ECLI:NL:TAHVD:2021:167 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 210030W2

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2021:167
Datum uitspraak: 03-09-2021
Datum publicatie: 07-09-2021
Zaaknummer(s): 210030W2
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Wraking
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Wraking van de wrakingskamer ongegrond. Schriftelijke afdoening wrakingsverzoek levert geen gegronde vrees op voor twijfel aan de onpartijdigheid van de leden van de wrakingskamer

BESLISSING 

van 3 september 2021

in de zaak 210030W2

naar aanleiding van het wrakingsverzoek van:

verzoeker

tegen:

mrs. J.D. Streefkerk, J. Blokland en L.H. Rammeloo

respectievelijk voorzitter en leden van het Hof van Discipline

verweerders

1        DE PROCEDURE BIJ DE RAAD EN HET HOF

1.1        Het hof verwijst naar de beslissing van 11 januari 2021 van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (zaaknummer: 20-032/A/A). In deze beslissing is de klacht van verzoeker tegen [naam wederpartij hoofdzaak], verweerster in de hoofdzaak, (verder: de verwerend advocaat) voor wat betreft de klachtonderdelen a), b) en d) niet-ontvankelijk verklaard en voor wat betreft klachtonderdeel c) niet-ontvankelijk voor zover het gaat over de periode vóór 21 februari 2019 en voor het overige ongegrond verklaard.

1.2        De beslissing van de raad is onder ECLI:NL:TADRAMS:2021:8 gepubliceerd op tuchtrecht.nl.

1.3        Verzoeker heeft tegen die beslissing beroep ingesteld, welk beroep bij het hof in behandeling is onder zaaknummer 210030.

1.4        De mondelinge behandeling van het beroep zou plaatsvinden op 28 mei 2021. Verzoeker heeft op 25 mei 2021 de leden van de behandelend kamer van het hof, te weten: mr. T. Zuidema, voorzitter en mrs. P.T. Gründemann en H.J.P. Robers, leden, gewraakt. De gewraakte leden van het hof hebben niet berust in het wrakingsverzoek.

1.5        De griffie van het hof heeft verzoeker op 17 juni 2021 medegedeeld dat de wrakingskamer van het hof, bestaande uit mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. J. Blokland en L.H. Rammeloo, leden en mr. A.M. van der Hoorn, griffier, de wraking - zonder mondelinge behandeling - op basis van de stukken heeft beoordeeld en dat de uitspraak was bepaald op 21 juni 2021.

1.6        Verzoeker heeft vervolgens op 17 juni 2021 de leden van de wrakingskamer, te weten mrs. J.D. Streefkerk, J. Blokland en L.H. Rammeloo, gewraakt. Verweerders hebben niet berust in het tweede wrakingsverzoek. Mr. Streefkerk heeft mede namens mrs. Blokland en Rammeloo op 28 juni 2021 een verweerschrift ingediend.

1.7        Naast de hiervoor genoemde stukken bevat het dossier van het hof:

-    de stukken van de raad;

-    het schrijven van verzoeker van 7 juli 2021 met bijlagen;

-    de e-mail van verzoeker van 28 juli 2021 met bijlagen.

1.8        Het hof heeft de mondelinge behandeling van het tweede wrakingsverzoek bepaald op 27 augustus 2021, om 10.00 uur. Verzoeker heeft de griffie van het hof op 26 augustus 2021 om 16.20 uur bericht dat hij op 27 augustus 2021 om 9.06 uur een coronatest moest doen, niet naar buiten mocht zolang hij de uitslag niet had en niet ter zitting aanwezig kon zijn. Verzoeker is daarop in de gelegenheid gesteld om via Skype ter zitting aanwezig te zijn. Daar heeft hij geen gebruik van gemaakt, met de mededeling dat bij een eerdere zitting op 23 augustus 2021 van de Raad van Discipline te Den Haag geen beeld en geluid mogelijk was. Verzoeker is ook in de gelegenheid gesteld telefonisch te worden gehoord en in dat kader is hem gevraagd door te geven op welk telefoonnummer hij beschikbaar was. Op deze mogelijkheid heeft verzoeker niet gereageerd. Verzoeker heeft verzocht de mondelinge behandeling van deze zaak te laten plaatsvinden op 2 of 10 september 2021.

1.9        Het hof heeft geen aanleiding gezien om de mondelinge behandeling aan te houden, omdat verzoeker redelijke alternatieven zijn geboden de zitting hetzij digitaal hetzij telefonisch bij te wonen. Het wrakingsverzoek is mondeling behandeld op 27 augustus 2021. Daar is geen van partijen verschenen. De uitspraakdatum is bepaald op 3 september 2021.

2        BEOORDELING

wrakingsgrond

2.1        Verzoeker heeft met een beroep op artikel 6.1 EVRM als wrakingsgrond aangevoerd dat de wrakingskamer niet zonder mondelinge behandeling op zijn wrakingsverzoek mag beslissen.

verweer

2.2    Verweerders hebben onder verwijzing naar de uitspraak van het hof van 18 juni 2021 (ECLI:NL:TAHVD:2021:106) geconcludeerd dat het verzoek van klager moet worden afgewezen.

toetsingskader

2.3    Bij de beoordeling van het wrakingsverzoek stelt het hof voorop dat een lid van het hof kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Dit volgt uit het bepaalde in artikel 56 lid 6 Advocatenwet in verbinding met de artikelen 512 tot en met 519 Wetboek van Strafvordering (Sv), die van overeenkomstige toepassing zijn verklaard. Het hof moet dus onderzoeken of dergelijke feiten of omstandigheden door verzoeker zijn gesteld en aannemelijk zijn geworden. Uitgangspunt daarbij is dat een lid van het hof moet worden vermoed uit hoofde van zijn benoeming/verkiezing onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat het lid ten opzichte van verzoeker vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. (HvD 23 september 2019, ECLI:NL:TAHVD:2019:164).

2.4    Bij de beantwoording van de vraag of in een bepaald geval een gerechtvaardigde grond voor vrees voor partijdigheid van een lid van het hof bestaat, is het standpunt van verzoeker belangrijk, maar niet doorslaggevend. Beslissend is of de twijfel van verzoeker aan de onpartijdigheid van het lid van het hof door objectieve factoren wordt gerechtvaardigd.

2.5    Daarnaast geldt dat het niet aan de wrakingskamer is een door een lid van het hof / het hof gegeven beslissing inhoudelijk te toetsen. Wraking kan immers niet fungeren als rechtsmiddel tegen onwelgevallige of onjuiste beslissingen.

beoordeling

2.6        Het hof stelt vast dat verzoeker in zijn tweede wrakingsverzoek geen feiten of omstandigheden heeft gesteld, waaruit enige vooringenomenheid van een of meer leden van de door verzoeker gewraakte wrakingskamer zou kunnen blijken. Verzoeker heeft zich er uitsluitend op beroepen dat de wrakingskamer niet zonder mondelinge behandeling op zijn eerdere wrakingsverzoek mag beslissen.

2.7        Het wrakingsprotocol van het hof voorziet echter in de afdoening van een wrakingsverzoek zonder mondelinge behandeling. Met verweerders is het hof van oordeel dat het huidige, tweede, wrakingsverzoek van verzoeker ongegrond is, omdat verzoeker aan artikel 6 EVRM geen rechten kan ontlenen op een openbare en mondelinge behandeling van een wrakingsverzoek, zoals door het hof is overwogen in zijn uitspraak van 18 juni 2021 (ECLI:NL:TAHVD:2021:106):

“In artikel 515 lid 2 Sv is bepaald dat de verzoeker en de gewraakte rechter ter zitting van de wrakingskamer worden gehoord. In de rechtspraak en in de relevante literatuur is echter aanvaard dat hiervan kan worden afgeweken op grond van in wrakingsprotocollen beschreven situaties (vgl. ECLI:NL:TAHVD:2019:208). Het hof wijst in dit verband op de protocollen in gebruik bij de rechtbanken, de hoven en de hoge raad. Anders dan volgt uit de stellingen van verzoeker, is een (tucht)rechterlijk orgaan bevoegd om op basis van de discretionaire bevoegdheid ervan regels te stellen over de wijze waarop de behandeling van zaken plaatsvindt, zoals een procesreglement of een wrakingsprotocol.

(…)

Verzoeker tot wraking kan aan artikel 6 EVRM geen rechten ontlenen op een openbare en mondelinge behandeling. Er is immers geen sprake van een zaak die betreft het vaststellen van burgerlijke rechten en verplichtingen of het bepalen van de gegrondheid van een tegen de betrokkene ingestelde vervolging (ECLI:NL:TAHVD:2012:YA2965).”

3    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

3.1    verklaart het wrakingsverzoek van 17 juni 2021 van verzoeker ongegrond;

3.2    bepaalt dat de procedure wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Deze beslissing is gewezen door mr. E.W. de Groot, voorzitter, mrs. A.A.H. Zegers en A.P. Wessels, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op

3 september 2021.

griffier    voorzitter   

De beslissing is verzonden op 3 september 2021.