ECLI:NL:TAHVD:2020:155 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 200063D

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2020:155
Datum uitspraak: 24-08-2020
Datum publicatie: 25-08-2020
Zaaknummer(s): 200063D
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
Beslissingen: Schrapping
Inhoudsindicatie: Klacht van de deken tegen een advocaat. De raad heeft een maatregel van schrapping opgelegd. Verweerder is in hoger beroep gegaan en heeft daarna zijn hoger beroep ingetrokken. Verweerder heeft zich in mei jl. laten schrappen van het tableau. Het hof stelt vast dat advocaten die niet meer als zodanig overeenkomstig art. 1 lid 1 Advocatenwet zijn ingeschreven, onderworpen blijven aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen en nalaten gedurende de tijd dat zij ingeschreven waren. Het hof stelt vast dat met de intrekking de beslissing van de raad onherroepelijk is geworden.

BESLISSING

van 24 augustus 2020

in de zaak 200063D

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

mr. J.F.C. Schnitzler

de deken van de Orde van Advocaten

in het arrondissement Oost-Brabant

deken

1        DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1        Het hof verwijst naar de beslissing van 3 februari 2020 van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch (verder: de raad), gewezen onder nummer: 19-492/DB/OB. Deze beslissing is op 3 februari 2020 aan partijen toegezonden. In deze beslissing is het bezwaar in alle onderdelen gegrond verklaard. Aan verweerder is de maatregel van schrapping opgelegd ingaand op de tweede dag na het onherroepelijk worden van de beslissing. Verder is verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van € 750,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten en tot betaling van de proceskosten van € 500,- aan de Staat.

De beslissing van de raad is op tuchtrecht.nl gepubliceerd als ECLI:NL:TADRSHE:2020:7.

2        DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1        Het beroepschrift van verweerder tegen deze beslissing is op 28 februari 2020 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2        Verder bevat het dossier van het hof:

-        de stukken van de raad;

-        het verweerschrift van de deken.

2.3        Het hof heeft per e-mailbericht van 8 juni 2020 partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling van de zaak ter zitting van het hof op 21 augustus 2020.

2.4        Op 17 juli 2020 ontving het hof een e-mail van verweerder, waarin verweerder schrijft dat hij om hem moverende redenen zijn beroep intrekt. 

3        KLACHT

3.1        De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.   verweerder het sinds 2015 in strijd met de waarheid heeft doen voorkomen alsof er in de kwesties van zijn cliënt, [naam cliënt] (hierna: de cliënt), en diens holding vijf procedures aanhangig waren bij de rechtbank Oost-Brabant. Verweerder heeft daartoe vijf fake-rol-berichten en een door hem ondertekend fake-schrijven aan de griffie van de rechtbank-Oost-Brabant opgesteld en overhandigd aan [naam contactpersoon] (hierna de contactpersoon), die namens de cliënt als contactpersoon richting verweerder optrad;

2. verweerder in diverse dossiers van de cliënt en diens holding geen opdrachtbevestiging heeft opgesteld en de financiële afspraken niet heeft vastgelegd;

3.  verweerder niet (voldoende) beoordeeld heeft wat de wens of opdracht van de cliënt was. Verweerder heeft met de contactpersoon zaken afgewikkeld zonder dat een volmacht voorhanden was waaruit bleek dat de cliënt de contactpersoon had gemachtigd hem te vertegenwoordigen;

4. verweerder in verschillende dossiers de aan de cliënt gerichte declaraties, correspondentie en stukken heeft verzonden naar het adres van de contactpersoon zonder afschriften daarvan naar de cliënt te versturen.

4        BEOORDELING

4.1        Verweerder heeft zich op eigen verzoek op 26 mei 2020 laten schrappen van het tableau.

4.2        Advocaten die niet meer als zodanig overeenkomstig art. 1 lid 1 Advocatenwet zijn ingeschreven, blijven onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen en nalaten gedurende de tijd dat zij ingeschreven waren (art. 47c lid 2 Advocatenwet).

4.3        De raad heeft bij beslissing van 3 februari 2020 aan verweerder de maatregel van schrapping opgelegd ingaand op de tweede dag na het onherroepelijk worden van de beslissing.

4.4        Alleen verweerder heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de raad.

4.5        Op 17 juli 2020 heeft verweerder zijn beroep tegen de beslissing van de raad ingetrokken.

4.6        Het hof stelt vast dat met deze intrekking de beslissing van de raad onherroepelijk is geworden.

4.7        Ter voorkoming van elk misverstand acht het hof het juist de datum vast te stellen waarop als gevolg van deze intrekking de schrapping uit hoofde van de onherroepelijke geworden uitspraak ingaat. Deze datum wordt bepaald op de tweede dag na deze uitspraak, dus 26 augustus 2020.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- stelt vast dat de door de raad in de beslissing van 3 februari 2020 van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch, gewezen onder nummer 19-492/DB/OB, opgelegde schrapping en proceskostenveroordeling onherroepelijk is geworden en bepaalt dat de schrapping uit hoofde van deze beslissing ingaat per 26 augustus 2020.

Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. J. Blokland en I.P.A. van Heijst, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van der Hoorn, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 augustus 2020.

griffier        voorzitter            

De beslissing is verzonden op 24 augustus 2020.