ECLI:NL:TAHVD:2018:233 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180297

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2018:233
Datum uitspraak: 21-12-2018
Datum publicatie: 10-08-2019
Zaaknummer(s): 180297
Onderwerp: Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beklag artikel 13 Advocatenwet. De deken heeft terecht het derde verzoek om aanwijzing van een advocaat in dezelfde kwestie afgewezen. Geen nieuwe feiten of omstandigheden. Ongegrond.

BESLISSING                                 

van 21 december 2018

in de zaak 180297

naar aanleiding van het beklag van:

klaagster

tegen:

de Deken van de Orde van Advocaten

in het arrondissement Overijssel

de deken

1    HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ART. 13 LID 1 ADVOCATENWET

Klaagster heeft bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel, verder te noemen ‘de deken’, een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Per brief van 8 november 2018 heeft de deken dit verzoek afgewezen. In een klaagschrift gedateerd 9 november 2018 heeft klaagster zich beklaagd over het feit dat de deken haar verzoek heeft afgewezen.

2    HET GEDING BIJ HET HOF

2.1    Het klaagschrift met bijlage is op 13 november 2018 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de brief van de deken van 26 november 2018, ontvangen ter griffie van het hof op 27 november 2018;

-    het e-mailbericht van klaagster van 3 december 2018.

2.3    Het hof heeft de zaak in raadkamer behandeld op 7 december 2018.

3    FEITEN

Het volgende is, kort en zakelijk weergegeven, vast komen te staan.

3.1    Op 8 februari 2016 heeft klaagster de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel op voet van artikel 13 lid 1 Advocatenwet verzocht een advocaat aan te wijzen voor het voeren van een procedure tegen de notaris die in 1998 de huwelijkse voorwaarden heeft opgesteld die golden tussen klaagster en haar voormalige echtgenoot, althans voor het inwinnen van een second opinion nu haar toenmalige advocaat [naam toenmalige advocaat] niet bereid was voor klaagster deze procedure te starten.  

3.2    Bij brief van 8 maart 2016 heeft de deken het verzoek afgewezen, omdat hij, mede op grond van het negatieve advies van [toenmalige advocaat] van 24 februari 2016, inschatte dat een procedure tegen de notaris kansloos was. Het hof heeft in zijn beslissing van 23 mei 2016, gewezen onder nummer 160076, het beklag van klaagster tegen deze beslissing gegrond verklaard en de deken verzocht een advocaat aan te wijzen voor een second opinion. De deken heeft daarop [naam tweede advocaat], advocaat te Zwolle, aangewezen.

3.3    [Naam tweede advocaat] heeft klaagster bij aanvang van de behandeling van de zaak  geadviseerd de vordering op de notaris te laten rusten vanwege gebrek aan bewijs. Omdat klaagster hiermee niet akkoord ging, heeft [tweede advocaat] bij de rechtbank Overijssel een verzoekschrift tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor ingediend om zo te trachten meer bewijs te vergaren. Dat is niet gelukt, omdat de rechtbank bij beschikking van 20 januari 2017 het verzoek heeft afgewezen wegens strijd met de goede procesorde. Klaagster heeft [tweede advocaat] vervolgens verzocht een bodemprocedure tegen de notaris aanhangig te maken. [Tweede advocaat] heeft klaagster laten weten daartoe niet bereid te zijn omdat hij onvoldoende kans van slagen zag vanwege het ontbreken van voldoende bewijs en het risico dat de vordering inmiddels was verjaard. Hij heeft dit per e-mail van 31 januari 2017 aan klaagster bevestigd. Per e-mail van 7 maart 2017 heeft [tweede advocaat] zijn beslissing destijds toegelicht aan de deken.

3.4    Klaagster heeft de deken vervolgens op 25 januari 2017 verzocht een (nieuwe) advocaat aan te wijzen voor het voeren van een procedure tegen de notaris. De deken heeft dit verzoek afgewezen bij brief van 4 april 2017, omdat een procedure volgens de deken – daarbij refererend aan het advies van [tweede advocaat] - als kansloos moest worden aangemerkt. Het hof heeft in zijn beslissing van 26 juni 2017, gewezen onder nummer 170105, het beklag van klaagster tegen deze afwijzing van de deken ongegrond verklaard, omdat de procedure die klaagster wil voeren als nagenoeg – zo niet volstrekt - kansloos dient te worden ingeschat. Het hof heeft bij die beslissing betrokken dat [tweede advocaat] getracht heeft de bewijspositie van klaagster te versterken door de rechtbank te verzoeken een voorlopig getuigenverhoor te gelasten, maar dat dit verzoek door de rechtbank gemotiveerd is afgewezen op 20 januari 2017.

3.5    Klaagster heeft de deken opnieuw verzocht om de aanwijzing van een advocaat teneinde de notaris die de huwelijkse voorwaarden in 1998 opstelde in rechte te betrekken wegens onrechtmatig handelen voor en ten tijde van de ondertekening van de huwelijkse voorwaarden. De deken heeft klaagster bij brief van 8 november 2018 bericht dat hij dit derde verzoek om aanwijzing van een advocaat afwijst, omdat hij in dit verzoek geen aanknopingspunten, nieuwe feiten of omstandigheden ziet op grond waarvan het verzoek thans moet worden toegewezen.

4    BEOORDELING

4.1    Artikel 13 lid 2 van de Advocatenwet bepaalt dat de deken een verzoek tot aanwijzing van een advocaat alleen wegens gegronde redenen kan afwijzen. Volgens vaste jurisprudentie van het hof kan de deken het verzoek afwijzen indien de procedure die de rechtzoekende wil beginnen geen redelijke kans van slagen heeft.

4.2    De deken baseert zijn afwijzing van het derde verzoek van klaagster op de voorgeschiedenis van klaagster, waarin de deken en het hof haar verzoeken om aanwijzing van een advocaat in deze kwestie reeds hebben behandeld en op de uitkomst van deze procedures en het advies van [tweede advocaat]. De deken geeft aan dat hij in dit derde verzoek geen aanknopingspunten, nieuwe feiten of omstandigheden ziet op basis waarvan het verzoek thans moet worden toegewezen.

4.3    In het beklagschrift tegen de beslissing van de deken licht klaagster (opnieuw) toe dat zij de notaris aansprakelijk wil stellen omdat hij bij het opstellen van de huwelijkse voorwaarden onjuist heeft gehandeld. Klaagster vermeldt dat zij in bewijsnood zit en dat het haar zonder advocaat niet lukt om tegenbewijs te leveren in de civiele procedure. Voorts stelt klaagster dat [tweede advocaat] het voorlopig getuigenverhoor had moeten aanvragen in het kader van een bodemprocedure tegen de notaris en niet in het kader van de echtscheidingsprocedure.

4.4    Het hof overweegt dat het huidige verzoek van klaagster dezelfde kwestie betreft als waarover het hof ook op 26 juni 2017 heeft beslist. In die procedure heeft het hof overwogen dat niet is gebleken dat de procedure die klaagster zou willen voeren een redelijke kans van slagen heeft, zodat deze als nagenoeg, zo niet volstrekt, kansloos dient te worden ingeschat. In het beklagschrift dat thans ter beoordeling voorligt, leest het hof geen nieuwe feiten of omstandigheden die maken dat nu anders dient te worden geoordeeld, wat er ook zij van de stuitingsbrief die is gericht aan een vijftal personen - onder wie de betreffende notaris - die klaagster heeft gehecht aan haar beklagschrift en de moeilijke persoonlijke omstandigheden waarin klaagster stelt te verkeren. Het beklag zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4.5    Het hof constateert dat klaagster nu drie keer, na een afwijzende beslissing van de deken, over dezelfde kwestie een beklagschrift heeft ingediend. Klaagster moet er ernstig rekening mee houden dat een volgend beklag niet in behandeling wordt genomen wegens misbruik van recht.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart het beklag van klaagster tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel van 8 november 2018 ongegrond.

Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. P.T. Gründemann, A.D.R.M. Boumans, G.C. Endedijk en E.L. Pasma, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, op 21 december 2018.

griffier       voorzitter    

De beslissing is verzonden op 21 december 2018.