ECLI:NL:TAHVD:2019:197 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190218

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2019:197
Datum uitspraak: 18-10-2019
Datum publicatie: 29-11-2019
Zaaknummer(s): 190218
Onderwerp: Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beklag art. 13 Advocatenwet (aanwijzing advocaat). Klager heeft de deken verzocht om aanwijzing van een advocaat in een procedure bij de kantonrechter. Klagers beklagschrift is te laat ingediend en daarom niet-ontvankelijk. Ten overvloede overweegt het hof dat een wettelijke aanwijzingsplicht  voor de deken bestaat in gevallen waarin verplichte vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven. Die verplichte vertegenwoordiging door een advocaat is niet voorgeschreven bij een procedure voor de kantonrechter. Om die reden heeft de deken op goede gronden geweigerd aan klager een advocaat aan te wijzen. Dat de tegenpartij ervoor heeft gekozen wel een advocaat in te schakelen, maakt dit niet anders. Beklagschrift is niet-ontvankelijk. 

BESLISSING                      

van 18 oktober 2019

in de zaak 190218

naar aanleiding van het beklag van:

klager

tegen:

de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel

de deken

1    HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ARTIKEL 13 LID 1 ADVOCATENWET

Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen bij brief van 2 mei 2019. Bij brief van 13 juni 2019 heeft klager beklag gedaan tegen de beslissing van de deken.

2    DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1    Het beklag (met bijlagen) van 12 juni 2019 is op 13 juni 2019 binnengekomen op de griffie van het hof.

2.2    Het hof heeft verder kennisgenomen van:

    - de brief van klager van 19 augustus 2019;

    - de brief van de deken van 29 augustus 2019.

3    FEITEN

    Het volgende is komen vast te staan:

3.1    Klager is bij de kantonrechter Den Haag verwikkeld in een procedure tegen woningcorporatie [naam woningcorporatie].

3.2    Bij brief van 25 april jl. heeft klager de deken verzocht een advocaat aan te wijzen om zich in deze procedure bij de kantonrechter te verweren.

3.3    Bij brief van 2 mei 2019 heeft de deken klager bericht dat geen sprake kan zijn van aanwijzing omdat het verzoek niet voldoet aan alle criteria genoemd in art. 13 Advocatenwet. In zaken die dienen voor de kantonrechter is vertegenwoordiging door een advocaat niet voorgeschreven en kan van aanwijzing geen sprake zijn.

3.4    In het beklag voert klager aan dat de weigering van de deken een advocaat aan te wijzen tot grote rechtsongelijkheid kan leiden als de tegenpartij wel een advocaat heeft en dat valt hem zwaar. Daarnaast verzoekt klager te onderzoeken hoe het kan dat huurders in de regio van klager geen advocaat bereid vinden zaken voor huurders te verdedigen omdat de verhuurder al klant is bij de meeste kantoren.

4    BEOORDELING

4.1    Het hof overweegt het volgende:

4.2    Vooropgesteld wordt dat klagers beklagschrift te laat is ingediend, te weten op 13 juni 2019 terwijl de termijn voor het indienen van het beklagschrift is verstreken op 12 juni 2019. Gelet hierop is klagers beklagschrift niet-ontvankelijk.       

4.3    Ten overvloede overweegt het hof het volgende. Voor de deken bestaat een wettelijke aanwijzingsplicht in gevallen waarin verplichte vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven. Die verplichte vertegenwoordiging door een advocaat is niet voorgeschreven bij een procedure voor de kantonrechter. Om die reden heeft de deken op goede gronden geweigerd aan klager een advocaat aan te wijzen. Dat de tegenpartij ervoor heeft gekozen wel een advocaat in te schakelen, maakt dit niet anders. Nu er geen verplichte vertegenwoordiging geldt, is er geen aanleiding in te gaan op het door klager gevraagde onderzoek. De deken is dan ook op juiste gronden tot zijn besluit gekomen.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel van 2 mei 2019 niet-ontvankelijk.

Deze beslissing is gegeven door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. M.P.C.J. van Bavel en L.H. Rammeloo, leden, in tegenwoordigheid van mr. V.H. Wagner, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2019.

griffier    voorzitter   

De beslissing is verzonden op 18 oktober 2019.