ECLI:NL:TAHVD:2021:140 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 210251

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2021:140
Datum uitspraak: 24-08-2021
Datum publicatie: 25-08-2021
Zaaknummer(s): 210251
Onderwerp: Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Artikel 13 beklag. Klager heeft de deken voor de tweede maal verzocht om aanwijzing van een cassatieadvocaat, nadat de eerder door de deken aangewezen advocaat een negatief cassatieadvies had uitgebracht. Het hof is van oordeel dat de deken dit verzoek terecht heeft afgewezen, vanwege de geringe kans van slagen van een cassatieberoep. Het beklag van klager wordt ongegrond verklaard.

BESLISSING

van 24 augustus 2021

in de zaak 210251

naar aanleiding van het beklag van:

klager

tegen:

de deken

1    HET BEKLAG

1.1    Klager heeft bij de deken een (tweede) verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen met zijn beslissing van 13 augustus 2021. Klager heeft een beklag d.d. 13 augustus 2021 tegen de beslissing van de deken ingediend bij het hof.

2    DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1    Het beklag is op 13 augustus 2021 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2    Verder bevat het dossier:

- het aanwijzingsverzoek van klager met bijlagen d.d. 10 juni 2021;

- de aanwijzingsbrief van de deken aan [cassatieadvocaat] d.d. 18 juni 2021;

- de brief van de deken inzake deze aanwijzing aan klager d.d. 18 juni 2021;

- het (negatieve) cassatieadvies van [cassatieadvocaat] d.d. 10 augustus 2021;

- een fax van klager met een tweede aanwijzingsverzoek d.d. 10 augustus 2021;

- de afwijzende beslissing van de deken op dit tweede aanwijzingsverzoek

d.d. 13 augustus 2021.  

2.3    Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.

3    FEITEN

Het hof stelt de volgende feiten vast.

3.1    Klager wenst cassatieberoep in te stellen tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 25 mei 2021. De zaak heeft betrekking op klagers verzoek tot opheffing van een beschermingsbewind ex artikel 1:431 lid 1 BW.

3.2    Klager heeft zijn verzoek tot opheffing ingediend bij de kantonrechter, die dit verzoek heeft afgewezen. Het Gerechtshof Amsterdam heeft de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd bij het hiervoor genoemde uitspraak van 25 mei 2021.

3.3    Op 10 juni 2021 heeft klager een verzoek ingediend bij de deken op grond van artikel 13 Advocatenwet om hem behulpzaam te zijn bij het vinden van een advocaat die bereid is hem bij te staan in het door hem gewenste cassatieberoep.

3.4    Op 18 juni 2021 heeft de deken klagers verzoek toegewezen en [cassatieadvocaat]       aangewezen om cassatieadvies uit te brengen over de zaak, en om klager, indien het cassatieadvies positief luidt, bij te staan in het cassatieberoep. 

3.5    Op 10 augustus 2021 heeft [cassatieadvocaat] klager bericht dat hij geen mogelijkheid ziet om met enige kans op succes cassatieberoep voor hem in te stellen.

3.6    Op dezelfde dag heeft klager een tweede aanwijzingsverzoek ingediend bij de deken.

3.7    Op 13 augustus 2021 heeft de deken dit aanwijzingsverzoek afgewezen.

4    BEOORDELING

beklag

4.1    Klager voert aan dat een ieder het recht heeft om een geschil voor te leggen aan de rechter en dat het niet aan de advocaten is om als één blok te oordelen over de beschikking van het gerechtshof, als gevolg waarvan klager zijn procedure bij de Hoge Raad niet kan aanvangen.

toetsingskader

4.2    Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent, of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.

beoordeling

4.3    Het hof stelt voorop dat het in artikel 6, eerste lid, van het EVRM neergelegde recht op toegang tot de rechter niet absoluut is, maar aan verschillende beperkingen, waaronder financiële, mag worden onderworpen. Dergelijke beperkingen mogen het recht op toegang tot de rechter niet in essentie aantasten, moeten een gerechtvaardigd doel dienen en moeten proportioneel zijn aan dat doel. Het Nederlandse wettelijk systeem dat een rechtzoekende uitsluitend via een gespecialiseerde advocaat, die enige grond ziet om cassatie in te stellen, toegang heeft tot de Hoge Raad, is daarmee niet in strijd (vgl. ABRvS 11 mei 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1243 en HvD, 20 maart 2017, ECLI:NL:TAHVD:2017:52). Dit systeem levert evenmin schending van enige andere verdragsbepaling op (zie HvD 8 mei 2018 ECLI:NL:TAHVD:2018:79).

4.4    Naar het oordeel van het hof heeft de deken terecht geconcludeerd dat de door klager gewenste procedure geen redelijke kans van slagen heeft, gelet op het in dit verband uitgebrachte cassatieadvies van [cassatieadvocaat]. In dit advies is op toereikende wijze gemotiveerd dat de beschikking van 25 mei 2021 geen of onvoldoende aanknopingspunten biedt voor een cassatieberoep, aangezien geen sprake is van een juridisch onjuist oordeel, niet of niet goed toegepaste rechtsregels, of een onvoldoende begrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd oordeel. Op basis van dit advies kon de deken op goede gronden tot het oordeel komen dat de procedure in cassatie geen redelijke kans van slagen heeft. Met zijn stelling dat hij het recht heeft om zijn geschil voor te leggen aan de rechter, gaat klager eraan voorbij dat de Hoge Raad geen derde feitelijke instantie is, maar in cassatie uitsluitend toetst of de feitenrechter het recht juist heeft toegepast en de uitspraak deugdelijk heeft gemotiveerd. Tegen deze achtergrond maakt de cassatieadvocaat een deskundige inschatting van de kansen en geldt dat hij niet gehouden is zaken aan te nemen die volgens hem geen redelijke kans van slagen hebben. Het beklag van klager zal dan ook ongegrond worden verklaard.

5    BESLISSING

Hof van Discipline:

5.1  verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van 13 augustus 2021 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag ongegrond.

Deze beslissing is gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, en mrs. J. Blokland en G.C. Endedijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. V.H. Wagner, griffier, en in het openbaar uitgesproken op             24 augustus 2021.

griffier     voorzitter   

De beslissing is verzonden op 24 augustus 2021.