ECLI:NL:TAHVD:2020:49 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190289

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2020:49
Datum uitspraak: 13-03-2020
Datum publicatie: 20-03-2020
Zaaknummer(s): 190289
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Intrekking klacht, vernietiging beslissing raad.

BESLISSING                               

van 13 maart 2020

in de zaak 190289

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

klager

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

1.1    Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 4 november 2019 met nummer 19-429/DB/LI, op deze datum aan partijen toegezonden. De raad heeft de klacht gegrond verklaard, aan verweerder de maatregel van waarschuwing opgelegd en verweerder veroordeeld in de proceskosten. 

1.2    De beslissing van de raad is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2019:164

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    Het beroepschrift van verweerder tegen deze beslissing is op 4 december 2019 per e-mail en op 5 december 2019 per post ter griffie van het hof ontvangen. Het hof heeft voorts kennis genomen van;

-    de stukken van de eerste aanleg

-    het verweerschrift van klager

-    de brief met bijlagen van verweerder van 24 januari 2020.

2.2    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 7 februari 2020, waar klager en verweerder zijn verschenen. Verweerder heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij ten onrechte gelden die hij op de derdengeldrekening nog had ontvangen na opheffing van het loonbeslag niet (onverwijld) heeft teruggestort aan klager.

4    BEOORDELING

4.1    Verweerder heeft op zitting tegenover klager zijn excuses aangeboden. Verder heeft verweerder het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan klager gerestitueerd en hij wenst daar geen aanspraak meer op te maken als klager bereid is zijn klacht in te trekken. Op basis hiervan heeft klager verklaard mee te willen werken aan intrekking van de klacht. Verweerder heeft het hof laten weten geen voortzetting van de behandeling te verlangen.

4.2    Naar het oordeel van het hof zijn in deze zaak geen omstandigheden aanwezig die voortzetting als bedoeld in artikel 47a jo. 57 Advocatenwet vergen. Het hof zal de beslissing van de raad vernietigen en verstaan dat op de klacht niet behoeft te worden beslist.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-    vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch van 4 november 2019 met nummer 19-429/DB/LI;

-    verstaat dat op de klacht niet meer hoeft te worden beslist.

Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. A.A.H. Zegers, M.A. Wabeke, R.N.E. Visser en E.W. de Groot, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2020.

griffier    voorzitter                           

De beslissing is verzonden op 13 maart 2020.