ECLI:NL:TAHVD:2018:75 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180027

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2018:75
Datum uitspraak: 05-02-2018
Datum publicatie: 02-05-2018
Zaaknummer(s): 180027
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Het hoger beroep van klaagster is na het verstrijken van de hoger beroep termijn ingediend. De termijnoverschrijding is niet verschoonbaar. Klaagster is niet-ontvankelijk in haar hoger beroep.

Beslissing

van de voorzitter van

het Hof van Discipline

van 5 februari 2018

in de zaak 180027

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

tegen:

verweersters

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

De voorzitter van het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 23 oktober 2017, nummer 17-309-470-471/DB/LI, aan partijen toegezonden op 24 oktober 2017, waarbij de klacht van klaagster tegen verweersters ongegrond is verklaard. De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2017:223.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 19 januari 2018 ter griffie van het hof ontvangen.

3 DE BEOORDELING

3.1 Artikel 56 lid 1 Advocatenwet bepaalt dat hoger beroep moet worden ingesteld binnen dertig dagen na verzending van de beslissing van de raad. Aangezien de beslissing van de raad op 24 oktober 2017 is toegezonden aan klaagster, kon zij, klaagster, op uiterlijk 23 november 2017 hoger beroep instellen. Nu de appelmemorie van klaagster door de griffie van het hof is ontvangen op 19 januari 2018, is klaagster niet-ontvankelijk in haar beroep, tenzij de termijnoverschrijding verschoonbaar is.

3.2 Klaagster voert daartoe aan dat zij ervan uit is gegaan dat hoger beroep kon worden ingesteld uiterlijk binnen drie maanden na de beslissing van de raad, derhalve uiterlijk 22 januari 2018. Door omstandigheden heeft klaagster de door haar op 28 oktober 2017 ontvangen beslissing van de raad pas op 18 december 2017 kunnen bestuderen. Deze omstandigheden zijn er in gelegen dat de heer H, die de onderhavige klacht(procedure) voor klaagster behandelt, geruime tijd niet of nauwelijks op het kantoor van klaagster is geweest vanwege werkzaamheden in binnen- en buitenland. Klaagster heeft na de bestudering op voormelde datum binnen de termijn van drie maanden hoger beroep ingesteld en dus tijdig. Een beroepstermijn van dertig dagen is onredelijk, te meer daar het een omvangrijk dossier betreft. Het afwijzen van het hoger beroep van klaagster vanwege termijnoverschrijding is in strijd met het doel van het tuchtrecht. Bovendien is er geen grond voor het stellen van een termijn, van dertig dagen of drie maanden, omdat de beslissing van de raad geen rechtsgevolgen heeft, aldus klaagster.

3.3 Naar het oordeel van de voorzitter doen de door klaagster aangevoerde redenen de termijnoverschrijding van klaagster niet verschoonbaar zijn. In artikel 56 lid 1 Advocatenwet is bepaald dat de termijn waarbinnen hoger beroep moet zijn ingesteld tegen een beslissing van de raad dertig dagen bedraagt. De stelling van klaagster dat dit drie maanden is, vindt geen steun in de wet. Bovendien staat de termijn van dertig dagen duidelijk vermeld in de bestreden uitspraak, onder mededelingen van de griffier. Derhalve wist klaagster, althans behoorde zij redelijkerwijs te weten dat een termijn van dertig dagen toepassing was en dat zij voortvarend moest handelen om tijdig hoger beroep te kunnen instellen. Klaagster erkent dat zij de beslissing op 28 oktober 2017 heeft ontvangen.

Dat klaagster de beslissing heeft laten liggen en pas op 18 december 2017 is gaan studeren, ligt in haar risicosfeer. Al het overige dat klager aanvoert leidt niet tot een andere afweging.

3.4 Klaagster is mitsdien niet-ontvankelijk in haar hoger beroep (vgl. HvD 6 december 2010, ECLI:NL:TAHVD:2010:YA1138).

BESLISSING

De voorzitter van het Hof van Discipline:

verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar hoger beroep.

Aldus beslist door mr. T. Zuidema, voorzitter, en in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2018.

Voorzitter

De beslissing is verzonden op 5 februari 2018.