ECLI:NL:TAHVD:2020:139 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190317

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2020:139
Datum uitspraak: 21-08-2020
Datum publicatie: 22-08-2020
Zaaknummer(s): 190317
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Regels die betrekking hebben op de juridische strijd
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over collega-advocaat. Onvoldoende is komen vast te staan dat de cliënte van klaagster door verweerder is benadeeld en ook is onvoldoende gebleken dat verweerder feiten naar voren heeft gebracht waarvan hij wist of redelijkerwijs kon weten dat die niet juist zijn. Klachten ongegrond. Beslissing van raad bekrachtigd.

BESLISSING

van 21 augustus 2020

in de zaak 190317

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

tegen:

verweerder

1        HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 2 december 2019, gewezen onder nummer 18-1035. Deze beslissing is op 2 december 2019 aan partijen toegezonden. De raad heeft de klacht in alle onderdelen ongegrond verklaard.

Deze beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRARL:2019:265.

2        HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1        Het beroepschrift van 20 december 2019, waarbij klaagster van deze beslissing van de raad in hoger beroep is gekomen, is op 20 december 2019 per e-mail en op 24 december 2019 per post door de griffie van het hof ontvangen.

2.2        Het hof heeft voorts kennisgenomen van:

-        het dossier van de raad;

-        het verweerschrift van 17 januari 2020;

-        een schrijven van klaagster van 28 mei 2020.

2.3        Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 8 juni 2020. Klaagster is verschenen en verweerder is verschenen met zijn gemachtigde, mr. P. van Vleuten.

3        KLACHT

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a.        zijn cliënt onnodig grievende teksten heeft laten voorlezen tijdens de bij de rechtbank gehouden zitting van 20 mei 2016;

b.        bij de rechter heeft aangevoerd dat zijn cliënt vanwege zeer zware medische restricties niet kon vliegen, terwijl hij wist dat dit onjuist was;

c.        een brief van het Flight Department van [naam Chinese vliegtuigmaatschappij] in de alimentatieprocedure bij het hof heeft overgelegd, terwijl hij wist dat dit een valse brief was;

d.        een brief aan de rechtbank heeft gestuurd zonder klaagster daarvan een kopie te sturen.

4        FEITEN

De raad is bij de beoordeling van de klacht van de volgende feiten uitgegaan.

4.1        De heer R. is verwikkeld in een echtscheidingsprocedure met zijn ex-echtgenote mevrouw R. Klaagster staat mevrouw R. bij en verweerder de heer R.

4.2        Tijdens een zitting bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de rechtbank) op 20 mei 2016 heeft de heer R. een verklaring voorgelezen.

4.3        In een van de alimentatieprocedures bij het hof Arnhem-Leeuwarden heeft verweerder namens de heer R. een brief van het Flight Department van [naam Chinese vliegmaatschappij ] overgelegd.

4.4        Bij brief van 13 juli 2018 heeft verweerder zijn verhinderdata aan de rechtbank doorgegeven. Op 18 juli 2018 heeft verweerder een afschrift van deze brief per e-mail aan klaagster verstuurd. Nadat klaagster ook verhinderdata aan de rechtbank had doorgegeven, heeft de rechtbank een mondelinge behandeling bepaald op 4 september 2018. Deze mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden.

5        BEOORDELING

5.1        Het hof ziet op basis van het onderzoek in hoger beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling van de klacht te komen dan die van de raad. Het hof sluit zich aan bij de beoordeling van de raad en neemt die over. Hetgeen in hoger beroep nog (aanvullend) naar voren is gebracht, leidt niet tot een ander oordeel. Het hof verwerpt de grieven van klaagster en zal de beoordeling van de raad bekrachtigen.

5.2        Het vorenstaande voert het hof tot de slotsom dat de beslissing van de raad moet worden bekrachtigd.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-        bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 2 december 2019, gewezen onder nummer 18-1035.

Aldus gewezen door mr. A.M. van Amsterdam, voorzitter, mrs. A.D.R.M. Boumans, M.L. Weerkamp, J.A. Schaap en G.C. Endedijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Bijleveld, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2020.

griffier                voorzitter

De beslissing is verzonden op 21 augustus 2020.