ECLI:NL:TAHVD:2018:219 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180130

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2018:219
Datum uitspraak: 30-11-2018
Datum publicatie: 23-01-2019
Zaaknummer(s): 180130
Onderwerp: Aanwijzing, subonderwerp: Beklag tegen beslissing raad van toezicht houdende verzet tegen de inschrijving
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beklag tegen weigering tot inschrijving van advocaat door de raad van de orde (art. 5 Advocatenwet) na schrapping van het tableau. Niet gebleken is van bijzondere omstandigheden die een hernieuwde inschrijving van klager rechtvaardigen. Klager heeft niet op overtuigende wijze blijk gegeven van een gedragspatroon die nieuwe ontsporingen in hoge mate onwaarschijnlijk maakt. Van belang is het verdere tuchtrechtelijk verleden van klager, zijn slechte bereikbaarheid en het zich voordoen als advocaat nadat hij was geschrapt. Afwijzing van het beklag.

BESLISSING

van 30 november 2018

in de zaak 180130

naar aanleiding van het beklag van:

klager

tegen:

de Raad

1 BEKLAG

1.1 Bij beslissing van 5 april 2018 heeft de Raad van de Orde geweigerd het verzoek van klager tot inschrijving als advocaat in behandeling te nemen.

1.2 Klager heeft beklag gedaan tegen deze beslissing. De griffie van het hof heeft dit beklag op 17 mei 2018 ontvangen.

1.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 5 oktober 2018. Ter zitting zijn verschenen: klager en namens de Raad van de Orde mr. P. Hanenberg, deken van de orde van advocaten in het arrondissement Rotterdam.

1.4 Het hof heeft kennisgenomen van:

- het beklag (met bijlagen) van klager;

- de e-mail (met bijlagen) van de raad, door de griffie van het hof ontvangen op 19 september 2018;

- de e-mail (met bijlagen) van klager, door de griffie van het hof ontvangen op 21 september 2018.

2 FEITEN

2.1 Klager is vanaf 23 april 1986 werkzaam geweest als advocaat. Bij beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag (verder: de Raad van Discipline) van 28 augustus 2017 is een tegen klager ingediend dekenbezwaar gegrond verklaard. Daarbij is aan klager – die niet ter zitting is verschenen – de maatregel opgelegd van schrapping van het tableau. De uitspraak is gepubliceerd onder nummer ECLI:NL:TADRSGR:2017:191. De Raad van Discipline heeft zijn beslissing als volgt gemotiveerd:

“6.1 Door stelselmatig niet te voldoen aan de betalingsverplichtingen jegens de NOvA handelt verweerder in strijd met zijn verplichtingen als advocaat. Uit zijn verweer blijkt niet dat hij deze serieus neemt. De betalingsachterstand die verweerder thans heeft is fors en dat draagt bij aan de ernst van de situatie. Daar komt bij dat verweerder in het verleden meerdere malen voor een lange periode geschorst is geweest, onder meer voor het niet naleven van zijn verplichtingen jegens de NOvA. Omdat verweerder ernstig nalatig blijft bij het nakomen van zijn verplichtingen en zijn handelen ook na verschillende schorsingen niet verbetert, acht de raad de maatregel van schrapping van het tableau thans passend en geboden.”

2.2 Klager heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing. Het hof heeft klager bij beslissing van 15 januari 2018 wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard (ECLI:NL:TAHVD:2018:1).

2.3 Op 23 oktober 2017 heeft klager in verband met zijn schrapping een gesprek gehad met [mr. M.], destijds deken in het arrondissement Rotterdam.

2.4 Bij brief van 8 maart 2018 heeft klager aan de Raad van de Orde een verzoek gedaan tot inschrijving als advocaat bij de rechtbank Rotterdam.

3 WEIGERING EN BEKLAG

3.1 Bij brief van 5 april 2018 heeft de Raad van de Orde aan klager meegedeeld dat is besloten te weigeren het verzoek van klager in behandeling te nemen. De Raad van de Orde heeft dat besluit gebaseerd op de gegronde vrees dat klager inbreuk zal maken op de voor advocaten geldende wetten, verordeningen en besluiten of dat hij zich anderszins schuldig zal maken aan enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.

3.2 De Raad van de Orde heeft daarbij overwogen dat klager, hoewel hij deugdelijk was opgeroepen voor de mondelinge behandeling door de Raad van Discipline van het dekenbezwaar in bovengenoemde procedure, niet ter zitting is verschenen en vervolgens niet tijdig hoger beroep heeft ingesteld tegen de beslissing tot schrapping van het tableau, waardoor deze beslissing kracht van gewijsde heeft verkregen. De Raad van de Orde heeft daarbij aangetekend dat het hof klager ook in 2014 wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn hoger beroep tegen een beslissing van de Raad van Discipline, waarbij aan hem de maatregel van onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van zes maanden was opgelegd. Verder heeft de Raad van de Orde overwogen dat de slechte bereikbaarheid van klager ook in het verleden voor problemen heeft gezorgd en tot dekenbezwaren en klachten van cliënten heeft geleid. Daarnaast heeft de Raad van de Orde in aanmerking genomen dat het de deken ambtshalve bekend was geworden dat klager recent bij de rechtbank Rotterdam voor een niet ter zitting aanwezige benadeelde partij is verschenen zonder dat hij over een machtiging beschikte. Als gevolg daarvan is deze benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard waardoor het aannemelijk is dat de belangen van deze cliënt van klager daardoor zijn geschaad, aldus de raad. Bovendien heeft de Raad van de Orde vastgesteld dat de website en het e-mailadres van het advocatenkantoor van klager nog steeds actief zijn. Tot slot heeft de Raad van de Orde bij zijn beslissing betrokken dat de wijze waarop klager de praktijk uitoefende in het verleden meermalen heeft geleid tot tuchtrechtelijke maatregelen en dat klager zich nog steeds niets lijkt aan te trekken van de voor advocaten geldende regelgeving.

3.3 In zijn beklag voert klager het volgende aan.

i) De schrapping heeft grote gevolgen voor klager. Feitelijk betekent dit dat hem de mogelijkheid wordt onthouden zijn beroep uit te oefenen, op een leeftijd waarop het onmogelijk is om op een financieel verantwoorde wijze nog een ander vak uit te oefenen. Dat is redelijk noch billijk te achten, en doet geen recht aan de feitelijke situatie.

ii) Het niet voldoen aan betalingsverplichtingen jegens de NOvA is in andere gevallen hooguit reden geweest voor schorsing, maar niet voor schrapping. Inmiddels is een betalingsregeling getroffen en deze is nagekomen.

iii) Klager houdt een kantoor in stand met alle kosten van dien, maar kan al een half jaar niet als advocaat werken. Onder die omstandigheden is het onredelijk om te weigeren het verzoek tot inschrijving in behandeling te nemen.

iv) Klager heeft stappen ondernomen die passen bij het niet meer ingeschreven staan als advocaat. Hij heeft zijn briefpapier en naambord aangepast, zich teruggetrokken als lid van “Law Link” en de website van zijn kantoor is “onder constructie” gegaan om de tekst aan te passen. In de door klager gebruikte e-mailadressen wordt geen melding gemaakt van de benaming “advocatenkantoor”. Het valt echter niet te voorkomen dat op internet gegevens blijven bestaan die teruggaan op oude vermeldingen waarin nog wel sprake was van een advocatenkantoor. Zo vermeldt Google Maps nog altijd dat op het kantooradres van klager een advocaat gevestigd is.

v) Klager had wel degelijk een machtiging om voor een benadeelde partij op te treden. Hij heeft gebruik gemaakt van een “Schadeopgaveformulier Misdrijven” dat bij de rechtbanken kan worden gedownload. De niet-ontvankelijk verklaring hield verband met de mogelijkheid tot instellen van een civiele vordering.

vi) Klager heeft een postbus aangevraagd en een financieel/administratief medewerkster aangetrokken om hem te ondersteunen.

3.4 Namens de Raad van de Orde is aangevoerd dat de schrapping inderdaad zware gevolgen heeft voor klager, maar dat dit niet onterecht is. Het past niet lichtvaardig te doen over het laten verstrijken van termijnen, iets dat een behoorlijk handelend advocaat niet zou mogen overkomen. De lijst van tuchtrechtelijke maatregelen is lang en deze maatregelen hebben niet tot een structurele verbetering van de gedragingen van klager geleid. Het verzoek tot inschrijving is uiterst summier en geeft geen blijk van door klager genomen maatregelen tot verbetering van zijn praktijkvoering. Klager stelt nu dat hij voorbereidingen heeft getroffen tot het in gebruik nemen van een postbus en dat hij een financieel/administratief medewerkster heeft aangetrokken. Erg concreet is dit niet, en het neemt geenszins de nogal laconieke houding weg die voor het overige uit het beklagschrift spreekt ten aanzien van de geregeld geconstateerde onbereikbaarheid van klager in de voorbije jaren. Anders dan klager stelt, wordt op zijn website nog steeds de indruk gewekt dat hij advocaat is en is aangesloten bij Law Link. Dit stelt niet gerust als het gaat om de vraag of klager zich zal conformeren aan het geldende gedrags- en tuchtrecht en de bepalingen van de Advocatenwet en de Verordening op de Advocatuur. Tot slot heeft klager niets toegelicht aangaande de eis van een uitdrukkelijke machtiging die geldt voor een gemachtigde die geen advocaat is.

4 BEOORDELING

4.1 Artikel 4 Advocatenwet bepaalt in welke gevallen de raad van de orde kan weigeren een verzoek tot inschrijving als advocaat in behandeling te nemen. De grond waarop de Raad van de Orde in dit geval heeft geweigerd het verzoek van klager in behandeling te nemen is vermeld in artikel 4 lid 1, onder b: het bestaan van gegronde vrees dat de verzoeker als advocaat inbreuk zal maken op de voor advocaten geldende wetten, verordeningen en besluiten of zich anderszins zal schuldig maken aan enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.

4.2 Uitgangspunt bij de beoordeling van het beklag is dat klager niet veel meer dan een half jaar na zijn schrapping verzoekt om weer als advocaat te worden ingeschreven. De maatregel van schrapping van het tableau zoals voorzien in artikel 48 lid 2, onder e, Advocatenwet geldt, nadat zij onherroepelijk is geworden, voor onbepaalde tijd. In het stelsel van de Advocatenwet staat schrapping van het tableau evenwel niet in de weg aan een nieuw verzoek tot inschrijving als advocaat. De Advocatenwet kent ook niet de eis dat een bepaalde termijn verstreken is voordat na schrapping van het tableau een verzoek tot inschrijving kan worden gedaan. Aard en ernst van deze maatregel en de daarmee te dienen maatschappelijke belangen brengen echter mee dat wanneer de schrapping wordt gevolgd door een verzoek tot hernieuwde inschrijving, weigering tot het in behandeling nemen van dat verzoek in beginsel gerechtvaardigd is, behalve wanneer bijzondere omstandigheden hernieuwde inschrijving van de verzoeker wettigen. Van zodanige omstandigheden kan sprake zijn als de verzoeker inmiddels op een overtuigende wijze blijk heeft gegeven van een gedragspatroon dat het voorvallen van nieuwe ontsporingen in hoge mate onwaarschijnlijk maakt, of als daarvoor anderszins overtuigende waarborgen zijn geboden (o.a. Hof van Discipline 20 december 2013, ECLI:NL:TAHVD:2013:356).

4.3 Het hof is van oordeel dat niet is gebleken van zodanige bijzondere omstandigheden. Niet kan worden gezegd dat klager op een overtuigende wijze blijk heeft gegeven van een gedragspatroon dat het voorvallen van nieuwe ontsporingen in hoge mate onwaarschijnlijk maakt, of daarvoor anderszins overtuigende waarborgen heeft geboden. Klager heeft in zijn ruim 30-jarige loopbaan als advocaat, ook voorafgaand aan zijn schrapping, een groot aantal tuchtrechtelijke maatregelen opgelegd gekregen, waaronder diverse schorsingen. Deze hielden onder meer verband met de slechte bereikbaarheid van klager, het niet meewerken aan dekenonderzoek en het niet nakomen van financiële verplichtingen.

4.4 Het hof acht hetgeen klager tot zijn verweer heeft aangevoerd en de door hem genoemde, voorgenomen maatregelen met betrekking tot zijn kantoororganisatie, met de raad, niet voldoende overtuigend om erop te kunnen vertrouwen dat geen nieuwe ontsporingen zullen ontstaan.

4.5 Wat betreft het (sinds 2009) niet nakomen van zijn financiële verplichtingen jegens de NOvA heeft klager ter zitting verklaard dat zijn toenmalige echtgenote de boekhouding deed en dat hij, als er aanmaningen kwamen, erop vertrouwde dat ze het in orde maakte. Het behoort evenwel tot de verantwoordelijkheid van de advocaat zelf om erop toe te zien dat verplichtingen worden nagekomen en het is weinig vertrouwenwekkend dat klager dat al die jaren kennelijk niet heeft ingezien. Het enkele voornemen om een financieel/administratief medewerkster in te schakelen als klager weer als advocaat zou mogen werken is niet voldoende om dat vertrouwen alsnog te vestigen. Hetzelfde geldt voor het voornemen om een postbus aan te schaffen. Klager heeft over zijn slechte bereikbaarheid verklaard dat op de Kop van Zuid de postbezorging slecht is. Dat mag zo zijn, maar dat verklaart niet dat klager het gedurende een reeks van jaren heeft laten gebeuren dat hij voor hem bestemde berichten niet of te laat ontving en termijnen liet verstrijken. Zijn afwezigheid ter zitting van de Raad van Discipline die tot schrapping heeft geleid en het niet tijdig instellen van hoger beroep tegen die beslissing zijn daarvan sprekende voorbeelden, waarbij wordt aangetekend dat het niet de eerste keer was dat klager op die grond niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn hoger beroep tegen een tuchtrechtelijke maatregel.

4.6 Wat betreft de wijze waarop klager zich na zijn schrapping heeft gedragen is het volgende gebleken. Op de website van klager is het volgende vermeld:

“Met meer dan 30 jaar ervaring in de advocatuur is een brede inzet mogelijk, of het louter om advisering, onderhandelen en begeleiding bij ondernemingsvormen gaat, danwel om arbeidsrecht, contractenrecht, aansprakelijkheidsrecht, huurrecht, intellectueel eigendomsrecht, verzekeringsrecht, procesrecht, incasso's etc. etc.

Het kantoor is niet regionaal gebonden en treedt op voor clienten uit binnen- en buitenland.”

Onderaan de pagina staat: “Aangesloten bij E.E.I.G.. Law Link Advocaten Brussel”.

Aldus wekt klager wel degelijk de indruk dat hij nog advocaat is.

Die indruk heeft klager ook gewekt met het Schadeopgaveformulier Misdrijven (zie hiervoor in 3.3 onder v). Niet alleen wekt de ondertekening namens “adv. kantoor [naam klager]” de indruk dat “adv.” staat voor “advocaat”, ook heeft klager daarin “kosten raadsman” opgevoerd. Anders dan klager ter zitting heeft aangevoerd, wordt de term “raadsman” over het algemeen gezien als een synoniem voor “advocaat”. Verder geldt dat, wat er ook zij van de grond waarop de rechtbank de benadeelde partij voor wie klager optrad niet-ontvankelijk heeft verklaard, de handelwijze van klager, naar de deken ter zitting onweersproken heeft verklaard, de rechtbank aanleiding heeft gegeven bij de deken te melden dat klager zonder machtiging en buiten aanwezigheid van zijn cliënt was opgetreden.

4.7 De deken heeft aan het slot van de zitting namens de orde herhaald dat hij niet de overtuiging heeft dat het nu wél goed zal gaan. Uit hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen, volgt dat ook het hof dat vertrouwen niet heeft. Gelet op de maatschappelijke verantwoordelijkheid die hoort bij de positie van een advocaat, leggen de ingrijpende gevolgen die de schrapping en de weigering tot herinschrijving als advocaat voor klager persoonlijk hebben, onvoldoende gewicht in de schaal. Het beklag wordt dan ook ongegrond verklaard.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart het beklag tegen de beslissing van de Raad van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 5 april 2018 ongegrond.

Aldus gewezen door mr. T.H. Tanja-van den Broek, voorzitter, mrs. G.J. Driessen-Poortvliet, M.P.C.J. van Bavel, J.H. Brouwer en B. Stapert, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.J. van Vliet, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2018.

griffier voorzitter

De beslissing is verzonden op 30 november 2018.