ECLI:NL:TAHVD:2019:110 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190049

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2019:110
Datum uitspraak: 15-03-2019
Datum publicatie: 29-08-2019
Zaaknummer(s): 190049
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Appel tegen verzetsbeslissing van de raad. Appelverbod. Voor zover beoogd herziening te vragen, moet dit worden gevraagd bij de betreffende raad. Afgewezen.

BESLISSING                                  

van de voorzitter van

het Hof van Discipline

van 15 maart 2019

in de zaak 190049

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

De voorzitter van het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 15 januari 2018, gewezen onder nummer 17-526/A/NH, aan partijen toegezonden op 15 januari 2018. Hierin is het verzet van klaagster tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van 25 augustus 2017 ongegrond verklaard. In die voorzittersbeslissing is de klacht van klaagster tegen verweerder kennelijk ongegrond verklaard.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 19 februari 2019 per post ter griffie van het hof ontvangen.

3    DE BEOORDELING

3.1    Artikel 46h lid 7 van de Advocatenwet bepaalt dat geen rechtsmiddel openstaat tegen een beslissing van een raad van discipline tot niet-ontvankelijkverklaring of ongegrondverklaring van het verzet, dat wordt gedaan tegen een beslissing van de voorzitter van die raad – inhoudende dat een klacht kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond dan wel van onvoldoende gewicht is afgewezen.

3.2    Dit betekent dat de Advocatenwet aan klaagster niet de mogelijkheid biedt om in hoger beroep te komen van de bestreden verzetsbeslissing van de raad. Zulks blijkt ook uit de mededeling van de griffier van die raad onderaan de verzetsbeslissing.

3.3    Voor zover klaagster beoogt herziening van de verzetsbeslissing te vragen in verband met een nieuw feit moet dit verzoek niet worden ingediend bij het hof maar bij de instantie die de beslissing heeft genomen waarvan klaagster herziening wenst, namelijk voormelde raad.

3.4    De voorzitter zal het beroep van klaagster derhalve afwijzen. 

BESLISSING

De voorzitter van het Hof van Discipline:

-    wijst af het hoger beroep van klaagster tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 15 januari 2018, gewezen onder nummer 17-526/A/NH.

Aldus beslist door mr. T. Zuidema, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2019.

De beslissing is verzonden op 15 maart 2019.