ECLI:NL:TAHVD:2022:144 Hof van Discipline 's Gravenhage 220148

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2022:144
Datum uitspraak: 19-09-2022
Datum publicatie: 03-10-2022
Zaaknummer(s): 220148
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Beroepstermijn. Klager heeft weliswaar op tijd beroep ingesteld op 10 mei 2022, maar hij heeft zijn beroep niet binnen de beroepstermijn voorzien van toereikende beroepsgronden. Per e-mail van 10 mei 2022 (toen de beroepstermijn nog liep) is klager door de griffie van het hof er nadrukkelijk op gewezen dat hij zijn beroepsgronden moet vermelden en de beslissing van de raad moet meesturen. Daarbij is ook nadrukkelijk vermeld dat dit (gemotiveerde) beroepschrift binnen de beroepstermijn dient te worden ingediend bij het Hof. In zijn e-mail van 12 mei 2022 heeft klager pas een nadere toelichting (gronden) gegeven en de beslissing van de raad meegezonden. Nu klager niet op tijd zijn beroepsgronden naar voren heeft gebracht, dient het beroep van klager niet-ontvankelijk te worden verklaard.

Beslissing van 19 september 2022

in de zaak 220148

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1  Het hof verwijst naar de beslissing van 11 april 2022 van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Den Haag (zaaknummer: 22-013/DH/RO). In deze beslissing is de klacht van klager ten aanzien van klachtonderdeel a) deels gegrond en ten aanzien van klachtonderdeel b) ongegrond verklaard. Aan verweerder is de maatregel van waarschuwing opgelegd. Verder is verweerder veroordeeld in de betaling van het griffierecht, reiskosten en proceskosten.

1.2 Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRSGR:2022:44 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF 

2.1 Het hoger beroepschrift van klager tegen de beslissing is op 10 mei 2022 (om 11.20 uur) ontvangen door de griffie van het hof.

2.2 Verder bevat het dossier van het hof:

  • een e-mail van klager aan de raad van 10 mei 2022 (11.31 uur), waarin hij aangeeft hoger beroep te willen instellen;
  • een e-mail van de griffie van de raad van 10 mei 2022 (13.15 uur), waarin klager wordt doorverwezen naar het hof voor het instellen van hoger beroep;
  • een e-mail van de griffie van het hof van 10 mei 2022 (11.47 uur), waarin klager erop wordt gewezen dat hij in zijn beroepschrift de gronden van het beroep moet vermelden en de beslissing van de raad moet meesturen;
  • een e-mail van klager van 12 mei 2022 met zijn beroepsgronden en de beslissing van de raad;
  • een e-mail van de griffie van het hof van 26 juli 2022, waarin klager erop wordt gewezen dat het beroep te laat bij het hof is binnengekomen en dat het hof de voorvraag – of sprake is van bijzondere omstandigheden die de overschrijding van de beroepstermijn rechtvaardigen – op basis van de schriftelijke stukken in raadkamer zal beoordelen.

2.3 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.

3 BEOORDELING

Ontvankelijkheid

3.1 Aan de orde is de ontvankelijkheid van het hoger beroep van klager.

Oordeel hof

3.2 Niet is weersproken dat de beslissing van de raad op 11 april 2022 aan de partijen is verzonden. Op grond van artikel 56 lid 1 Advocatenwet bedraagt de termijn om bij het hof een beroepschrift in te dienen 30 dagen na verzending van de beslissing van de raad van discipline. Deze termijn eindigde op 11 mei 2022. Uit artikel 56 lid 3 Advocatenwet volgt verder dat een beroep moet worden ingesteld bij met redenen omklede memorie en vergezeld van een afschrift van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld Dat betekent dat ook de gronden van het beroep binnen voornoemde  termijn van dertig dagen door het hof ontvangen moeten zijn. Het hof kent immers niet de mogelijkheid van het instellen van een beroep op nader aan te voeren gronden (het zg. pro-forma beroep) (vergelijk HvD 25 maart 2022, ECLI:NL:TAHVD:2022:64).

3.3 Gebleken is dat klager op 10 mei 2022 aan de griffie van het hof (om 11.20 uur) heeft laten weten dat hij hoger beroep wilde instellen tegen de beslissing van de raad met de volgende motivering: “Hier bij wil ik aangeven dat ik in hogeberoep wil gaan . Deken heb me 2 jaar laten wachten en slecht werk geleverdt , Raad van discipline of hogeraad was een zware teleurstelling qau uitslag. (..) Ps: dit uislag leek wel als of het om een reisvergoeding ging zwaar teleurgesteld in het systeem (..)”. Diezelfde dag (om 11.47 uur) heeft de griffie van het hof klager erop gewezen dat hij in zijn beroepschrift de gronden van het beroep moet vermelden, de beslissing van de raad moet meesturen en dat er geen uitstel wordt verleend van de beroepstermijn. Klager heeft op 10 mei 2021 (om 11.31 uur) ook aan de griffie van de raad laten weten dat hij hoger beroep wil instellen met bijna dezelfde motivering. Diezelfde dag is klager er door de griffie van de raad op gewezen dat het hoger beroep bij het hof moet worden ingesteld. Op 12 mei 2022 (om 21.26 uur) heeft klager zijn beroepsgronden opgestuurd en daarbij uitgelegd dat hij het beroepschrift per ongeluk naar de raad heeft verstuurd.

3.4 Het hof overweegt als volgt. Klager heeft weliswaar op tijd beroep ingesteld op 10 mei 2022, maar hij heeft zijn beroep niet binnen de beroepstermijn voorzien van toereikende beroepsgronden. Zie daarover hetgeen hiervoor in 3.2 is overwogen. In zijn beroep van 10 mei 2022 geeft klager slechts met een enkel woord aan dat de uitspraak van de raad voor hem een zware teleurstelling is. Per e-mail van 10 mei 2022 (toen de beroepstermijn nog liep) is klager door de griffie van het hof er nadrukkelijk op gewezen dat hij zijn beroepsgronden moet vermelden en de beslissing van de raad moet meesturen. Daarbij is ook nadrukkelijk vermeld dat dit (gemotiveerde) beroepschrift binnen de beroepstermijn dient te worden ingediend bij het Hof. In zijn e-mail van 12 mei 2022 heeft klager pas een nadere toelichting (gronden) gegeven en de beslissing van de raad meegezonden. Nu klager niet op tijd zijn beroepsgronden naar voren heeft gebracht, dient het beroep van klager niet-ontvankelijk te worden verklaard.

4 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

4.1 verklaart het beroep van klager niet-ontvankelijk.

Deze beslissing is gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. V. Wolting en I.P.A. van Heijst, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 september 2022.

griffier                                                                                                       voorzitter 

De beslissing is verzonden op 19 september 2022.