ECLI:NL:TAHVD:2021:162 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 210168

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2021:162
Datum uitspraak: 27-08-2021
Datum publicatie: 01-09-2021
Zaaknummer(s): 210168
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Geheimhoudingsplicht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Appelverbod. Het beroep van klager is gericht tegen een beslissing van de raad waarin de raad de klacht van klager, bestaande uit drie klachtonderdelen, gegrond heeft verklaard. Klager stelt dat de raad heeft nagelaten om in ieder geval klachtonderdeel c) te behandelen en te beoordelen. Anders dan klager aanvoert heeft de raad geen klachtonderdeel ongegrond verklaard. Dat klager het niet eens is met de wijze waarop de raad de klachten heeft behandeld en beoordeeld kan hem niet helpen. Het hof verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.

BESLISSING

27 augustus 2021

in de zaak 210168

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerster

1        DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1         Het hof verwijst naar de beslissing van 3 mei 2021 van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Arnhem-Leeuwarden (zaaknummer: 20-535/AL/MN). In deze beslissing is de klacht van klager gegrond verklaard. Aan verweerster is geen maatregel opgelegd. Verweerster is veroordeeld in de betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager.

1.2        Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRARL:2021:78 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

2        DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1        Het beroepschrift van klager is op 14 mei 2021 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2        Verder bevat het dossier van het hof:

-        de stukken van de raad;

-        de e-mailberichten van de griffie van het hof van 4 juni, 25 juni en 23 juli 2021.

2.3        De griffie van het hof heeft klager bij e-mail van 4 juni 2021 bericht dat het hof eerst zal beoordelen of zijn hoger beroep in behandeling kan worden genomen gelet op het appelverbod in art. 56 lid 1 van de Advocatenwet en dat het hof van plan is deze voorvraag op basis van de schriftelijke stukken in raadkamer te beoordelen en geen reden ziet hiervoor een mondelinge behandeling te houden. Bij e-mail van 25 juni 2021 heeft de griffie van het hof klager bericht dat zijn zaak zonder mondelinge behandeling en dus op basis van schriftelijke stukken wordt beoordeeld. Bij e-mail van 23 juli 2021 heeft de griffie van het hof klager bericht dat het hof op 27 augustus 2021 uitspraak zal doen. Klager heeft op deze e-mailberichten niet gereageerd.

3        BEOORDELING

3.1        Het beroep van klager is gericht tegen een beslissing van de raad waarin de raad de klacht van klager, bestaande uit drie klachtonderdelen, gegrond heeft verklaard. Klager stelt dat de raad heeft nagelaten om in ieder geval klachtonderdeel c) te behandelen en te beoordelen. De klachtonderdelen zijn niet afzonderlijk benoemd en behandeld waardoor, volgens klager, de raad een onduidelijke en onvolledige beslissing heeft genomen. Uit de beoordeling en de definiëring van de raad van “de verweten handelwijze” van verweerster blijkt volgens hem dat uitsluitend klachtonderdeel a) gegrond verklaard is. Klager is van mening dat nu is gebleken dat de raad de klachtonderdelen b) en c) niet heeft behandeld en niet gegrond heeft verklaard, daartegen hoger beroep openstaat. Bovendien staan er fouten in de beslissing en het proces-verbaal, klopt de beoordeling juridisch inhoudelijk niet en heeft de raad ten onrechte geen maatregel opgelegd nu een kernwaarde is geschonden, aldus klager.

3.2        Het hof volgt klager niet. Op grond van art. 56 lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet kan een klager slechts hoger beroep instellen van een beslissing van een raad waarbij de klacht geheel of ten dele ongegrond is verklaard. In dit geval is de klacht van klager tegen verweerster (geheel) gegrond verklaard. Anders dan klager aanvoert heeft de raad geen klachtonderdeel ongegrond verklaard. Dat klager het niet eens is met de wijze waarop de raad de klachten heeft behandeld en beoordeeld kan hem niet helpen. Klager kan niet opkomen tegen het ontbreken van een motivering voor één of meer gegrond verklaarde klachtonderdelen. Het systeem van de Advocatenwet laat dat niet toe. Daarbij is het vaste jurisprudentie en volgt uit artikel 56 lid 1 sub a van de Advocatenwet dat een klager niet kan klagen over het al dan niet opleggen van een maatregel. Het opleggen van een maatregel is ter vrije beoordeling van de tuchtrechter. (zie bijvoorbeeld HvD 26 juli 2017, ECLI:NL:TAHVD:2017:127)

3.3        Klager kan dan ook niet worden ontvangen in zijn hoger beroep. De argumenten die klager heeft aangedragen om het verbod om hoger beroep in te stellen te doorbreken, maken dit niet anders. Het is het hof overigens niet gebleken dat er door de raad fundamentele rechtsbeginselen zijn geschonden die zouden meebrengen dat er geen sprake is geweest van een eerlijk proces.

3.4        Op grond van het voorgaande zal het hoger beroep van klager niet-ontvankelijk worden verklaard. De beslissing van de raad blijft daarmee in stand. Het hof heeft hiermee de in 2.3 bedoelde voorvraag beantwoord. Gelet op de beslissing van het hof volgt geen inhoudelijke behandeling van het ingestelde hoger beroep.

4        BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- verklaart klager niet-ontvankelijk in het hoger beroep tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 3 mei 2021, gewezen onder nummer 20-535/AL/MN.

Deze beslissing is gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mr. M.P.C.J. van Bavel en

mr. L.H. Rammeloo, leden en mr. A.M. van der Hoorn, griffier en in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2021.

griffier        voorzitter            

De beslissing is verzonden op 27 augustus 2021.