ECLI:NL:TAHVD:2019:87 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190073

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2019:87
Datum uitspraak: 03-06-2019
Datum publicatie: 28-08-2019
Zaaknummer(s): 190073
Onderwerp: Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beklag artikel 13 Advocatenwet. Bij een procedure voor de kantonrechter is rechtsbijstand van een advocaat niet vereist. Beklag ongegrond.

BESLISSING                                    

van 3 juni 2019

in de zaak 190073

naar aanleiding van het beklag van:

klaagster

tegen:

de Deken van de Orde van Advocaten

in het arrondissement Midden-Nederland

de deken

1    HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ARTIKEL 13 LID 1 ADVOCATENWET

Klaagster heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen bij brief van 20 februari 2019. Klaagster heeft zich bij het hof beklaagd over deze afwijzing.

2    DE PROCEDURE BIJ HET HOF VAN DISCIPLINE

2.1    Het beklag (met bijlagen) is op 15 maart 2019 per post binnengekomen bij de griffie van het hof.

2.2    Het hof heeft verder kennisgenomen van:

- de e-mail van de deken (met bijlage) van 20 maart 2019;

- de brief van de deken (met bijlagen) van 8 april 2019;

- de brief van klaagster (met bijlagen) van 15 april 2019;

- de e-mail van klaagster van 18 april 2019.

2.3    Op 3 mei 2019 heeft het hof het beklag in raadkamer behandeld.

3    BEOORDELING

  3.1    Het hof moet beoordelen of de deken het verzoek van klaagster terecht heeft afgewezen. Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende de deken vragen een advocaat aan te wijzen om hem/haar bij te staan, maar dat kan alleen in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand alleen door een advocaat kan worden verleend en de rechtzoekende niet (tijdig) een advocaat bereid vindt om in zo’n zaak zijn/haar diensten te verlenen. De deken kan zo’n verzoek alleen wegens gegronde redenen afwijzen.

  3.2.    Uit de stukken begrijpt het hof dat klaagster een procedure aanhangig wil maken tegen de advocaat die haar in 2013/2014 heeft bijgestaan in een arbeidsgeschil. Haar voormalige werkgever heeft destijds gelden overgemaakt naar de derdengeldenrekening van deze advocaat, die inmiddels niet meer voor klaagster optreedt. Klaagster stelt dat deze advocaat nog een bedrag van € 2.091,40 aan haar verschuldigd is. Omdat de advocaat niet bereid is om dit bedrag aan haar te betalen, wil klaagster een procedure tegen hem aanhangig maken. Zij heeft verschillende advocaten benaderd om haar daarbij behulpzaam te zijn, maar geen advocaat kunnen vinden die haar zou willen bijstaan. Daarom heeft klaagster de deken gevraagd een advocaat aan haar toe te wijzen.

3.3    De deken heeft het verzoek van klaagster afgewezen omdat vorderingen tot een bedrag van € 25.000,00 door de kantonrechter worden behandeld. Op grond van artikel 79 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kunnen partijen in zaken voor de kantonrechter in persoon procederen. Dit betekent dat de bijstand van een advocaat niet noodzakelijk is bij een procedure voor de kantonrechter. Met behulp van een deurwaarder kan iemand zelf een procedure aanhangig maken bij de kantonrechter, één en ander op de manier die beschreven staat op https://www.rechtspraak.nl/Organisatie-en-contact/Rechtsgebieden/Civiel-recht/Kantonrechter/Procedures/Paginas/Dagvaardingsprocedure.aspx.

Het hof is dan ook van oordeel dat de deken het verzoek van klaagster om aanwijzing van een advocaat terecht heeft afgewezen. Daarom zal het hof het beklag van klaagster ongegrond verklaren.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-    verklaart het beklag van klaagster tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland 20 februari 2019 ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter, mrs. A.D.R.M. Boumans en J.M. Atema, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.J. van Vliet, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2019. 

De beslissing is verzonden op 3 juni 2019.