ECLI:NL:TAHVD:2021:45 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 210051

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2021:45
Datum uitspraak: 01-03-2021
Datum publicatie: 12-03-2021
Zaaknummer(s): 210051
Onderwerp: Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Artikel 13 beklag. De kantonrechter is de aangewezen rechter om de herroepingsprocedure die klager wenst in te stellen te behandelen. De deken heeft in dat verband terecht aangevoerd dat voor een kantonprocedure geen advocatenbijstand verplicht is. Het beklag wordt ongegrond verklaard.

BESLISSING

van 1 maart 2021

in de zaak 210051

naar aanleiding van het beklag van:

klager

tegen:

de deken

1    HET BEKLAG

1.1    Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen met zijn beslissing van 25 januari 2021. Klager heeft een beklag d.d. 11 februari 2021 tegen de beslissing van de deken ingediend bij het hof.

2    DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1    Het beklag is op 11 februari 2021 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2    Verder bevat het dossier:

-    de e-mailberichten van klager van 11 februari 2021, 12 februari 2021 en 22 februari 2021;

-    de e-mailberichten van de griffie van het hof van 22 februari 2021 en 23 februari 2021;

-    het verweerschrift met bijlagen van de deken van 25 februari 2021.

2.3    Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.

3    FEITEN

Het hof stelt de volgende feiten vast.

3.1    In een geschil met [naam N.V.] is klager bij vonnis van 3 november 2020 in het ongelijk gesteld door  de kantonrechter. Klager kan hiertegen niet in hoger beroep omdat het financiële belang niet hoog genoeg is. Klager wil een procedure starten tot herroeping van het vonnis omdat er sprake zou zijn van bedrog door [naam N.V.]

(het oorspronkelijk contract zou door [naam N.V.] in de procedure zijn achtergehouden).

3.2    In een e-mailbericht heeft een medewerker van de sector Kanton en Handel van de rechtbank Overijssel aan klager het volgende bericht:

“Bij e-mail van 8 januari jl. heeft u gevorderd dat het vonnis van 3 november 2020 wordt herroepen.

Wij hebben uw wederpartij in de gelegenheid gesteld om hierop binnen vier weken te reageren.

Alhoewel wij de reactie van uw wederpartij nog niet hebben ontvangen, kunnen wij u nu reeds laten weten dat uw vordering op deze wijze niet in behandeling kan worden genomen.

Op grond van artikel 385 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.) dient het geding te worden ingeleid met een dagvaarding die voldoet aan de eisen van artikel 111 Rv.

Met andere woorden: u kunt een dergelijke vordering niet bij brief of e-mail instellen, dat moet met een dagvaarding.”

3.3    Vervolgens heeft klager de deken verzocht aan hem een advocaat toe te wijzen om namens hem een dagvaarding tot herroeping van het vonnis van de kantonrechter van 20 november 2020 op te stellen. De deken heeft dit verzoek in een e-mailbericht van 25 januari 2021 afgewezen.

4    BEOORDELING

Beklag

4.1    Klager voert het volgende aan. Klager is verplicht om een dagvaarding op te stellen om de door hem gewenste herroepingsprocedure te starten, maar hem ontbreekt de juridische kennis om een dagvaarding op te stellen die aan de wettelijke vereisten voldoet. Hij heeft meerdere advocaten benaderd, maar geen van hen was bereid een dagvaarding voor hem op te stellen. Klager stelt dat hij wekenlang van ‘het kastje naar de muur’ is gestuurd door de deken. Doordat de deken weigert aan hem een advocaat toe te wijzen ontnemen ze hem zijn burgerlijke rechten om een dagvaarding te laten opstellen conform de wettelijke eisen. Klager verzoekt het hof zijn zaak met spoed op te pakken omdat hij binnen drie maanden na het ontdekken van het bedrog door de wederpartij de dagvaarding uitgebracht moet hebben. 

Verweer deken

4.2    De deken verweert zich als volgt. De vordering tot herroeping moet worden behandeld door de rechter die over de kwestie het laatst een oordeel heeft geveld. Dat is in dit geval de kantonrechter. Op grond van artikel 79 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kunnen partijen in zaken voor de kantonrechter in persoon procederen. Dit houdt in dat geen sprake is van verplichte procesvertegenwoordiging door een advocaat. Daarmee is niet voldaan aan het gestelde in artikel 13 Advocatenwet, en heeft de deken het verzoek om aanwijzing van een advocaat afgewezen.

Toetsingskader

4.3    Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent.

Beoordeling

4.4    De kantonrechter is de aangewezen rechter om de herroepingsprocedure die klager wenst in te stellen te behandelen. De deken heeft in dat verband terecht aangevoerd dat voor een kantonprocedure geen advocatenbijstand verplicht is. Voor hulp bij het opstellen van een dagvaarding kan klager bijvoorbeeld ook een beroep doen op een deurwaarder. Reeds omdat er geen sprake is van een procedure waarin vertegenwoordiging of bijstand van een advocaat verplicht is gesteld, is het beklag van klager tegen de afwijzing door de deken van het verzoek om een advocaat af te wijzen ongegrond (HvD 28 augustus 2017, 170140).

BESLISSING

Hof van Discipline:

- verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van 25 januari 2021 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel ongegrond.

Deze beslissing is gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mr. J. Blokland en mr. I.P.A. van Heijst, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van der Hoorn, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2021.

griffier     voorzitter   

De beslissing is verzonden op 1 maart 2021.