ECLI:NL:TAHVD:2020:111 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190259

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2020:111
Datum uitspraak: 07-02-2020
Datum publicatie: 12-05-2020
Zaaknummer(s): 190259
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Geen doorbreking appelverbod.  Wat klagers stellen over door hen aangedragen feiten waarop de raad niet is ingegaan betreft niet het beginsel van hoor en wederhoor, maar de inhoud van de beslissing en daarmee de motivering. Hoger beroep niet-ontvankelijk.

BESLISSING

van 7 februari 2020

in de zaak 190259

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

en

klaagster

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

1.1    Het hof verwijst naar de beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 26 april 2019, onder nummer 19-166/A/A, op die datum aan partijen toegezonden. De voorzitter heeft de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Het hof verwijst verder naar de beslissing van de raad van 9 september 2019 op het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzet ongegrond verklaard.

1.2    De beslissing  van de voorzitter is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRAMS:2019:92 en de beslissing van de raad als ECLI:NL:TADRAMS:2019:183 .

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    Het beroepschrift van klagers tegen deze beslissing is op 6 oktober 2019 per e-mail en op 10 oktober 2019 per post ter griffie van het hof ontvangen. Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting van de raad op 12

augustus 2019;

-    brief van verweerder van 22 november 2019.

2.2    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 10 januari 2020, waar [klager] namens klagers en verweerder zijn verschenen. Klager heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3    BEOORDELING

3.1    Bij de beoordeling wordt vooropgesteld dat het hof allereerst dient te oordelen over de ontvankelijkheid van het hoger beroep. Op grond van artikel 46h lid 7 Advocatenwet staat tegen een beslissing van de raad op het verzet tegen een beslissing van de voorzitter van die raad, anders dan in het geval het verzet gegrond wordt verklaard, immers geen rechtsmiddel open. Deze bepaling lijdt slechts uitzondering indien moet worden geoordeeld dat geen sprake is geweest van een eerlijk proces doordat bij de behandeling van het verzet een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden.

3.2    Klagers hebben in het beroepschrift aangevoerd dat fundamentele beginselen van een behoorlijke rechtspleging zijn geschonden. Klagers stellen dat de motivering van de uitspraak van de raad, voor zover die als zodanig kan worden opgevat, onbegrijpelijk is. De raad is geheel voorbij gegaan aan de door klagers in het verzetschrift en bij de mondelinge behandeling naar voren gebrachte feiten. Klagers achten dit ook een flagrante schending van het beginsel van hoor en wederhoor. Het oordeel van de raad is onjuist en een evidente misslag. De raad dient zijn oordeel te motiveren en het beginsel van hoor en wederhoor zo toe te passen dat die toepassing uit de uitspraak blijkt, aldus klagers.

3.3    Het hof overweegt dat klachten betreffende de motivering van de beslissing geen grond opleveren voor doorbreking van een appelverbod (HR 23 juni 1995, NJ 1995/661). Hetgeen klagers stellen over door hen aangedragen feiten waarop de raad niet is ingegaan betreft niet het beginsel van hoor en wederhoor, maar de inhoud van de beslissing en daarmee de motivering daarvan. Klagers hebben bij de raad de gelegenheid gehad hun argumenten en de onderbouwing daarvan naar voren te brengen en hebben in het beroepschrift benadrukt dat zij daarvan ook gebruik hebben gemaakt. Dat betekent dat het beginsel van hoor en wederhoor niet geschonden is. Dat de raad niet ingegaan is op hetgeen klagers hebben aangevoerd en dat klagers het niet eens zijn met de inhoud van de beslissing van de raad, doet daaraan niet af en is geen reden voor doorbreking van het appelverbod.

3.4    Ook overigens is niet gebleken is dat bij de behandeling van het verzet een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden. Dat betekent dat klagers in hun hoger beroep van de verzetbeslissing niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-    verklaart klagers niet-ontvankelijk in hun beroep tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 9 september 2018 met nummer 19-166/A/A.

Aldus gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. P.J.G. van den Boom en R. Verkijk leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2020.

griffier    voorzitter                           

De beslissing is verzonden op 7 februari 2020.