ECLI:NL:TAHVD:2022:108 Hof van Discipline 's Gravenhage 220065

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2022:108
Datum uitspraak: 10-06-2022
Datum publicatie: 20-06-2022
Zaaknummer(s): 220065
Onderwerp: Aanwijzing
Beslissingen: Beklag
Inhoudsindicatie: Artikel 13 beklag + misbruik van recht. Naar het hof begrijpt, wil klager een spoedprocedure tegen de Nederlandse Staat starten, omdat hij wil afdwingen dat er een gesprek tussen hem en de Minister van Justitie en Veiligheid plaatsvindt. Het OM zou namelijk allerlei incidenten hebben uitgelokt, waardoor tegen klager onrechtmatige daden zijn gepleegd. Het hof is van oordeel dat uit de overgelegde stukken niet is gebleken van feiten en omstandigheden op grond waarvan de door klager gewenste procedure een redelijke kans van slagen heeft. De deken heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat de Nederlandse Staat de door hem beschreven incidenten heeft uitgelokt. De deken heeft klager geadviseerd om bewijsstukken te verzamelen, waarbij hij zich tot de verhuurder, politie of GGZ-instelling kan wenden. Ook in dit verband heeft de deken terecht aangevoerd dat hiervoor geen sprake van is verplichte procesvertegenwoordiging door een advocaat. Het beklag van klager zal ongegrond worden verklaard. 

                                      van 10 juni 2022

                                      in de zaak 220065

                                      naar aanleiding van het beklag van:

                                      klager

                                      tegen:

                                      de deken

1 HET BEKLAG

    1. Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen met haar beslissing van 10 februari 2022. Klager heeft een beklag d.d. 23 februari 2022 tegen de beslissing van de deken ingediend bij het Hof van Discipline (hierna: het hof).

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1 Het beklag is op 23 februari 2022 per e-mail ontvangen door de griffie van het hof.

2.2 Verder bevat het dossier:

  • e-mails van klager van 23 februari, 1 en 2 maart 2022;
  • het verweerschrift van de deken van 25 april 2022 met bijlagen;
  • repliek van klager van 28 april 2022;
  • dupliek van de deken van 6 mei 2022 met bijlagen;
  • een e-mail van klager van 9 mei 2022.

2.3 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.

3 FEITEN

Het hof stelt de volgende feiten vast.

3.1 Op 19 januari 2022 heeft klager een verzoek ingediend bij de deken om een advocaat aan te wijzen, omdat hij een open gesprek eist met de minister van Justitie en Veiligheid en genoegdoening wil voor 10 jaar uitlokking. Uit het door klager ingevulde formulier volgt dat klager een kort geding wil starten bij de voorzieningenrechter en dat het aansprakelijkheidsrecht en huurrecht de toepasselijke rechtsgebieden zouden zijn.

​​​​​​​3.2 In e-mails van 20 en 31 januari en 1 februari 2022 heeft klager aan de deken bericht dat hij meerdere advocaten heeft benaderd, maar dat hij geen advocaat kon vinden die hem wil bijstaan. Verder geeft hij aan dat het zijn doel is om via een gesprek of de voorzieningenrechter “rechtmatige daden civiele rechters (dus de Staat) in beweging brengen”.

​​​​​​​3.3 In een e-mail van 1 februari 2022 heeft de stafjurist van de deken klager om nadere informatie gevraagd. De stafjurist heeft onder meer aan klager gevraagd of hij kan toelichten waarom hij een procedure tegen de Nederlandse Staat wil beginnen, hij het conflict kan beschrijven, of klager zich eerder heeft laten bijstaan door een advocaat en waarom de zaak zo spoedeisend is dat een kort geding noodzakelijk is.

​​​​​​​3.4 In een e-mail van 3 februari 2022 heeft klager aangegeven dat hij zelf een dagvaarding heeft ingediend bij de kantonrechter, maar dat de kantonrechter aangaf niet bevoegd te zijn. Verder geeft hij aan dat hij is uitgelokt door de Staat om gedragingen te vertonen waardoor hij in de GGZ terecht is gekomen en dat rechters in civiele procedures onrechtmatige daden hebben gepleegd. Klager wil daarom een open gesprek om genoegdoening te eisen. Daarnaast stelt klager dat hij een lijst heeft waarin wordt onderbouwd dat sprake is van tien jaar uitlokking.

​​​​​​​3.5 In een brief van 10 februari 2022 (die per e-mail aan klager is gestuurd) heeft de deken het verzoek om aanwijzing van een advocaat afgewezen. In de beslissing staat – samengevat – het volgende vermeld. De deken geeft aan dat zij uit klager’s e-mail begrijpt dat het gaat om meerdere incidenten die een periode van tien jaar beslaan, waardoor het twijfelachtig is dat het om een spoedeisende kwestie gaat. Verder gaat het om incidenten, bestaande uit hinder/overlast die klager ondervond in zijn woning/andere locaties, waarbij klager zich moet wenden tot respectievelijk de verhuurder, de politie en de GGZ-instelling. De Nederlandse Staat, waar klager een procedure tegen wenst aan te spannen, heeft in de door klager beschreven situaties geen functie/bevoegdheden. Omdat uit de door klager verstrekte stukken en informatie niet blijkt dat bijstand door een advocaat is voorgeschreven, wordt het verzoek afgewezen.

​​​​​​​3.6 Op 11 februari 2022 heeft klager – op verzoek van de deken – het vonnis van de kantonrechter van 1 februari 2022 aan de deken opgestuurd. Hierin staat het volgende vermeld:

“(..) 3.3 [klager] vordert een gesprek met de Minister van Justitie en Veiligheid. Als grondslag daarvan noemt hij ‘uitlokking’. Indien al sprake zou zijn van uitlokking (hetgeen overigens geenszins vaststaat), dan zou uitlokking een onrechtmatige daad kunnen opleveren. Een onrechtmatige daad kan aanleiding geven tot een vordering tot schadevergoeding. Maar dat is niet wat [klager] in deze kort geding procedure vordert. Voor de vordering zoals die in de dagvaarding is geformuleerd draagt [klager] geen grondslag aan, dat wil zeggen hij benoemt niet op grond van welke rechtsregel de rechter de Minister van Justitie en Veiligheid tot een “open gesprek” moet veroordelen, nog los van de vraag wat onder een open gesprek moet worden verstaan.

3.4 Uit het voorgaande vloeit voort dat ook na een eventuele verwijzing van de zaak naar Team Handel op grond van voorliggende dagvaarding nooit tot enige veroordeling van de Staat kan worden gekomen. Om [klager] in staat te stellen desgewenst zijn dagvaarding aan te vullen en daarna rechtstreeks bij team Handel aan te brengen zal de kantonrechter [klager] in deze procedure niet ontvankelijk verklaren (..)”.

​​​​​​​3.7 In een e-mail van 21 februari 2022 heeft de stafjurist van de deken aan klager bericht dat de deken geen aanleiding ziet om haar standpunt te wijzigen. Verder wordt klager er nogmaals op gewezen dat hij bij het hof een beklag kan indienen tegen de afwijzende beslissing.

4 BEOORDELING

Beklag

​​​​​​​4.1 Klager heeft – samengevat – het volgende aangevoerd. Klager vindt dat de deken haar beslissing om geen advocaat aan te wijzen onvoldoende heeft onderbouwd en belangrijke onderdelen van klagers onderbouwing voor het starten van een procedure niet in haar beslissing heeft betrokken. Hij stelt dat de deken zijn aanwijzingsverzoek heeft verbasterd, aangezien uit klagers lijst met ‘uitlokpraktijken’ blijkt dat de uitlokking gebeurde in opdracht van het Openbaar Ministerie (hierna: OM) en niets met het huurrecht te maken heeft.

Verweer deken

​​​​​​​4.2 De deken heeft zich – samengevat – als volgt verweerd. Uit de door klager overgelegde stukken blijkt op geen enkele wijze dat de Nederlandse Staat de door hem beschreven incidenten heeft uitgelokt. Om die reden heeft deken klager in haar afwijzende beslissing erop gewezen dat hij zich ter zake eventuele overlast tot de verhuurder, politie of GGZ-instelling dient te wenden. Mogelijk kan hij op die manier bewijsstukken verzamelen waaruit blijkt dat de Nederlandse Staat zich op enigerlei wijze schuldig heeft gemaakt aan onrechtmatig handelen. Bij klachten tegen de verhuurder of GGZ-instelling of het indienen van een aangifte is vertegenwoordiging of bijstand door een advocaat niet voorgeschreven. In dit stadium is een procedure tegen de Nederlandse Staat in ieder geval kansloos. Het verzoek tot aanwijzing van een advocaat is dan ook op gegronde redenen afgewezen. Het beklag moet daarom ongegrond worden verklaard.

Toetsingskader

​​​​​​​4.3 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.

Beoordeling

​​​​​​​4.4 Naar het hof begrijpt, wil klager een spoedprocedure tegen de Nederlandse Staat starten, omdat hij wil afdwingen dat er een gesprek tussen hem en de Minister van Justitie en Veiligheid plaatsvindt. Het OM zou namelijk allerlei incidenten hebben uitgelokt, waardoor tegen klager onrechtmatige daden zijn gepleegd. Het hof is van oordeel dat uit de overgelegde stukken niet is gebleken van feiten en omstandigheden op grond waarvan de door klager gewenste procedure een redelijke kans van slagen heeft. De deken heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat de Nederlandse Staat de door hem beschreven incidenten heeft uitgelokt. De kantonrechter heeft in het vonnis van 11 februari 2022 overwogen dat “op grond van voorliggende dagvaarding nooit tot enige veroordeling van de Staat kan worden gekomen”. De deken heeft klager geadviseerd om bewijsstukken te verzamelen, waarbij hij zich tot de verhuurder, politie of GGZ-instelling kan wenden. Ook in dit verband heeft de deken terecht aangevoerd dat hiervoor geen sprake van is verplichte procesvertegenwoordiging door een advocaat. De verplichting voor de deken om op grond van artikel 13 Advocatenwet een advocaat aan te wijzen geldt alleen voor personen die een advocaat zoeken voor een procedure waarbij een advocaat verplicht is of voor een procedure waarin zij uitsluitend door een advocaat kunnen worden bijgestaan. Zo’n verplichte bijstand is ter uitvoering van genoemd advies van de deken niet noodzakelijk.

​​​​​​​4.5 Kortom, het beklag van klager zal ongegrond worden verklaard.

​​​​​​​4.6 Verder constateert het hof dat klager in de afgelopen jaren meerdere zaken heeft aangebracht en dat het niet de eerste keer is dat klager een bij voorbaat kansloze procedure wil beginnen. In dit verband wijst het hof onder meer op een beslissing van 6 november 2020 van dit hof (zaaknummer 200031, ECLI:NL:TAHVD:2020:225), een beslissing van 28 oktober 2019 (zaaknummer 190110, ECLI:NL:TAHVD:2019:172) en een e-mail van 11 mei 2022 van het hof waarin staat vermeld: “(..) Het hof heeft geconstateerd dat u in het verleden al zes verwijzingsverzoeken heeft ingediend. Er is nu aanleiding hier paal en perk aan te stellen omdat verzoeken als deze als misbruik van recht zijn aan te merken. Op vervolgcorrespondentie over deze of aanverwante kwesties zal het hof daarom niet meer ingaan. (..)”. Nu klager blijft volharden in het indienen van kansloze verzoeken en beklagschriften, moet hij er rekening mee houden dat het hof een volgend beklag tegen de afwijzing van enig (aanwijzings)verzoek door een deken, wegens misbruik van recht, buiten behandeling zal stellen.

5 BESLISSING

Hof van Discipline:

- verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van 10 februari 2022 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag ongegrond.

Deze beslissing is gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. W.F. Boele en I.P.A. van Heijst, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2022 .

griffier                                                                                                       voorzitter

De beslissing is verzonden op 10 juni 2022.