ECLI:NL:TAHVD:2022:161 Hof van Discipline 's Gravenhage 220231
ECLI: | ECLI:NL:TAHVD:2022:161 |
---|---|
Datum uitspraak: | 21-11-2022 |
Datum publicatie: | 28-11-2022 |
Zaaknummer(s): | 220231 |
Onderwerp: | Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat |
Beslissingen: | Beklag |
Inhoudsindicatie: | Artikel 13 beklag. Beklag niet-ontvankelijk, aangezien de Advocatenwet niet voorziet in de mogelijkheid om op te komen tegen een toewijzende beslissing van de deken. |
Beslissing van 21 november 2022
in de zaak 220231
naar aanleiding van het beklag van:
klager
tegen:
de deken
1 HET BEKLAG
1.1 Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek op 17 juni 2022 toegewezen en daarvoor mr. H. (hierna: mr. H) aangewezen. Klager heeft een beklag tegen de beslissing van de deken ingediend bij het Hof van Discipline (hierna: het hof).
2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF
2.1 Het beklag is op 21 juli 2022 ontvangen door de griffie van het hof.
2.2 Verder bevat het dossier:
- een brief van klager van 28 juli 2022;
- een brief van klager van 8 augustus 2022;
- een brief van klager van 4 september 2022;
- het verweerschrift van de deken van 5 oktober 2022 met bijlagen;
- de reactie van klager van 12 oktober 2022.
2.3 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.
3 FEITEN
Het hof stelt de volgende feiten vast.
3.1 Op 6 juni 2022 heeft klager bij de deken een verzoek ingediend om een advocaat aan te wijzen.
3.2 In een e-mail van 10 juni 2022 heeft de adjunct-secretaris van de deken klager geïnformeerd over de voorwaarden om in aanmerking te komen voor aanwijzing van een advocaat en is klager om nadere informatie verzocht. De adjunct-secretaris heeft onder meer gevraagd welke procedure aanhangig is en/of waartegen hoger beroep is ingesteld.
3.3 In brieven van 7 en 13 juni 2022 heeft klager de deken nadere informatie verstrekt. Uit één van de bijlagen die klager heeft opgestuurd, een brief van zijn voormalig advocaat, blijkt dat klager hoger beroep wil aantekenen tegen een kort geding vonnis van 16 maart 2022.
3.4 In een brief van 17 juni 2022 heeft de deken het verzoek om aanwijzing van een advocaat toegewezen. De deken heeft mr. H aangewezen om klager rechtsbijstand te verlenen met betrekking tot het hoger beroep van het kort geding vonnis van 16 maart 2022. Verder wordt klager in de beslissing erop gewezen dat het mr. H vrijstaat om alsnog te besluiten geen rechtsbijstand te verlenen als er geen overeenstemming wordt bereikt over de wijze waarop de zaak moet worden behandeld. Ook is klager erop gewezen dat een advocaat de leiding heeft over de behandeling van de zaak en een eigen verantwoordelijkheid heeft. Tot slot is in de beslissing een rechtsmiddelenclausule opgenomen dat klager tegen deze beslissing beklag kan indienen bij het hof.
4 BEOORDELING
Beklag
4.1 Klager heeft – samengevat – aangevoerd dat hij bezwaar maakt tegen de aanwijzing van mr. H, omdat mr. H heeft geweigerd om stukken bij het parket van het Openbaar Ministerie aan te vragen en omdat hij partijdig is omdat hij de kant van de wederpartij heeft gekozen. Verder zou de deken klagers zaak te beperkt hebben gedefinieerd “als een probleem tussen twee buurmannen in plaats van een probleem met de rechtstaat”. Met de aanwijzing van mr. H heeft de deken zich volgens klager ‘geconformeerd aan het standpunt dat het om een privaatrechtelijke kwestie ging’ en heeft de deken ‘zijn verplichtingen uit de Wwft ontkend’.
Verweer deken
4.2 De deken heeft – samengevat – aangevoerd dat de rechtsmiddelenclausule, waarin staat vermeld dat klager beklag kan instellen tegen de toewijzende beslissing, per abuis en ten onrechte in de beslissing is opgenomen. Zij heeft haar verontschuldigingen aangeboden voor de onterechte vermelding van de clausule en de daardoor ontstane verwarring. De deken verzoekt het hof om het beklag van klager niet-ontvankelijk te verklaren.
Beoordeling
4.3 Vast staat dat de deken een advocaat heeft aangewezen. In de toewijzende beslissing is door de deken ook een rechtsmiddelenclausule opgenomen dat klager hiertegen beklag kan instellen. Het hof is van oordeel dat deze clausule onterecht in de beslissing is opgenomen, omdat een rechtzoekende op grond van artikel 13 lid 3 van de Advocatenwet alleen beklag kan instellen tegen een afwijzende beslissing van de deken. De deken heeft in verweer ook al aangegeven dat de clausule per abuis in de beslissing is opgenomen en heeft daarvoor haar verontschuldigingen aangeboden. Aangezien de Advocatenwet niet voorziet in de mogelijkheid om op te komen tegen een toewijzende beslissing van de deken, wordt het beklag van klager niet-ontvankelijk verklaard (vergelijk HvD 14 mei 2018, ECLI:NL:TAHVD:2018:87).
4.4 Voor zover klager heeft willen betogen dat de aanwijzingsbeslissing een verkapte afwijzing is, omdat daaraan voorwaarden zijn gesteld, miskent klager dat de genoemde voorwaarden de condities vormen waaronder de aangewezen advocaat, in het kader van de aan hem ter bevordering van een goede rechtsbedeling toevertrouwde taak, de opdracht wordt geacht uit te voeren. Het feit dat de door de deken aangewezen advocaat niet bereid is om alles te doen wat klager van hem verlangt, betekent niet dat klager recht heeft op de aanwijzing van een andere advocaat. Het hof merkt daarbij op dat voor de vraag of zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 13 Advocatenwet niet beslissend is of de rechtzoekende een advocaat kan vinden die bereid is te doen wat de rechtzoekende van zijn advocaat verlangt.
4.5 Indien klager klachten heeft over de handelwijze van de aangewezen advocaat en/of de deken, wijst het hof klager erop dat in deze beklagprocedure geen plaats is om over klachten tegen de aangewezen advocaat en/of de deken te oordelen. Voor dergelijke klachten geldt een andere procedure. Verwezen wordt naar artikel 46c lid 1 en 5 van de Advocatenwet.
4.6 De slotsom is dat het beklag niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
5 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- verklaart het beklag van klager niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. W.F. Boele en I.P.A. van Heijst, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2022 .
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 21 november 2022 .