ECLI:NL:TAHVD:2019:50 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180142H

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2019:50
Datum uitspraak: 03-06-2019
Datum publicatie: 07-08-2019
Zaaknummer(s): 180142H
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Herziening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Herzieningsverzoek. Naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad, die het hof overeenkomstig toepast, leveren motiveringsklachten geen schending op van een fundamenteel rechtsbeginsel. Nu ook verder geen sprake is van schending van een fundamenteel rechtsbeginsel waardoor het recht op een eerlijk proces is geschonden, wordt het herzieningsverzoek niet-ontvankelijk verklaard.

BESLISSING                                   

van 3 juni 2019

in de zaak 180142H

naar aanleiding van het verzoek tot herziening van:

verzoeker

1    DE BESLISSING WAARVAN HERZIENING WORDT VERZOCHT

1.1    Verzoeker vraagt herziening van de beslissing van het hof van 11 januari 2019 in de zaak 180142. Het hof heeft deze beslissing gegeven naar aanleiding van het hoger beroep dat [klagers] hebben ingesteld tegen de beslissing die de Raad van Discipline in het ressort Den Haag (hierna: de raad) op 30 april 2018 heeft gegeven op de klacht die zij hebben ingediend tegen verzoeker. Deze klacht is door de raad in behandeling genomen onder nummer 17-966/DH/DH. De raad heeft de klachtonderdelen a) tot en met d) niet-ontvankelijk verklaard en de klachtonderdelen e) tot en met h) ongegrond verklaard. De beslissing van de raad is op tuchtrecht.nl gepubliceerd als ECLI:NL:TADRSGR:2018:93.

1.2    In hoger beroep heeft het hof de beslissing van de raad vernietigd voor zover de raad daarbij de klachtonderdelen e), g) en h) ongegrond heeft verklaard. Opnieuw rechtdoende heeft het hof de klachtonderdelen e), g) en h) gegrond verklaard en aan verzoeker de maatregel van waarschuwing opgelegd. Het hof heeft verzoeker daarbij veroordeeld tot betaling aan klagers van het griffiegeld van € 50,- en een bijdrage in hun  reiskosten van € 25,-. Verder heeft het hof verzoeker veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten als bijdrage in de proceskosten. De beslissing van het hof is op tuchtrecht.nl gepubliceerd als ECLI:NL:TAHVD:2019:10.

2    HET VERZOEK TOT HERZIENING

2.1    Het verzoek tot herziening (met bijlage) is op 14 januari 2019 per e-mail binnengekomen bij de griffie van het hof.

2.2    Het hof heeft verder kennis genomen van:

-    het dossier van de behandeling in hoger beroep door het hof;

-    de e-mail van mr. M.A. Overmars, gemachtigde van klagers, van 4 februari 2019;

-    de brief (met bijlagen) van de gemachtigde van klagers van 23 april 2019. Deze heeft het hof op 23 april 2019 per e-mail en op 24 april 2019 per post ontvangen.

2.3    Het hof heeft het herzieningsverzoek mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 3 mei 2019. Aldaar is verzoeker verschenen alsmede [naam klaagster], klaagster in de onderliggende procedure, en haar gemachtigde mevrouw mr. M.A. Overmars. Verzoeker en mr. Overmars hebben ieder gepleit aan de hand van een pleitnota.

3    BEOORDELING   

Mogelijkheid tot herziening

3.1    Het hof stelt voorop dat de Advocatenwet geen rechtsmiddel openstelt tegen een beslissing van het hof, terwijl deze wet ook niet voorziet in de mogelijkheid tot herziening van een uitspraak van het hof. Niettemin kan bij uitzondering een verzoek tot herziening van een beslissing van de tuchtrechter ontvankelijk zijn en in behandeling worden genomen, maar uitsluitend indien en voor zover mocht blijken dat bij de behandeling van het hoger beroep geen sprake is geweest van een eerlijk proces doordat een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden (HvD 8 januari 2016, ECLI:NL:TAHVD:2016:7).

3.2    Opmerking verdient dat alleen herziening kan worden gevraagd door een advocaat ten aanzien van wie een klacht(onderdeel) geheel of gedeeltelijk gegrond is verklaard. Dit betekent dat bij de beoordeling van het herzieningsverzoek enkel de klachtonderdelen e), f) en g) van belang zijn.  

3.3    Het hof dient allereerst te beoordelen of verzoeker kan worden ontvangen in zijn beroep op schending van fundamentele rechtsbeginselen. Indien dat niet het geval is, wordt verzoeker in zijn verzoek niet-ontvankelijk verklaard en komt het hof niet toe aan een hernieuwde inhoudelijke beoordeling van de klacht. Indien (wel) sprake is geweest van schending van fundamentele rechtsbeginselen wordt verzoeker in zijn verzoek ontvangen en volgt vervolgens een herbeoordeling van de oorspronkelijke klacht voor zover deze geheel of gedeeltelijk gegrond is verklaard met inachtneming van de aangevoerde herzieningsgronden. Zoals ter zitting is aangegeven zullen partijen in dat geval opnieuw worden opgeroepen voor een inhoudelijke behandeling.

Standpunten van partijen met betrekking tot het herzieningsverzoek

3.4    Verzoeker heeft aangevoerd dat het zorgvuldigheidsbeginsel is geschonden en heeft dit onderbouwd door te stellen dat het hof de beslissing op diverse punten onjuist dan wel onvoldoende heeft gemotiveerd. Met betrekking tot de oplegging van de te betalen kostenvergoeding van € 1.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten als bijdrage in de proceskosten heeft verzoeker niet alleen gesteld dat deze oplegging onvoldoende is gemotiveerd maar ook dat hij veronderstelt dat sprake is van een kennelijke verschrijving en € 100,- is bedoeld. In de huidige omvang zou het 20-voudige van het griffierecht als bedrag worden gebruikt bij een gegronde beslissing. Dat zou niet in overeenstemming zijn met de beginselen van een goede procesorde of onbeperkte toegang voor haar ingeschrevenen tot deze vorm van tuchtrechtspraak. Tenslotte is bij de berekening onvoldoende rekening gehouden met het evenredigheidsbeginsel. Immers slechts drie van de acht klachtonderdelen zijn gegrond verklaard. Klagers zouden daarom tot een groter deel van de proceskosten moeten worden veroordeeld dan hij, aldus verzoeker. Ter zitting heeft verzoeker daaraan via zijn pleitnota nog toegevoegd dat het in strijd is met de rechtszekerheid als het hof in laatste instantie een ander oordeel uitspreekt dan de deken en de raad en hem dan vervolgens veroordeelt in de kosten van deze laatste rechtsgang. Dat neigt naar willekeur.

3.5    Klaagster heeft verweer gevoerd tegen het herzieningsverzoek. Zij heeft allereerst gesteld dat het herzieningsverzoek niet-ontvankelijk is, nu het een verkapt hoger beroep is en geen nieuwe feiten of omstandigheden bevat. Verzoeker heeft een eerlijk proces gekregen en verweer kunnen voeren ter zitting van het hof, aldus klaagster. Verder heeft zij gesteld dat verzoeker geen belang heeft bij zijn herzieningsverzoek omdat hij niet meer als advocaat is ingeschreven.

Beoordeling herzieningsverzoek

3.6    Naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad (zie bijvoorbeeld HR 23 juni 1995, NJ 1995/661), die het hof overeenkomstig toepast, leveren motiveringsklachten geen schending op van een fundamenteel rechtsbeginsel (HvD 19 oktober 2012, ECLI:NL:TAHVD:2012:YA3469). Hetgeen verzoeker overigens heeft aangevoerd, met name met betrekking tot de aan hem opgelegde kostenveroordeling, miskent de wet- en regelgeving inzake de tuchtrechtspraak en raakt niet aan enig fundamenteel rechtsbeginsel waardoor het recht op een eerlijk proces is geschonden. Daarom is het hof van oordeel dat het herzieningsverzoek niet-ontvankelijk is. Het hof komt dan ook niet toe aan een nieuwe inhoudelijke beoordeling van de klacht.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-    verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot herziening van de beslissing van het hof in de zaak met nummer 180142H.

Deze beslissing is gegeven door mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter, mrs. A.D.R.M. Boumans en J.M. Atema, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.J. van Vliet, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2019.

griffier    voorzitter 

De beslissing is verzonden op 3 juni 2019.