ECLI:NL:TAHVD:2019:114 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180249 en 180250

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2019:114
Datum uitspraak: 22-03-2019
Datum publicatie: 29-08-2019
Zaaknummer(s): 180249 en 180250
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Gedragingen in strafzaken
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Appelschrift met geluidsbestanden op de laatste dag na sluiting griffie per e-mail ingediend. Door griffie niet ontvangen, geen notificatie aan indiener daarvan. Niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding, niet verschoonbaar.

Herstelbeslissing

van 22 maart 2019

in de zaken 180249 en 180250

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerders

1    DE BESLI SSING WAARVAN HERSTEL

Het Hof van Discipline heeft in zijn beslissing van 4 februari 2019 verweerder niet- ontvankelijk verklaard in zijn beroep tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch van 16 juli 2018 gewezen in de zaken 17-902 / DB/ LI en 17-903 / DB / LI.

Het hof heeft ambtshalve geconstateerd dat in rechtsoverweging 3.6 en in het dictum van zijn beslissing ten onrechte staat vermeld verweerder in plaats van klager. Er is sprake van een kennelijke verschrijving die zich voor eenvoudig herstel leent.

2    HET HERSTEL

Bij vergissing heeft het hof in zijn beslissing van 4 februari 2019 in rechtsoverweging 3.6 en in het dictum verweerder vermeld waar klager wordt bedoeld.

Het hof zal deze vergissing als hierna te melden herstellen.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- Herstelt voornoemde beslissing van 4 februari 2019, gewezen onder de nummers 180249 en 180250, in die zin dat rechtsoverweging 3.6 en het dictum van die beslissing luidt:

3.6. Klager heeft zijn beroep dus te laat ingediend en dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard.

Het Hof van Discipline:

-    verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch van 16 juli 2018 gewezen in de zaken 17-902 / DB / LI en 17-903 / DB / LI.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. W.A.M. van Schendel,

L. Ritzema, E.L. Pasma en A.M. van Amsterdam, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2019.

De beslissing is verzonden op 22 maart 2019.