ECLI:NL:TAHVD:2018:229 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180246
ECLI: | ECLI:NL:TAHVD:2018:229 |
---|---|
Datum uitspraak: | 21-12-2018 |
Datum publicatie: | 10-08-2019 |
Zaaknummer(s): | 180246 |
Onderwerp: | Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Beklag artikel 13 Advocatenwet. Geen nieuwe feiten aangevoerd. Ongegrond |
BESLISSING
van 21 december 2018
in de zaak 180246
naar aanleiding van het beklag van:
klaagster
tegen:
De Deken van de Orde van Advocaten
in het arrondissement Overijssel
de deken
1 HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ART. 13 LID 1 ADVOCATENWET
Klaagster heeft bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel, verder te noemen ‘de deken’, een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Bij brief van 2 augustus 2018 heeft de deken dit verzoek afgewezen. In een klaagschrift gedateerd 11 september 2018 heeft klaagster zich beklaagd over het feit dat de deken haar verzoek heeft afgewezen.
2 HET GEDING BIJ HET HOF
2.1 Het klaagschrift is op 12 september 2018 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de schriftelijke reactie van de deken op het klaagschrift.
2.3 Het hof heeft de zaak in raadkamer behandeld op 16 november 2018.
3 FEITEN
3.1 Het volgende is komen vast te staan:
3.2 Klaagster wenst een kort geding procedure aan te spannen tegen de gemeente Deventer wegens PGB-fraude in 2013. In verband met deze kwestie heeft klaagster reeds herhaaldelijk aanwijzing van een advocaat verzocht. Van afwijzende beslissingen heeft klaagster zich reeds beklaagd bij dit hof. Het beklag is telkens ongegrond verklaard.
3.3 In de derde beklagzaak met zaaknummer 160290 heeft het hof op 3 april 2017 uitspraak gedaan en onder meer overwogen als volgt:
"Ook bij dit nieuwe verzoek op grond van artikel 13 lid 1 Advocatenwet baseert klaagster zich op haar geschil uit 2013 met B en haar verwijten jegens de gemeente […] wegens […].
Dat is hetzelfde feitencomplex waarvoor klaagster al twee maal eerder tevergeefs om aanwijzing van een advocaat heeft verzocht. Destijds hebben al verschillende advocaten naar de zaak gekeken, kennelijk zonder dat een van hen een reële mogelijkheid heeft gezien de zaak vanuit welke invalshoek dan ook – civielrechtelijk, strafrechtelijk, bestuursrechtelijk – aan te kaarten. Klaagster heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die nu tot een ander oordeel zouden kunnen leiden. Er is mitsdien niet gebleken dat de zaak enige reële kans van slagen heeft. Bovendien is niet aannemelijk geworden dat het hier een zaak betreft waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden. De deken heeft het verzoek van klaagster dus terecht afgewezen; het beklag van klaagster tegen de beslissing van de deken is ongegrond."
3.4 In de vierde beklagzaak met zaaknummer 170070 heeft het hof op 26 juni 2017 uitspraak gedaan en onder meer overwogen als volgt:
"Uit het klaagschrift kan worden opgemaakt dat klaagster zich wederom op hetzelfde feitencomplex baseert en dat zij als ‘nieuwe grond’ aanvoert dat zij (thans) geen natuurlijke persoon/personen zou willen dagvaarden maar rechtspersonen, zulks onder verwijzing naar meerdere wetsartikelen. Anders dan klaagster meent, brengt de in het klaagschrift door klaagster gepresenteerde invalshoek niet mee dat sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden waarmee eerder geen rekening is of kon worden gehouden. Het verzoek van klaagster is door de deken terecht afgewezen."
4 BEOORDELING
4.1 De deken heeft het nu voorliggende verzoek van klaagster afgewezen onder verwijzing naar de eerdere afwijzingen en de beslissingen van het hof daarover. Daarbij heeft de deken klaagster onder meer geschreven: “U heeft ook in dit verzoek geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die nu tot een ander oordeel zouden kunnen leiden. Er is niet gebleken dat de zaak enige reële kans van slagen heeft.”
4.2 In het klaagschrift betwist klaagster dat het om hetzelfde feitencomplex zou gaan bij haar huidige verzoek. Zij verwijst in dat kader naar een e-mail van de gemeente van 3 september 2013, waarbij haar “mail met PGB fraude gevoelige vragen” van 9 juli 2013 is “doorgezonden aan het op deze PGB fraude doofpot schandaalzaak betrokken zorgkantoor”, wat een schending van klaagsters privacy zou zijn geweest. Het gaat hier volgens klaagster om een nieuw feit dat nog in geen enkele procedure als rechtsgrond is aangevoerd.
4.3 Het hof deelt de mening van klaagster niet. Klaagster wenst nog immer de gemeente aan te spreken in verband met de door haar gestelde PGB-fraude, onder verwijzing naar de stukken uit 2013. Dat betreft nog steeds het zelfde feitencomplex als haar voorgaande verzoeken. Van een nieuw feit is evenmin sprake: de e-mail waar klaagster naar verwijst is van 3 september 2013 en aan klaagster gericht, dus maakte die e-mail al in 2013 deel uit van het dossier. Meerdere advocaten hebben op basis van dat dossier geen kans van slagen van enige procedure gezien. Dat klaagster thans aan het bestaande dossier een argument meent te kunnen ontlenen dat niet eerder in een procedure is aangevoerd, doet daaraan niet af. Van nieuwe feiten is immers slechts sprake als er gegevens boven tafel komen, die indertijd niet beschikbaar waren, waarmee destijds geen rekening kon worden gehouden en die toen in een procedure daarom ook niet konden worden gebruikt. Het bedenken van nieuwe invalshoeken op basis van de reeds in 2013 aanwezige dossierstukken kan klaagster dan ook niet baten. Het beklag dient ongegrond te worden verklaard.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel van 2 augustus 2018 ongegrond.
Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. H. van Loo en N.H. van Everdingen, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2018.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 21 december 2018.