ECLI:NL:TAHVD:2021:160 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 200287

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2021:160
Datum uitspraak: 27-08-2021
Datum publicatie: 01-09-2021
Zaaknummer(s): 200287
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen eigen advocaat. Het hof sluit zich aan bij de beoordeling van de raad en neemt die over. Het hof acht een in hoger beroep nog door klager in het geding gebrachte e-mail van mr. X niet relevant, omdat deze e-mail niet afdoet aan de inhoud van een eerdere brief van mr. X aan verweerster. Niet valt in te zien dat verweerster er na toezending van deze brief nog op bedacht had moeten zijn dat mr. X niet voor klager zou optreden in het hoger beroep noch dat er in dat kader nog iets van haar werd verwacht. Het hof verwerpt de beroepsgronden en bekrachtigt de beslissing van de raad.

BESLISSING

van 27 augustus 2021

in de zaak 200287

naar aanleiding van het hoger beroep van :

klager

tegen

verweerster

1        DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1        Het hof verwijst naar de beslissing van 26 november 2020 van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort ’s-Hertogenbosch (zaaknummer: 19-721/DB/OB). In deze beslissing is de klacht van klager in beide onderdelen ongegrond verklaard.

1.2        Deze beslissing is als ECLI:NL:TADRSHE:2020:97 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

2        DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1        Het beroepschrift van klager tegen deze beslissing, met bijlagen, is op

24 december 2020 per e-mail en op 29 december 2020 per post ontvangen door de griffie van het hof.

2.2        Verder bevat het dossier van het hof:

-        de stukken van de raad;

-        het verweerschrift van verweerster.

2.3        Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 21 juni 2021. Daar zijn de gemachtigde van klager, mr. S.H. Peute, enerzijds en verweerster en haar gemachtigde, mr. A.M.T.A. Verhagen, anderzijds verschenen. De standpunten van partijen zijn aldaar toegelicht. De gemachtigde van verweerster heeft daarbij gebruik gemaakt van spreekaantekeningen, die ook onderdeel uitmaken van het dossier van het hof.

3        KLACHT

3.1        De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.

a)        verweerster heeft verzuimd om klager tijdig te informeren over de beschikking van 30 april 2018;

b)        verweerster heeft geen hoger beroep ingesteld tegen de echtscheidingsbeschikking.

4        FEITEN

4.1        In de beslissing van de raad zijn de feiten vastgesteld. Er is in hoger beroep geen aanleiding deze feitenvaststelling te wijzigen. De door de raad vastgestelde feiten vormen dus ook in hoger beroep het uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht.

5        BEOORDELING

inhoudelijk

5.1        Het hof ziet op basis van het onderzoek in hoger beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling van de klacht te komen dan de raad. In hetgeen is aangevoerd, ziet het hof niet meer dan een herhaling van de door klager eerder ingenomen standpunten, die door de raad reeds zijn besproken.

5.2        Het door klager in hoger beroep nog in het geding gebrachte e-mailbericht leidt het hof niet tot een ander oordeel.

5.3        Ter zitting heeft de gemachtigde van klager aangevoerd dat deze e-mail hem door mr. X op 24 november 2020 om 13.00 uur is toegezonden. In deze e-mail staat vermeld dat mr. X niet voor klager is opgetreden in een echtscheidingsprocedure. Klager heeft meerdere vragen voorgelegd aan mr. X. Slechts één daarvan had betrekking op de echtscheiding. Het was mr. X niet bekend hoe het er in die kwestie voor stond. Daarom heeft hij op 29 mei 2018 aan verweerster gevraagd het dossier toe te zenden. Verweerster heeft het dossier niet toegezonden en mr. X heeft de kwestie niet in behandeling genomen. Op 19 september 2018 heeft klager aan mr. X verzocht of omgang met zijn kinderen gerealiseerd kon worden. Mr. X heeft klager toen gevraagd het echtscheidingsvonnis toe te sturen. Omdat klager niet over dat vonnis beschikte, heeft mr. X op 26 september 2018 per e-mail aan verweerster verzocht hem de benodigde stukken toe te zenden. Diezelfde dag nog heeft verweerster per e-mail aan mr. X de beschikkingen en het bewijs van inschrijving van de echtscheiding toegezonden. Bij brief van 29 november 2018 heeft mr. X vervolgens klager geïnformeerd. Kort daarop heeft klager aan mr. X laten weten een andere advocaat te hebben ingeschakeld.

5.4        Ook als het hof veronderstellenderwijs uitgaat van de juistheid van de e-mail van 24 november 2020, dan laat dit onverlet dat mr. X bij brief van 29 mei 2018 aan verweerster heeft gemeld dat klager hem heeft verzocht “hem bij te staan bij het hoger beroep tegen de echtscheidingsbeschikking”. Ook staat in die brief vermeld dat klager telefonisch aan mr. X heeft medegedeeld dat hij verweerster althans haar secretaresse heeft geïnformeerd over de overname van de zaak, dat verweerster “Naar verluid (…) geen bezwaar tegen overname van de zaak” heeft en dat mr. X verzoekt “om toezending van het dossier”. Niet valt in te zien dat verweerster er na toezending van deze brief nog op bedacht had moeten zijn dat mr. X niet voor klager zou optreden in het hoger beroep tegen de echtscheiding noch dat er in dat kader nog iets van haar werd verwacht. Het hof acht de latere e-mail van 24 november 2020 in zoverre dan ook niet relevant.

5.5        Het hof sluit zich aan bij de beoordeling van de raad en neemt die over. Het hof verwerpt de beroepsgronden van klager en zal de beslissing van de raad bekrachtigen.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- bekrachtigt de beslissing van 26 november 2020 van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch, gewezen onder nummer 19-721/DB/OB.

Deze beslissing is gewezen door  mr. J.D. Streefkerk, voorzitter,  mrs. A.R. Sturhoofd en J.M. Atema, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J.M. Lauvenberg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2021.

griffier        voorzitter            

De beslissing is verzonden op 27 augustus 2021.