ECLI:NL:TAHVD:2019:167 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190164

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2019:167
Datum uitspraak: 11-10-2019
Datum publicatie: 29-10-2019
Zaaknummer(s): 190164
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klacht over eigen advocaat over de kwaliteit van de dienstverlening. Allereerst stelt het hof vast dat de door de raad geformuleerde toelichting op de klachtomschrijving is aan te merken als een aanvulling op de klacht (ex art. 46d lid 9 Advw.). Nu uit de raadsbeslissing niet valt af te leiden dat deze aanvulling als zodanig kenbaar is gemaakt aan partijen en verweerster in de gelegenheid is gesteld daarop te reageren, laat het hof deze ‘toelichting’ buiten beschouwing. Het hof merkt in het kader van de maatstaf mbt de professionele standaard op dat binnen de beroepsgroep geen breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden zijn geformuleerd en het hof daarom zal toetsen of verweerster heeft gehandeld met de zorgvuldigheid zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelend advocaat mag worden verwacht. In deze zaak heeft verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door haar advies aan klaagster te handhaven, terwijl klaagster na het eerste advies van verweerster heeft aangegeven het stuk – waarop het advies grotendeels was gebaseerd – pas had ontvangen na aankoop van het appartement. Verweerster had vervolgens moeten informeren naar de gang van zaken rondom de terhandstelling van dit stuk. Klacht gegrond. Waarschuwing. Bekrachtiging beslissing raad.

BESLISSING                                                       

van 11 oktober 2019

in de zaak 190164

naar aanleiding van het beroep van:

verweerster

tegen:

klaagster

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

1.1    Het hof verwijst naar de beslissing van 20 mei 2019 van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad), gewezen onder nummer 18-232 en aan partijen toegezonden op 20 mei 2019. Hierin heeft de raad van de klacht van klaagster onderdeel a) gegrond en onderdelen b) en c) ongegrond verklaard. Aan verweerster is de maatregel van waarschuwing opgelegd. Verweerster is daarbij veroordeeld tot betaling van het griffierecht van € 50,- en de proceskosten van € 1.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten.

De beslissing van de raad is op tuchtrecht.nl gepubliceerd onder ECLI:NL:TADRARL:2019:83.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    Het beroepschrift van verweerster is door de griffie van het hof ontvangen op 18 juni 2019.

2.2    Voorts heeft het hof kennis genomen van:

- het dossier van de raad;

- de ongedateerde brief met bijlagen van klaagster, door de griffie van het hof ontvangen op 6 augustus 2019.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld in de openbare zitting van 19 augustus 2019. Klaagster en verweerster met haar gemachtigde, mr. P.J. de Jong Schouwenburg, zijn verschenen. De gemachtigde van verweerster heeft pleitaantekeningen voorgedragen en aan het hof overgelegd.

3    KLACHT

Voor zover in hoger beroep van belang houdt de klacht zakelijk weergegeven in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a) klaagster op basis van onjuiste en niet rechtsgeldige informatie negatief te adviseren in haar geschil met de aannemer.

b) (…).

c) (…).

4    FEITEN

4.1    Voor zover in hoger beroep van belang, stelt het hof de volgende feiten vast.

4.2    Klaagster heeft op 13 januari 2017 een koop- en een aannemingsovereenkomst (transformatiebouw) gesloten voor een appartement. In de aannemingsovereenkomst (Bouwnummer: 035) is in artikel 19 een meer- en minderwerkregeling vastgelegd. Op pagina 11 van de aannemingsovereenkomst staat dat ‘de Verkrijger’ (klaagster) verklaart een afschrift te hebben ontvangen van de volgende documenten:

“- De Algemene Voorwaarden transformatie voor de aannemingsovereenkomst transformatie voor appartementsrechten vastgesteld door [W] N.V. op 01 januari 2016,

- De Algemene Toelichting transformatie voor de aannemingsovereenkomst transformatie voor appartementsrechten en bijbehorende Algemene voorwaarden, vastgesteld door [W] N.V. op 01 januari 2016,

- [W] Garantie- en Waarborgregeling Transformatie 2012 en de bijbehorende bijlage A, versie 01-07-2015,

- De op het aangehechte waarmerkingsformulier, welke gehecht is aan deze overeenkomst.”

Op het aan de aannemingsovereenkomst gehechte waarmerkingsformulier is vermeld:

“Tot de per datum ondertekening gesloten aannemingsovereenkomst met bouwnummer 035, behoren de volgende bijlagen, waarvan de Verkrijger verklaart een exemplaar te hebben ontvangen:

- De Algemene Voorwaarden transformatie voor de aannemingsovereenkomst transformatie voor appartementsrechten vastgesteld door [W] N.V. op 01 januari 2016,

- De Algemene Toelichting transformatie voor de aannemingsovereenkomst transformatie voor appartementsrechten en bijbehorende Algemene voorwaarden, vastgesteld door [W] N.V. op 01 januari 2016,

- [W] Garantie- en Waarborgregeling Transformatie 2012 en de bijbehorende bijlage A, versie 01-07-2015,

- De technische omschrijving zoals opgenomen in de brochure HSK 20 met de doorlopende genummerde bladzijden 82 t/m 88 (exclusief de impressies) alsmede de verkooptekeningen schaal 1/50 voor de appartementen die eveneens zijn opgenomen in de brochure HSK 20 met de doorlopende genummerde bladzijden 20 t/m 78 (exclusief de impressies).

- Het materialen- en kleurenschema, welke is opgenomen in de Brochure HSK 20 op bladzijde 80.

- De algemene staat van afwerking, welke is opgenomen in de Brochure HSK 20 op bladzijde 81.”

Dit waarmerkingsformulier is door de partijen bij de aannemingsovereenkomst getekend.

4.3    In een e-mail van 12 mei 2017 heeft een kopersbegeleider van de aannemer het gesprek met klaagster bevestigd over de specifieke wensen met betrekking tot haar appartement en de eventuele (on)mogelijkheden daarvan. Bij dit bericht zijn drie specifiek genoemde bijlagen meegezonden aan klaagster: het voorwoord, het erratum en de plattegrond appartement. Klaagster is door de kopersbegeleider op 18 juli 2017 driemaal verzocht om de aanpaste opdrachtbevestiging en optiedocument uiterlijk 20 juli 2017 (digitaal) ondertekend te retourneren. Daarbij is gemeld dat als de aangepaste en ondertekende opdrachtbevestiging met de gekozen opties niet tijdig zijn ontvangen, het appartement standaard zonder meerwerkopties wordt opgeleverd. Tussen de aannemer en klaagster is een geschil ontstaan over de uitvoering van de aannemingsovereenkomst, de inhoud van de opdrachtbevestiging van de aannemer en de door de aannemer gehanteerde prijzen voor het sanitair.

4.4    Klaagster heeft contact opgenomen met het juridisch loket voor rechtsbijstand in het conflict met de aannemer. Het juridisch loket heeft klaagster op 28 juli 2017 verwezen naar verweerster. Diezelfde dag heeft klaagster telefonisch contact gezocht met het kantoor van verweerster.

4.5    Klaagster heeft de nodige stukken aan verweerster verstrekt die op de zaak van toepassing waren. Op enig moment heeft zij ook een Handleiding Koperskeuze aan verweerster overhandigd. Verweerster heeft enige ontbrekende stukken, waaronder de aannemingsovereenkomst, bij klaagster opgevraagd en verkregen.

4.6    In de per email toegezonden brief van 18 augustus 2017 heeft verweerster aan klaagster haar bevindingen over de zaak gestuurd. Hierin heeft verweerster onder meer geschreven:

“In de aan u verstrekte brochure HSK 20 d.d. 30 augustus 2016 is een technische omschrijving opgenomen waarin o.a. de staat van afwerking van uw appartement is vermeld.

In de door u gesloten aannemingsovereenkomst d.d. 13 januari 2017 is vermeld dat tot de aannemingsovereenkomst o.a. behoren de technische omschrijving zoals opgenomen in de brochure HSK 20 met de doorlopende genummerde bladzijden 82 t/m 88 (exclusief de impressies) alsmede de verkooptekeningen schaal 1/50 voor de appartementen welke eveneens zijn opgenomen in genoemde brochure met de doorlopende genummerde bladzijden 20 t/m 78 (exclusief de impressies). Ook behoren tot de aannemingsovereenkomst het materialen en kleurenschema dat is opgenomen in de genoemde brochure met de genummerde bladzijde 80 alsmede de algemene staat van afwerking welke is opgenomen in genoemde brochure met de genummerde bladzijde 81. In de aannemingsovereenkomst verklaart u deze brochure te hebben ontvangen.

Ten aanzien van de door u gewenste keuzemogelijkheden wijs ik u op de volgende bepalingen in de brochure.

(…)

In de handleiding koperskeuze is onder punt 1.1 vermeld dat individuele koperskeuzes bij uw appartement niet mogelijk zijn.

Onder punt 2.1 (…)

Onder punt 2.4 (…)

Onder individuele kopersopties is op pagina 8 uitdrukkelijk vermeld dat er naast de standaard optielijst geen individuele wensen mogelijk zijn bij dit project. (…)

Onder punt 2.5 (…)

Op pagina 10 is vermeld dat uw appartement standaard wordt uitgerust met sanitair en tegelwerk. Voor afwijkingen kunt u contact opnemen met de door de aannemer aangewezen sanitairshowroom. Het casco opleveren van uw badkamer of toilet is niet mogelijk.

Onder punt 3 (…)

(…)

Ik heb Bouwbesluit bekeken. (…)

Conclusie

Vorenstaande betekent dat u juridisch geen gronden heeft om de door u gewenste aanpassingen van de aannemer te kunnen afdwingen. De koopovereenkomst, de aannemingsovereenkomst en de aan u ter hand gestelde informatie geven u hiertoe geen mogelijkheid en gaan uit van het tegendeel, zoals hiervoor gespecificeerd aangegeven.

De door u gewenste wijzigingen in uw appartement had u voor het sluiten van de koopovereenkomst en de aannemingsovereenkomst moeten bespreken. Dan hadden partijen al dan niet overeenstemming hierover kunnen bereiken.

(…)”

4.7    Klaagster heeft in een e-mail van 21 augustus 2017 gereageerd en verweerster onder meer laten weten dat:

- zij de handleiding waarnaar verweerster in haar advies verwijst pas ná aankoop van haar appartement heeft ontvangen, als bijlage bij een e-mail van 12 mei 2017 van de aannemer;

- haar behalve de koop- en aannemingsovereenkomst niets ter hand is gesteld en dat zij tot 1 juli 2017 mocht verzoeken om veranderingen en wensen en zij dit ruim op tijd heeft gedaan ten aanzien van ‘kleine dingen’;

- sprake is geweest van machtsmisbruik doordat de aannemer haar tijdig doorgegeven wensen heeft genegeerd en haar op 18 juli 2017 heeft overvallen met een opdrachtbevestiging met daarin de vermelding dat de door klaagster gekozen opties daarin waren opgenomen, terwijl hij wist dat dat niet het geval was,

- de aannemer klaagster oplicht doordat de door gehanteerde prijzen 60% hoger zijn dan marktconform;

- zij verweerster verzoekt om belangenbehartiging.

4.8    Verweerster heeft na drie reactieverzoeken op 22, 23 en 24 augustus 2017 van klaagster in een e-mail van 24 augustus 2017 gereageerd en aan klaagster laten weten haar advies te handhaven. Zij heeft in dit kader onder meer geschreven:

“U heeft in de overeenkomst d.d. 13 januari 2017 getekend voor ontvangst van de bijlagen die gespecificeerd zijn aangegeven op pagina 13 van de aannemingsovereenkomst. Dit is op dezelfde pagina als waarop u uw handtekening heeft gezet. Als u de stukken op dat moment niet had ontvangen, had u toen om de stukken moeten vragen zodat u van de inhoud kennis had kunnen nemen alvorens al dan niet een overeenkomst te tekenen.

Uw appartement is onderdeel van een project waarbij door u gewenste individuele keuzes niet mogelijk zijn. De aannemer wil hiervan niet afwijken en juridisch heeft u geen gronden om dit te kunnen afdwingen.

Anders dan u meent, is naar mijn mening i.c. geen sprake van een verboden koppelverkoop. Evenmin van oplichting of chantage, zoals u stelt.

Het lijkt erop dat u met verkeerde verwachtingen dit traject bent ingegaan en zult deze moeten bijstellen. (…)

U is de mogelijkheid geboden om voor 1 juli 2017 eventuele door u gewenste wijzigingen binnen de tussen partijen overeengekomen procedureafspraken (derhalve geen individuele keuzes) door te geven. (…).

Dwaling?

(…)

Conclusie

(…) Als advocaat dien ik u te wijzen op uw juridische positie en dat heb ik met deze e-mail en mijn advies aan u d.d. 18 augustus 2017 uitgebreid gedaan.

U heeft veel moeite gedaan om de aannemer te bewegen individuele keuzes van u te verwerken. De aannemer heeft deze gemotiveerd afgewezen. Er zijn geen juridische gronden om de aannemer op andere gedachten te brengen. Het heeft dan ook geen zin dat ik hierover de aannemer aanschrijft. U heeft zich verbonden tot het maken van keuzes zoals afgesproken (derhalve geen individuele keuzes) (…).”

4.9    In haar e-mail van 25 augustus 2017 om 00.51 uur heeft klaagster benadrukt dat de handleiding niet in de aannemingsovereenkomst is benoemd en dat deze volgens haar niet van toepassing is, omdat klaagster de handleiding pas op 12 mei 2017 heeft ontvangen. Klaagster licht toe waarom zij niet tevreden is met het advies van verweerster en dat zij de zaak toch wil voorleggen aan de rechter. In een e-mail van 25 augustus 2017 om 12.06 uur bericht klaagster verweerster dat zij haar dossier wenst op te halen, omdat verweerster (kennelijk) niets voor klaagster wil ondernemen.

5    BEOORDELING

5.1    Verweerster is in beroep gekomen tegen enkele vastgestelde feiten, de gegrondverklaring van klachtonderdeel a, en daarmee samenhangend, de oplegging van de maatregel van waarschuwing en de veroordeling tot betaling van griffierecht en proceskosten. Alleen deze aspecten zijn in hoger beroep nog aan de orde. Verweerster heeft daartoe zeven grieven geformuleerd. Grieven 1, 2 en 3, gericht tegen de door de raad vastgestelde feiten, behoeven geen nadere bespreking omdat het hof, zoals hiervoor is gebleken de feiten zelfstandig vaststelt.

Klachtonderdeel a – de klachtomschrijving

5.2    Uit het proces-verbaal van de zitting bij de raad d.d. 18 januari 2019 blijkt dat de voorzitter van de raad de klacht als volgt aan partijen heeft voorgehouden: ‘Voorzitter: ik geef een samenvatting van de klacht zoals deze staat vermeld in de dekenbrief. Is dat zo juist weergegeven?’. Klaagster heeft, zo blijkt uit het proces verbaal, zich daarmee akkoord verklaard. In de “dekenbrief” (het hof begrijpt: de brief van de deken d.d. 20 februari 2018) is de klacht als volgt geformuleerd:

“Verweerster komt op basis van niet rechtsgeldige en niet juridische informatie tot haar conclusie dat geen actie tegen de aannemer mogelijk is; meer in het bijzonder baseert verweerster zich ten onrechte op de brochure “Handleiding koperkeuze”, die klaagster tijde van de aankoop van het appartement onbekend was;”

De raad heeft de bestreden beslissing dit klachtonderdeel op de hiervoor onder 3 genoemde wijze in vergelijkbare bewoordingen herhaald. De raad heeft echter aan deze klachtomschrijving het volgende toegevoegd:

“Toelichting

Volgens klaagster heeft zij verweerster verzocht om haar belangen te behartigen, niet om een advies op te stellen. Dat ongevraagde advies heeft verweerster vervolgens ten onrechte ook gebaseerd op de Handleiding Koperskeuze, terwijl die Handleiding niet van toepassing is verklaard op de door klaagster gesloten aannemersovereenkomst en ook niet bij de ondertekening van de overeenkomst aan haar is overhandigd. Pas bij de e-mail van 12 mei 2017 heeft een stagiaire van de aannemer die Handleiding alsnog zonder enige toelichting als bijlage meegestuurd. Op grond van artikel 19 van de aannemingsovereenkomst mocht klaagster nog wijzigingen doorgeven en dat heeft zij tijdig voor 1 juli 2017 gedaan. Wegens het daarna gebleken machtsmisbruik door de aannemer, had verweerster conform de opdracht moeten proberen te bemiddelen met de aannemer over de door klaagster gewenste redelijke aanpassingen aan haar appartement. Door dat niet te doen, heeft verweerster niet zorgvuldig jegens haar gehandeld, aldus klaagster;”

5.3    Deze toelichting merkt het hof aan als een uitbreiding van de klacht omdat daarin als klachtonderdeel naar voren komt dat klaagster ook erover klaagt dat verweerster zich niet had mogen beperken tot een advies, maar had moeten bemiddelen tussen klaagster en haar wederpartij. Wanneer de raad daartoe op grond van art. 46d lid 9 Advocatenwet overgaat, behoort de raad deze aanvulling op de klacht echter aan beide partijen vooraf kenbaar te maken en wel op een zodanige wijze dat partijen in staat worden gesteld hierop te kunnen reageren (verg. Hof van Discipline 19 augustus 2019, ECLI:NL:TAHVD:2019:80). Uit de stukken van de procedure in eerste aanleg valt niet af te leiden dat verweerster in de gelegenheid is gesteld te reageren op de (ambtshalve) uitbreiding van de klacht. Aldus heeft de raad in strijd gehandeld met het fundamentele rechtsbeginsel van hoor en wederhoor.

5.4    De ‘toelichting’ op de klacht door de raad zoals hiervoor onder r.o. 5.2 beschreven zal het hof daarom bij de beoordeling buiten beschouwing laten. Grieven 5 (voor zover betrekking hebben op de niet-bemiddelende rol van verweerster), 6 en 7 behoeven daarom ook geen nadere bespreking

Klachtonderdeel a – de beoordeling

5.5    Grieven 4 en 5 voor zover gericht tegen de gegrondverklaring van klachtonderdeel a (zoals in r.o. 3 van deze beslissing beschreven) lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Hierover overweegt het hof als volgt.

5.6    De raad heeft bij de beoordeling terecht als maatstaf genomen dat, gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet, de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij die beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (verg. Hof van Discipline 5 februari 2018, ECLI:NL:TAHVD:2018:32).

5.7    Aan de hand van deze maatstaf zal het hof de klacht beoordelen. Daarbij wordt opgemerkt dat het binnen de beroepsgroep voor wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden. Het hof toetst daarom of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijke handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.

5.8    De raad heeft overwogen dat het advies d.d. 18 augustus 2017 van verweerster deels is gebaseerd op de onjuiste aanname dat de Handleiding Koperskeuze van toepassing zou zijn op de aannemingsovereenkomst en verweerster daardoor een onjuist advies heeft gegeven. De e-mail d.d. 21 augustus 2017 van klaagster had vervolgens aanleiding voor verweerster moeten zijn om navraag te doen naar de bedoeling van de opdracht en te informeren naar de gang van zaken rondom de afgifte bij de Handleiding Koperskeuze aan klaagster. Nu verweerster geen nader onderzoek heeft gedaan, is aan de zijde van klaagster onduidelijkheid ontstaan. Hierdoor is verweerster tekort geschoten in haar zorg jegens klaagster en heeft zij tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.

5.9    De grieven 4 en 5 van verweerster houden kort samengevat het volgende in. Verweerster heeft de Handleiding Koperskeuze mogen betrekken bij haar advies. Klaagster heeft diverse stukken, waaronder de (aangepaste) opdrachtbevestiging van de aannemer, niet aan verweerster ter hand gesteld voordat verweerster een advies uitbracht, terwijl verweerster klaagster wel had verzocht alle stukken mee te nemen naar het eerste gesprek. Daarbij heeft klaagster niets gezegd over een late terhandstelling en dat er discussie zou zijn over de vraag of de Handleiding Koperskeuze van toepassing zou zijn. Pas op 21 augustus 2017 bracht klaagster dit naar voren. Verder voert verweerster aan dat het bericht van 21 augustus 2017 van klaagster voor verweerster geen aanleiding hoefde te zijn tot een ander advies te komen, omdat het advies van verweerster niet anders was geweest zonder de Handleiding Koperskeuze. Verweerster stelt zich op het standpunt dat zij niet is tekortgeschoten in haar zorgplicht jegens klaagster, omdat een opvolgend advocaat tot een vergelijkbaar advies kwam. Een advies waarmee een cliënt het niet eens is, betekent niet dat een advocaat tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Derhalve heeft de raad ten onrechte de maatregel van waarschuwing opgelegd, aldus nog steeds verweerster.

5.10    Het hof overweegt als volgt. Uit de onder r.o. 4.2 aangehaalde aannemingsovereenkomst met waarmerkingsformulier blijkt dat de Handleiding Koperskeuze niet wordt genoemd. Tijdens de mondelinge behandeling bij het hof heeft verweerster verklaard dat zij deze handleiding heeft verward met de Brochure HSK 20. Voor deze verwarring bij verweerster kan het hof tot 21 augustus 2017 begrip opbrengen omdat klaagster kennelijk per abuis naast wel op de zaak van toepassing zijnde stukken ook deze handleiding aan verweerster heeft verstrekt. Echter toen klaagster verweerster in haar bericht van 21 augustus 2017 liet weten dat zij de handleiding waarnaar verweerster in haar advies verwijst pas ná aankoop van haar appartement heeft ontvangen, als bijlage bij een e-mail van 12 mei 2017 van de aannemer en haar behalve de koop- en aannemingsovereenkomst niets ter hand is gesteld, had verweerster bij klaagster moeten informeren naar de gang van zaken bij de afgifte van de Handleiding Koperskeuze, temeer daar het standpunt in haar aanvankelijke advies dat geen individuele wensen mogelijk zijn mede hierop was gebaseerd. Het verweer van verweerster dat haar advies niet anders was geweest zonder de Handleiding Koperskeuze mist overtuigingskracht, want in dat geval had van haar verwacht mogen worden dat zij in haar aanvullend advies van 24 augustus 2017 hierop nader was ingegaan, wat zij heeft nagelaten. Nu verweerster niet heeft kunnen weerleggen dat haar gehandhaafde advies is gebaseerd op onjuiste en niet rechtsgeldige informatie, heeft verweerster niet voldaan aan de in r.o. 5.6 en 5.7 genoemde maatstaf. Klachtonderdeel a is daarom gegrond.

    Maatregel en kostenveroordeling

5.11    Nu het hof evenals de raad tot de conclusie komt dat klachtonderdeel a gegrond is, is bij wijze van een zakelijke terechtwijzing een waarschuwing passend en geboden. Daarmee falen ook grieven 8 en 9 en zal het hof de bestreden beslissing van de raad bekrachtigen.

5.12    Omdat het hof een beslissing bekrachtigt waarin een maatregel is opgelegd, zal het hof verweerster op grond van artikel 48ac, eerste lid, Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten in hoger beroep:   

a) € 50,- reiskosten van klaagster;

b) € 1.000,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten.

5.13    Verweerster moet op grond van artikel 48ac, vierde lid, en artikel 48aa, tweede tot en met vierde lid, Advocatenwet het bedrag van € 50,- reiskosten binnen vier weken na deze uitspraak betalen aan klaagster. Klaagster moet daarvoor tijdig haar rekeningnummer schriftelijk doorgeven aan verweerster.

5.14    Verweerster moet op grond van artikel 48ac, vierde lid, en artikel 48aa, tweede tot en met vierde lid, Advocatenwet het bedrag van € 1.000,- binnen vier weken na deze uitspraak overmaken naar rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling hof van discipline” en het zaaknummer.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- bekrachtigt de beslissing van 20 mei 2019 van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden, gewezen onder nummer 18-232;

- veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten in hoger beroep van € 50,- aan klaagster, op de manier en binnen de termijn zoals hiervóór bepaald;

- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten in hoger beroep van € 1.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn zoals hiervóór bepaald.

Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. J.A. Schaap en W.F. Boele, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2019.

griffier    voorzitter            

De beslissing is verzonden op 11 oktober 2019.