiervoor gestelde vragen.(..)”.

​​​​​​​3.5 In een e-mail van 17 maart 2022 heeft klager bericht dat hij zich inmiddels ook tot het juridisch loket heeft gewend en:

“(..) Ik verzoek om de aanwijzing van een gespecialiseerd advocaat met name mensenrecht. Civiel (..) Wat betreft de weg die u beschrijft aangaande de gemeentes en belastingdienst hoef ik niet begeleid te worden. Er is met de belastingdienst afgesproken dat we in gesprek gaan. De behandelaar liet weten geveld te zijn met "Corona" en zal op later ogenblik op de verdere behandeling van het dossier ingaan. (..)”.

​​​​​​​3.6 In een e-mail van 7 april 2022 heeft de stafjurist geantwoord dat zij begrijpt dat klager zich tot het juridisch loket heeft gewend en dat een doorverwijzing gaande is. Zij heeft klager gevraagd naar de stand van zaken.

​​​​​​​3.7 Klager heeft op 7 april 2022 gereageerd dat hij op 15 maart 2022 een telefoongesprek heeft gehad met advocatenkantoor B, maar nadien geen reactie meer heeft gehad.

​​​​​​​3.8 In een vervolg e-mail van 11 april 2022 laat klager weten dat het advocatenkantoor P heeft bericht dat zij geen ruimte hebben om zijn zaak aan te nemen.

​​​​​​​3.9 In een e-mail van 14 april 2022 heeft de stafjurist klager aangegeven dat het nog steeds niet duidelijk is of aan de voorwaarden van artikel 13 Advocatenwet wordt voldaan. Voor de kwesties met het UWV en de gemeenten is geen vertegenwoordiging door een advocaat voorgeschreven. Verder verzoekt zij klager om bewijsstukken te verstrekken waaruit blijkt dat zijn mensenrechten in de gevangenis zijn geschonden. Ook adviseert zij klager om het juridisch loket te bellen.

​​​​​​​3.10 Op 3 mei 2022 heeft klager een e-mail die aan een juridisch loket is gericht ook aan de Orde van Advocaten gestuurd.

​​​​​​​3.11 Op 11 mei 2022 heeft de stafjurist klager bericht dat het niet duidelijk is waarom klagers mail van 3 mei 2022 aan de Orde van Advocaten is gericht en dat het juridisch loket niet onder het toezicht van de deken staat.

​​​​​​​3.12  In een e-mail van 11 mei 2022 heeft klager een document van een psycholoog van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) naar de stafjurist verzonden. Klager vraagt wederom om aanwijzing van een advocaat.

​​​​​​​3.13 In een e-mail van 2 juni 2022 verzoekt klager nogmaals om aanwijzing van een advocaat.

​​​​​​​3.14 In een e-mail van 8 juni 2022 heeft de stafjurist klager het volgende bericht:

“(..) Ik ben van mening, en daarbij baseer ik mij op de tot nu toe verstrekte informatie, dat er op dit moment (nog) geen sprake is van een zaak, waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven. In de kwesties met het UWV, de gemeentes, de belastingdienst en jeugdbescherming is bijstand door een advocaat niet verplicht. Mogelijk heeft u een letselschadeadvocaat nodig, maar tot nu toe heeft u geen bewijs geleverd dat er werkelijk sprake is van letselschade. Dit bewijs dient uzelf te verzamelen, pas daarna kan beoordeeld worden of een advocaat moet worden toegewezen. U mag mij uw dossier toesturen, maar ik weet niet of ik aan de hand van dat dossier kan beoordelen of er sprake is van letselschade. Het meest praktisch is dat u zelf de relevante documenten selecteert en aan mij mailt. Ik verzoek u mij deze stukken voor 17 juni a.s. toe te sturen. Vooralsnog is de deken voornemens uw verzoek om aanwijzing van een advocaat af te wijzen. Wanneer eventueel door u toe te sturen bewijsstukken ons niet tot andere inzichten hebben gebracht, kunt u in de week van 20 juni a.s. formele afwijzing van uw verzoek verwachten. U kunt tegen deze formele afwijzing beklag doen bij het Hof van Discipline (..)”.

​​​​​​​3.15 Op 8 juni 2022 heeft klager gereageerd. Hij geeft onder meer aan dat er aangifte is gedaan bij de politie en dat het dossier naar het Openbaar Ministerie (OM) is gestuurd. Verder bericht hij dat er sprake is van een vertrouwensbreuk in de rechtsgang en het niet verantwoord is om alles zonder een advocaat te doen. Klager vraagt de stafjurist of hij zijn hele dossier aan de deken kan sturen.

​​​​​​​3.16 In een e-mail van 9 juni 2022 heeft de stafjurist geantwoord dat klager zelf een selectie van het dossier moet maken, maar dat als klager het hele dossier wil sturen hij dit het beste via We-transfer kan doen.

​​​​​​​3.17 In een brief van 23 juni 2022 (die per e-mail aan klager is gestuurd) heeft de deken het verzoek om aanwijzing van een advocaat afgewezen, omdat het verzoek niet voldoet aan de door artikel 13 Advocatenwet gestelde voorwaarden. De deken heeft – samengevat – overwogen dat zij op basis van klagers verzoek en toelichting niet kan beoordelen of een juridische procedure, waarbij verplichte vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven, noodzakelijk is en of de procedure met succes kan worden gevoerd.

​​​​​​​​​​​​​​3.18 In een brief van 26 juli 2022 van het OM (arrondissementsparket Den Haag) is aan klager medegedeeld dat de beoordeling van zijn dossier, naar aanleiding van zijn aangifte, langer op zich laat wachten.

4 BEOORDELING

Beklag

​​​​​​​4.1 Klager heeft in zijn beklag – samengevat – het volgende aangevoerd. Klager stelt dat sprake is van belangenverstrengeling, omdat de deken de advocaat van zijn vriendin en stiefdochter is geweest in het dossier tegen Jeugdbescherming Gouda. Verder geeft hij aan dat hij van het kastje naar de muur wordt gestuurd, het OM nog steeds in verzuim is met de behandeling van zijn aangifte en dat allerlei instanties hem negeren. Klager sluit zijn beklag af met: “Er zijn voldoende redenen waarbij het niet alleen betreffende de belastingdienst, het uwv, de gemeente, hulpinstanties, "de gevangenis vooral" niet heeft nagelaten ons onrechtmatig te mishandelen, ik kennelijk volgens de genomen beslissing van Mevr. Mr. A., de Orde van advocaten geen voldoende redenen te hebben op een gespecialiseerde advocaat. Met andere woorden wordt ons dit recht welke eveneens in de grondwet staat, ontnomen. Ook hier kan ik de grondwetartikelen ervan beschrijven, insgelijks het EVRM, het UVRM. Men verwacht dat ik stukken indien die ik /wij nog niet bezitten, o.a.: het dossier gevangenis Haaglanden. Een detentieverklaring alleen is niet hetzelfde als het complete dossier. Men speelt op het doel en de missie, mijn gevoel de kwesties te willen laten verjaren (..)”.

Verweer deken

​​​​​​​4.2 De deken heeft – samengevat – aangevoerd dat klager zijn beklag onder meer baseert op belangenverstrengeling, omdat de deken de vriendin en stiefdochter van klager als advocaat zou hebben bijgestaan. De deken kan dit niet uitsluiten omdat zij niet op de hoogte was van de naam van klagers vriendin. Zij kan hier dan ook geen uitspraken over doen. Uit de mailwisselingen tussen stafjurist en klager blijkt echter dat dit geen enkele rol heeft gespeeld bij de afwijzing van klagers aanwijzingsverzoek. Met betrekking tot de redenen voor afwijzing voert de deken aan dat klager de e-mail aan advocatenkantoor P waarin staat vermeld wat hem in de gevangenis zou zijn overkomen, niet aan de deken heeft gestuurd. Ook overigens heeft de deken geen bewijsstukken van mishandeling of misstanden in de penitentiaire inrichtingen van klager ontvangen. Uit de met klager gevoerde correspondentie is het de deken niet duidelijk geworden waarom hij bijstand van een advocaat nodig heeft, of deze bijstand in dit stadium zinvol is en of een eventuele procedure een redelijke kans van slagen heeft. Het aanwijzingsverzoek is dan ook op gegronde redenen afgewezen.

Toetsingskader

​​​​​​​4.3 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent, of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.

Beoordeling

​​​​​​​4.4 Het hof stelt voorop dat het niet kan vaststellen dat sprake zou kunnen zijn geweest van belangenverstrengeling bij de beoordeling van klagers aanwijzingsverzoek. In ieder geval hoefde de deken daar niet op bedacht te zijn, omdat zij niet bekend was met de naam van de vriendin van klager. De wijze waarop het dossier voor de stafjurist in opdracht van de deken is behandeld geeft geen enkele aanleiding om aan de integriteit van de deken te twijfelen. Deze beklaggrond wijst het hof daarom af.

​​​​​​​4.5 Uit de stukken leidt het hof af dat de stafjurist van de deken klager meermaals om informatie heeft gevraagd om zijn verzoek tot aanwijzing van een advocaat te verduidelijken. Nu klager verschillende keren door (de stafjurist van) de deken in de gelegenheid is gesteld de benodigde informatie te verstrekken en hij daar niet aan heeft voldaan, voldoet de door klager verschafte informatie niet aan de vereisten om het verzoek tot aanwijzing van een advocaat op grond van artikel 13 Advocatenwet op deugdelijke wijze te kunnen beoordelen.

​​​​​​​4.6 Ook het hof kan uit de aan de deken verzonden stukken en het beklagschrift onvoldoende herleiden waarvoor klager precies een advocaat nodig heeft. Hierdoor ontbreekt inzicht ter zake waarvan en op welke grondslag hij welke procedures wenst te voeren. Het hof heeft de indruk gekregen dat klager geen overzicht heeft in zijn eigen problematiek en ten onrechte meent dat voor het in kaart brengen van deze problematiek een advocaat aangewezen zou moeten worden. Het ligt op de weg van klager concrete aanknopingspunten aan te dragen voor de juridische procedure(s) waarvoor rechtsbijstand van een advocaat nodig is. Nu die aanknopingspunten zijn uitgebleven heeft de deken terecht overwogen dat zij niet kon beoordelen of zich de situatie als bedoeld in artikel 13 lid 1 van de Advocatenwet voordeed en om die reden niet tot aanwijzing van een advocaat kon overgaan (verg. HvD 11 januari 2019, ECLI:NL:TAHVD:2019:3).

​​​​​​​4.7 Voor zover klager bijstand wenst van een advocaat voor het opvragen van stukken bij de gemeente, UWV of de Belastingdienst, geldt dat de stafjurist van de deken terecht heeft aangegeven dat hiervoor geen sprake is van verplichte rechtsbijstand. Hetzelfde geldt voor het indienen van een aangifte of het afwachten van het onderzoek door de politie en/of het OM.

​​​​​​​4.8 Verder leidt het hof uit de gevoerde correspondentie af dat er volgens klager zich misstanden tijdens zijn detentie zouden hebben voorgedaan. Ondanks diverse verzoeken van de stafjurist van de deken, heeft klager hiervan geen bewijsstukken aangeleverd. Indien klager de gevraagde stukken bij de deken aanlevert en duidelijk aangeeft welke procedure hij voor ogen heeft, kan de vraag rijzen of de deken wel een advocaat zou moeten aanwijzen. Die situatie is nu nog niet aan de orde.

Slotsom

​​​​​​​4.9 Concluderend is het hof van oordeel dat de deken terecht het aanwijzingsverzoek op grond van de beschikbare informatie heeft afgewezen. Het beklag wordt daarom ongegrond verklaard.

5 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van 23 juni 2022 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag ongegrond.

Deze beslissing is gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. G. Creutzberg en G.C. Endedijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2022.

griffier                                                                                                       voorzitter 

De beslissing is verzonden op 12 december 2022 .