ECLI:NL:TAHVD:2018:239 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180085

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2018:239
Datum uitspraak: 19-11-2018
Datum publicatie: 10-08-2019
Zaaknummer(s): 180085
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over eigen advocaat. Niet gebleken dat verweerder zijn werk als strafrechtadvocaat niet naar behoren zou hebben uitgeoefend. Verder oordeelt het hof dat klager niet-ontvankelijk is in de grieven die hij na de beroepstermijn heeft ingediend en de klachtonderdelen die hij in appel eerst heeft aangevoerd. Klacht ongegrond. Bekrachtiging beslissing raad.

van 19 november 2018

in de zaak 180085

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 19 maart 2018, gewezen onder nummer 17-580/A/A en aan partijen toegezonden op 19 maart 2018. Hierin is de klacht van klager tegen verweerder ongegrond verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRAMS:2018:53.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 4 april 2018 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de brief van klager van 18 juni 2018;

-    de brief van klager van 25 juni 2018.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 28 september 2018, waar klager en verweerder zijn verschenen.

3    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerder zijn werk als strafrechtadvocaat niet naar behoren heeft gedaan;

b)    verweerder zijn belofte om klager bij te staan bij het indienen van een tuchtklacht tegen zijn psychiater en bij het bewerkstelligen van een hereniging van klager en zijn dochter niet is nagekomen;

c)    verweerder stukken voor verweerder heeft achtergehouden en deze niet heeft overgedragen aan de opvolgende advocaat;

d)    verweerder geen schriftelijke opdrachtbevestiging heeft overhandigd noch de beëindiging van zijn werkzaamheden heeft bevestigd.

4    FEITEN

In de beslissing van de raad zijn onder randnummer 2 de feiten vastgesteld. Er is in hoger beroep geen aanleiding deze feitenvaststelling te wijzigen. De door de raad vastgestelde feiten vormen dus ook in hoger beroep het uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht.

5    BEOORDELING

5.1    De raad heeft bij de behandeling van de klacht ter zitting de klachtomschrijving van klager vastgesteld. Deze klachtomschrijving vormt ook in hoger beroep het uitgangspunt en is in deze beslissing onder 3 overgenomen door het hof.

5.2    Klager heeft in hoger beroep klachtonderdelen geformuleerd die niet in eerste aanleg aan de raad zijn voorgelegd. In hoger beroep kunnen niet voor het eerst nieuwe klachten aan het hof worden voorgelegd (zie ook: HvD 8 mei 2017, 160218).

5.3    Tevens heeft klager in hoger beroep grieven ingediend zowel voor als na het verstrijken van de beroepstermijn van 30 dagen. De grieven tegen een beslissing van de raad moeten binnen de beroepstermijn worden ingediend (artikel 56 lid 3 jo. lid 1 Advocatenwet). Ten aanzien van de grieven die na het verstrijken van de beroepstermijn zijn ingediend, wordt klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep.

5.4    Voor zover de klacht van klager en de grieven van klager tegen de beslissing van de raad aan het oordeel van het hof zijn voorgelegd, gaf het onderzoek in hoger beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling dan de raad te komen. Het hof sluit zich aan bij deze beoordeling. Dit betekent dat de grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen en dat deze beslissing dient te worden bekrachtigd.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht, voor zover in hoger beroep nieuwe klachtonderdelen zijn geformuleerd;

- verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn grieven, voor zover die na de beroepstermijn zijn ingediend;

- bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 19 maart 2018, gewezen onder nummer 17-580/A/A, voor het overige.

Aldus gewezen door mr. D.V.E.M. Van der Wiel-Rammeloo, voorzitter, mrs.  A.J.M.E. Arpeau, A.R. Louter, G.C. Endedijk, J.M. Atema, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 november 2018.

griffier    voorzitter    

De beslissing is verzonden op 19 november 2018.