ECLI:NL:TAHVD:2019:224 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190010 en 190011

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2019:224
Datum uitspraak: 13-12-2019
Datum publicatie: 11-02-2020
Zaaknummer(s): 190010 en 190011
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klacht ingetrokken/schikking getroffen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Intrekking klacht ter zitting van het hof. Hof vernietigt raadsbeslissing en verstaat dat op de klacht niet meer hoeft te worden beslist.

BESLISSING                                 

van 13 december 2019

in de zaken 190010 en 190011

naar aanleiding van het wederzijds hoger beroep  van:

[klaagster]

tegen:

verweerder in 190010

verweerder in 190011

hierna tezamen: verweerders

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

1.1    Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 20 december 2018, gewezen onder nummers     18-601/A/A, 18-602/A/A, 18-603/A/A en 18-604/A/A en aan partijen toegezonden op 20 december 2018. De zaken met nummers 18-603/A/A en 18-604/A/A betreffen respectievelijk het handelen van verweerder in 190010 en verweerder in 190011. De raad heeft ten aanzien van het handelen van verweerders klachtonderdeel b) gegrond verklaard en klachtonderdeel c) ongegrond verklaard. De raad heeft aan verweerders sub 3 en 4 geen maatregel opgelegd. Verweerders zijn ieder afzonderlijk veroordeeld tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster.

De beslissing van de raad is op tuchtrecht.nl gepubliceerd als ECLI:NL:TADRAMS:2018:247.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    Het beroepschrift met bijlagen van klaagster is op 17 januari 2019 door de griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het beroepschrift met bijlagen van verweerders in de zaken 190010 en 190011 is op 18 januari 2019 door de griffie van het hof ontvangen.

2.3    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de raad;

-    het verweerschrift met bijlagen van 4 maart 2019 van verweerders in reactie op het beroepschrift van klaagster (als vermeld onder 2.1);

-    het verweerschrift met bijlagen van 4 maart 2019 van klaagster in reactie op het beroepschrift van verweerders sub 2, 3 en 4 (als vermeld onder 2.2).

2.4    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 18 oktober 2019, waar [naam gemachtigde klaagster] als gemachtigde van klaagster met  mr. R.K. Torn, advocaat te Amsterdam, namens klaagster verschenen en verweerders met hun gemachtigde, mr. W.F. Hendriksen advocaat te Amsterdam, zijn verschenen. De gemachtigde van verweerders heeft gepleit aan de hand van pleitaantekeningen, die aan het hof zijn overgelegd.

2.5    Ter zitting van het hof is namens klaagster de klacht tegen verweerders ingetrokken.

3    KLACHT

3.1     De klachten over verweerders houden, zakelijk weergegeven, in dat zij tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

b) tegen klaagster hebben opgetreden, hetgeen in strijd is met regel 7 lid 4 van de Gedragsregels 1992;

c) geen kantoorklachtenregeling hebben, hetgeen in strijd is met artikel 6.28 van de Voda.

4    BEOORDELING

4.1    Bij de mondelinge behandeling van de zaak door het hof heeft klaagster de klachten tegen verweerders ingetrokken. Het hof heeft vervolgens de deken gevraagd of hij de klacht wenst voort te zetten om redenen van algemeen belang. De deken heeft bij bericht van 6 november 2019 laten weten geen voortzetting van de klacht te wensen.

4.2    Naar het oordeel van het hof zijn in deze zaak geen omstandigheden aanwezig die voortzetting als bedoeld in artikel 47a jo. 57 Advocatenwet vergen. Het hof zal de beslissing van de raad vernietigen en verstaan dat op de klacht niet behoeft te worden beslist.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- vernietigt de beslissing van 20 december 2018 van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, jegens verweerders gewezen onder de nummers 18-603/A/A en 18-604/A/A;

- verstaat dat op de klacht niet hoeft te worden beslist.

Aldus gewezen door mr. A.M. van Amsterdam, voorzitter, mrs. A.R. Sturhoofd, A.D.R.M. Boumans, A.A.H. Zegers en I.P.A. van Heijst, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2019.

griffier    voorzitter            

De beslissing is verzonden op 13 december 2019.