ECLI:NL:TAHVD:2020:140 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 200026

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2020:140
Datum uitspraak: 21-08-2020
Datum publicatie: 22-08-2020
Zaaknummer(s): 200026
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Wat nooit geoorloofd is
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Confraternele correspondentie/schikkingsonderhandelingen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht gericht tegen de advocaat van de ex-echtgenote van klager. Uitgangspunt is dat een advocaat mag afgaan op door zijn cliënt verstrekte gegevens. Het is het hof niet gebleken van valsheid en evenmin dat verweerder er bedacht op had hoeven zijn dat het huurcontract vals zou zijn. Klacht ongegrond. Verkorte bekrachtiging beslissing raad.

BESLISSING

van 21 augustus 2020

in de zaak 200026

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1        HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 20 januari 2020, gewezen onder nummer 19-129. Deze beslissing is op 20 januari 2020 aan partijen toegezonden. De raad heeft de klacht in alle onderdelen ongegrond verklaard.

Deze beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRARL:2020:27.

2        HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1        Het beroepschrift van 4 februari 2020, waarbij klager van deze beslissing van de raad in hoger beroep is gekomen, is op 4 februari 2020 per e-mail en op 7 februari 2020 per post door de griffie van het hof ontvangen.

2.2        Het hof heeft voorts kennisgenomen van:

-        het dossier van de raad;

-        een schrijven met bijlagen van klager 24 februari 2020;

-        een schrijven met bijlage van verweerder van 12 mei 2020;

-        een schrijven met bijlagen van klager van 20 mei 2020.

2.3        Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 8 juni 2020. Klager, de gemachtigde van klager, [naam gemachtigde klager], en verweerder zijn verschenen en hebben het woord gevoerd aan de hand van door hen overhandigde pleitaantekeningen.

3        KLACHT

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a.        klager continu onder druk heeft gezet door middel van loonbeslagen en dwangsommen;

b.        frauduleuze documenten als bewijsmiddel in procedures heeft gebruikt;

c.        in strijd met gedragsregel 12 (oud) zonder toestemming bij brief van 22 augustus 2017 [hof: in de klachtomschrijving van de deken is abusievelijk 2018 vermeld] confraternele correspondentie heeft ingebracht als bewijs in de procedure in kort geding.

4        FEITEN

De raad is bij de beoordeling van de klacht van de volgende feiten uitgegaan.

4.1        Verweerder heeft de ex-echtgenote van klager bijgestaan in de tussen klager en zijn ex-echtgenote gevoerde echtscheidingsprocedure.

4.2        Bij beschikking van 14 juli 2016 heeft de familierechter nadat klager en zijn ex-echtgenote overeenstemming hadden bereikt over partneralimentatie – kort gezegd – bepaald dat klager bij wijze van voorlopige voorziening maandelijks een bedrag aan partneralimentatie aan zijn ex-echtgenote moet betalen.

4.3        Bij e-mail van 14 juni 2017 van 14:56 uur heeft verweerder namens zijn cliënte een eindvoorstel (omtrent de in de echtscheidingsprocedure spelende geschilpunten) aan de advocaat van klager verstuurd. In dat eindvoorstel is onder meer het volgende opgenomen:

‘- In geval van akkoord heeft de meest gerede partij het recht correspondentie waaruit de afspraken blijken te overleggen aan de rechter.’

4.4        Diezelfde middag heeft klagers advocaat – kort gezegd – per e-mail aan verweerder bericht dat klager met het eindvoorstel akkoord kan gaan.

4.5        Op 24 augustus 2017 heeft een kortgedingzitting plaatsgevonden. Inzet daarvan was de wijze waarop met de verkoop van de voormalige echtelijke woning diende te worden omgegaan. In het kader van die zitting heeft verweerder de tussen partijen gemaakte afspraken zoals vastgelegd in de e-mailcorrespondentie van 14 juni 2017 bij brief van 22 augustus 2017 aan de voorzieningenrechter overgelegd.

4.6        Bij vonnis van 14 september 2017 heeft de voorzieningenrechter klager onder meer bevolen zijn medewerking te verlenen aan de verkoop van de voormalige echtelijke woning (hierna: de woning) met oplegging van dwangsommen.

4.7        Bij vonnis van 15 januari 2018 heeft de voorzieningenrechter klager onder meer veroordeeld om de woning te ontruimen met oplegging van een dwangsom.

5        BEOORDELING

5.1        Ter zitting bij het hof heeft klager gewezen op ‘de huurovereenkomst woonruimte’ die volgens hem vals zou zijn. Klager wijst daarbij op het ontbreken van een initiaal in de naam van de cliënte van verweerder, de hoogte van de huur en de ingangsdatum.

5.2        Uitgangspunt is dat een advocaat mag afgaan op door zijn cliënt verstrekte gegevens. Verweerder heeft betwist dat de overeenkomst vals zou zijn of in ieder geval betwist dat hij dat had moeten weten. Het is het hof niet gebleken van valsheid en evenmin dat verweerder er bedacht op had hoeven zijn dat het huurcontract vals zou zijn. 

5.3        Het hof ziet op basis van het onderzoek in hoger beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling van de klacht te komen dan die van de raad. Het hof sluit zich aan bij de beoordeling van de raad en neemt die over. Hetgeen in hoger beroep nog (aanvullend) naar voren is gebracht, leidt niet tot een ander oordeel. Het hof verwerpt de grieven van klager en zal de beoordeling van de raad bekrachtigen.

5.4        Het vorenstaande voert het hof tot de slotsom dat de beslissing van de raad moet worden bekrachtigd.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-        bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 20 januari 2020, gewezen onder nummer 19-129.

Aldus gewezen door mr. A.M. van Amsterdam, voorzitter, mrs. A.D.R.M. Boumans, M.L. Weerkamp, J.A. Schaap en G.C. Endedijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Bijleveld, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2020.

griffier                voorzitter

De beslissing is verzonden op 21 augustus 2020.