ECLI:NL:TAHVD:2019:31 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180326

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2019:31
Datum uitspraak: 19-04-2019
Datum publicatie: 11-05-2019
Zaaknummer(s): 180326
Onderwerp: Maatregelen, subonderwerp: Schorsing
Beslissingen: Onvoorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie: Het hof herstelt de beslissing in de zaak 180326 in die zin dat een termijn van vier weken wordt opgenomen tussen het onherroepelijk worden van de beslissing – waarin een schorsing is opgelegd – en de ingangsdatum van de schorsing.

Herstelbeslissing

van 19 april 2019

in de zaak 180326

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

klaagster

1    DE BESLISSING WAARVAN HERSTEL

Het Hof van Discipline (verder: het hof) heeft in zijn beslissing van 12 april 2019 de beslissing van 26 november 2018 van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, gewezen onder nummer 18-399/DH/RO, bekrachtigd voor zover deze aan het oordeel van het hof is onderworpen en met uitzondering van de aan verweerder op te leggen maatregel. Het hof heeft aan verweerder de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk opgelegd voor de duur van acht weken, waarvan zes weken voorwaardelijk. Het hof heeft daarbij een voorwaarde geformuleerd voor de uitvoering van het voorwaardelijke gedeelte van de schorsing. Voorts heeft het hof bepaalt dat het onvoorwaardelijke gedeelte van de schorsing ingaat op de dag dat de beslissing van het hof onherroepelijk wordt met dien verstande dat de onderhavige schorsing pas ingaat na afloop van eerder onherroepelijk geworden schorsingen, verschillende op dezelfde dag onherroepelijk geworden schorsingen na elkaar ten uitvoer worden gelegd en dat de onderhavige schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd dat verweerder niet op het tableau staat ingeschreven.

2    HET HERSTEL

Het hof heeft in deze beslissing verzuimd een termijn te bepalen tussen het moment dat de beslissing en daarin opgelegde maatregel van schorsing onherroepelijk is geworden en het moment waarop het onvoorwaardelijke gedeelte van de schorsing ten uitvoer wordt gelegd.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-    herstelt voornoemde beslissing van 12 april 2019, gewezen onder nummer 180326, in die zin dat het vierde gedachtestreepje van het dictum van deze beslissing luidt:

“- bepaalt dat het onvoorwaardelijk gedeelte van de schorsing ingaat vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing met dien verstande dat:

•    de onderhavige schorsing pas ingaat na afloop van eerder onherroepelijk geworden schorsingen;

•    verschillende op dezelfde dag onherroepelijk geworden schorsingen niet tegelijkertijd maar na elkaar worden tenuitvoergelegd, en dat;

•    de onderhavige schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd dat verweerder niet op het tableau staat ingeschreven.”

Aldus gewezen door mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter, C.A.M.J. Raymakers, M.L. Weerkamp, A.D. Kiers-Becking, J.H. Brouwer, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2019.

griffier       voorzitter    

De beslissing is verzonden op 19 april 2019.