ECLI:NL:TAHVD:2018:232 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180253

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2018:232
Datum uitspraak: 21-12-2018
Datum publicatie: 10-08-2019
Zaaknummer(s): 180253
Onderwerp: Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beklag artikel 13 Advocatenwet. De zaak van klager moet niet bij de kantonrechter, maar bij de civiele rechter worden aangebracht waardoor wel degelijk sprake is van het vereiste van advocaat. Gegrond.

BESLISSING

van 21 december 2018

in de zaak 180253

naar aanleiding van het beklag van:

klaagster

tegen:

De Deken van de Orde van Advocaten

in het arrondissement Midden-Nederland

de deken

1    HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ART. 13 LID 1 ADVOCATENWET

Klaagster heeft bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland, verder te noemen ‘de deken’, een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Bij brief van 18 juni 2018 heeft de deken dit verzoek afgewezen. In een klaagschrift gedateerd 24 juli 2018 heeft klaagster zich beklaagd over het feit dat de deken haar verzoek heeft afgewezen.

2    HET GEDING BIJ HET HOF

2.1    Het klaagschrift is op 24 juli 2018 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    e-mail van de gemachtigde van klaagster van 24 juli 2018;

-    e-mail van de gemachtigde van klaagster van 25 juli 2018;

-    e-mail van de gemachtigde van klaagster van 26 juli 2018;

-    e-mail van de gemachtigde van klaagster van 9 augustus 2018 (13.30 uur);

-    e-mail van de gemachtigde van klaagster van 9 augustus 2018 (13.35 uur);

-    e-mail van de gemachtigde van klaagster van 28 september 2018;

-    de schriftelijke reactie van de deken op het klaagschrift.

2.3    Het hof heeft de zaak in raadkamer behandeld op 16 november 2018.

3    FEITEN

3.1    Het volgende is komen vast te staan:

3.2    De gemachtigde van klaagster heeft namens klaagster verzocht om aanwijzing van een advocaat in verband met een voorlopig deskundigenbericht ex artikel 202 lid 1 Rv. Op verzoek van de deken is het verzoek nader toegelicht als volgt.

3.3    Klaagster is in behandeling geweest bij een psychiater. Zij is van mening dat deze psychiater een verkeerde diagnose heeft gesteld en verkeerde medicatie heeft voorgeschreven, waardoor de klachten van klaagster niet zijn verbeterd maar verergerd en klaagster haar baan als directiesecretaresse is kwijtgeraakt. Als gevolg van een en ander heeft klaagster schade geleden. De onjuiste diagnose en de door klaagster geleden schade dienen te worden aangetoond via een voorlopig deskundigenbericht.

3.4    De deken heeft het verzoek van klaagster afgewezen met mededeling dat het verzoek tot een voorlopig deskundigenbericht kan worden ingediend bij de kantonrechter. Bij de kantonrechter geldt geen verplichte procesvertegenwoordiging. Dat betekent dat er geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 13 Advocatenwet, dat bepaalt dat een advocaat alleen kan worden aangewezen in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven. Klaagster heeft niet voldoende duidelijk gemaakt dat de door haar geleden schade hoger is dan de bevoegdheidsgrens van de kantonrechter ad € 25.000,--, dus dient de zaak aan de kantonrechter te worden voorgelegd.

4    BEOORDELING

4.1    In het klaagschrift is onder meer aangevoerd dat het een vordering betreft van onbepaalde waarde, waarin de kantonrechter, anders dan de deken meent, onbevoegd is. Artikel 93 sub b Rv. bepaalt dat de kantonrechter bevoegd is kennis te nemen van zaken betreffende vorderingen van onbepaalde waarde, indien er duidelijke aanwijzingen bestaan dat de vordering geen hogere waarde vertegenwoordigt dan € 25.000,--. Het hof is met klaagster van oordeel dat de deken een onjuiste grondslag heeft gehanteerd voor de afwijzing van het verzoek tot aanwijzing van een advocaat door te stellen dat er geen duidelijke aanwijzingen zijn dat de schade hoger is dan € 25.000,--, waarmee hij het wettelijke criterium feitelijk heeft  omgedraaid.

4.2    Nu ook het hof niet is gebleken dat er duidelijke aanwijzingen zijn dat de vordering van klaagster geen hogere waarde dan € 25.000,-- bedraagt dient het beklag op grond van het voorgaande gegrond te worden verklaard.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart het beklag van klaagster tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 18 juni 2018 gegrond.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. H. van Loo en N.H. van Everdingen, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2018.

griffier            voorzitter                           

De beslissing is verzonden op 21 december  2018.