ECLI:NL:TAHVD:2018:68 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180084
ECLI: | ECLI:NL:TAHVD:2018:68 |
---|---|
Datum uitspraak: | 23-04-2018 |
Datum publicatie: | 01-05-2018 |
Zaaknummer(s): | 180084 |
Onderwerp: | Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Verzoek aanwijzing advocaat. Beklag (art. 13). Klager wenst dat hem een advocaat wordt aangewezen voor een procedure tot herroeping van het arrest van het gerechtshof. Klager stelt dat het gerechtshof in zijn uitspraak de door hem overgelegde stukken niet heeft meegewogen. De aanvankelijk door klager genoemde grond, dat de wederpartij bedrog heeft gepleegd, wordt door hem niet gehandhaafd. Nu klager niet langer stelt dat het gerechtshof stukken zijn onthouden, levert de stelling van klager evident geen grond voor herroeping als bedoeld in artikel 382 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering op. Een herroepingsprocedure moet dus als kansloos worden aangemerkt. Reeds op die grond heeft de deken met juistheid geoordeeld dat het verzoek van klager geen redelijke kans van slagen heeft. Het beklag van klager is dus ongegrond. |
Beslissing
van 23 april 2018
in de zaak 180084
naar aanleiding van het beklag van:
klager
tegen:
de deken
1 HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ART. 13 LID 1 ADVOCATENWET
Klager heeft bij de deken [arrondissment] op 23 februari 2018 een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Per brief van 15 maart 2018 heeft de deken dit verzoek afgewezen. Per e-mail van 4 april 2018, aangevuld met een nader commentaar per e-mail van 5 april 2018, heeft klager zich beklaagd over het feit dat de deken zijn verzoek heeft afgewezen.
2 HET GEDING BIJ HET HOF
2.1 Het hof heeft kennisgenomen van de onder 1 vermelde stukken, alsmede van:
- de brief van de deken van 15 maart 2018;
- de brief van de deken van 10 april 2018.
2.2 De zaak is door het hof in raadkamer behandeld op 16 april 2018.
3 FEITEN
3.1 Het volgende is komen vast te staan:
3.2 Klager, van Surinaamse afkomst, is schrijver van proza. Tussen hem en K, onder meer bijzonder hoogleraar […] letteren aan de [universiteit], is in twee instanties geprocedeerd naar aanleiding van een vermelding in het proefschrift van K over Surinaamse literatuur. In dat proefschrift heeft K over klager geschreven:
“In 1974 ging hij naar [land], waar hij naar eigen zeggen verschillende studies aanvatte. Hij voerde jarenlang de ingenieurstitel en zou in 1998 zowel in [plaatsnaam] als in [plaatsnaam] gepromoveerd zijn, maar zijn naam komt bij geen enkele universiteit in de lijsten van gegradueerden voor. Waar is wel dat hij verschillende baantjes via uitzendbureaus vervulde.“
Klager heeft bij de rechtbank Breda een verklaring voor recht gevorderd dat deze passage (onjuist en dus) onrechtmatig jegens hem is en schadevergoeding, op te maken bij staat. De rechtbank heeft de vordering bij vonnis van 6 april 2011 afgewezen. Bij arrest van 13 augustus 2013 heeft het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch dat vonnis bekrachtigd.
3.3 Klager heeft zich op 23 februari 2018 tot de deken gewend met het verzoek een advocaat aan te wijzen om voor hem herroeping van het arrest van 13 augustus 2013 te verkrijgen. Volgens klager zijn er in februari 2018 op het internet smadelijke vermeldingen over hem verschenen die een verkeerde uitleg aan het arrest van 13 augustus 2013 geven, namelijk dat klager volgens het arrest titelfraude zou plegen. Volgens klager moet er een hernieuwde uitleg van het betrokken arrest komen.
3.4 Bij beslissing van 15 maart 2018 heeft de deken het verzoek afgewezen. De deken heeft daarbij overwogen dat klager met een herroepingsprocedure geen hernieuwde uitleg van een arrest kan bewerkstelligen. Verder overwoog de deken dat herroeping mogelijk is als er sprake is van door de wederpartij in de procedure gepleegd bedrog; op grond van de door klager aangeleverde informatie zal klager dat echter niet kunnen bewijzen, zodat een herroepingsprocedure kansloos is, aldus de deken. Het verzoek tot aanwijzing van een advocaat is op die grond afgewezen.
3.5 In zijn beklag van 4 april 2018 en nadere toelichting van 5 april 2018 stelt klager dat hij er eerst van is uitgegaan dat zijn advocaten destijds misschien cruciale documenten hadden achtergehouden. Om dat na te gaan heeft klager bij het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch informatie opgevraagd over de inhoud van zijn dossier van destijds. Uit de van het Gerechtshof verkregen inlichtingen leidt klager af dat niet zijn advocaten in gebreke zijn gebleven maar dat het gerechtshof de diploma’s niet bij zijn oordeel heeft betrokken en zelfs in het arrest opmerkt dat klager zich groter zou voordoen dan hij in werkelijkheid is. De griffier die verantwoordelijk is voor de completering van het dossier voor de rechter zou hieraan debet kunnen zijn, aldus klager. Klager stelt voorts dat hij na de uitspraak van 13 augustus 2013 doelwit werd van spot en beschimping op het internet. Klager wil een zaak aanhangig maken omdat duidelijk geen gebruik is gemaakt van documenten die zijn academische achtergrond adstrueren.
3.6 De deken heeft in zijn reactie van 10 april 2018 de volledige correspondentie met klager vanaf zijn aanwijzingsverzoek overgelegd en gesteld dat een herroepingsprocedure in de gegeven omstandigheden als volstrekt kansloos moet worden beschouwd. Klager zal een voldoende verdenking van bedrog van de wederpartij niet kunnen aantonen, en bovendien is inmiddels na inzage in het procesdossier bij het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch gebleken dat er geen stukken zijn achtergehouden, aldus de deken.
4 BEOORDELING
4.1 Klager wenst dat hem een advocaat wordt aangewezen voor een procedure tot herroeping van het arrest van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 13 augustus 2013. Het hof begrijpt dat klager, nadat hij van de griffie van het Gerechtshof informatie heeft gekregen over de inhoud van zijn dossier van destijds, die herroeping wenst te vorderen op de grond dat het gerechtshof de destijds door hem overgelegde diploma’s niet heeft meegewogen in zijn oordeel en dat de uitspraak heel anders zou hebben geluid als dat wel was gebeurd. De aanvankelijk door klager genoemde grond – dat de wederpartij bedrog heeft gepleegd – wordt kennelijk na ontvangst van de informatie over de inhoud van zijn dossier, niet door hem gehandhaafd.
4.2 Op grond van artikel 382 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan een rechterlijke uitspraak worden herroepen, kort gezegd, als de uitspraak berust op bedrog door de wederpartij in de procedure gepleegd, op valse stukken, of als na de uitspraak stukken van beslissende aard aan het licht zijn gekomen die door toedoen van de wederpartij waren achtergehouden. Klager stelt dat het gerechtshof in zijn uitspraak van 13 augustus 2013 door klager overgelegde diploma’s niet heeft meegewogen.
4.3 Nu klager niet langer stelt dat het Gerechtshof stukken zijn onthouden, levert de stelling van klager evident geen grond voor herroeping op. Een herroepingsprocedure moet dus als kansloos worden aangemerkt. Reeds op die grond heeft de deken met juistheid geoordeeld dat het verzoek van klager geen redelijke kans van slagen heeft. Het beklag van klager is dus ongegrond.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van 15 maart 2018 ongegrond.
Aldus gewezen door mr. P.M.A. de Groot-van Dijken, voorzitter, mrs. E.J. Numann en J.M. Atema, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Kikkert, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2018.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 23 april 2018.