ECLI:NL:TAHVD:2017:232 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 170006

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2017:232
Datum uitspraak: 24-11-2017
Datum publicatie: 07-12-2017
Zaaknummer(s): 170006
Onderwerp: Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Bij de beoordeling van een verzoek op grond van artikel 13 Advocatenwet kan de deken het verzoek afwijzen indien de procedure, die verzoekster wil beginnen, geen kans van slagen heeft. Het hof stelt vast dat wat er ook zij van de door de klaagster aangevoerde bezwaren tegen de beslissing van de deken, de beslissing van het Gerechtshof Amsterdam op 6 december 2016 onherroepelijk is geworden, waardoor toevoeging van een advocaat om haar bij te staan in een cassatieprocedure kansloos is. Er is, blijkens het klaagschrift, geen beroep in cassatie ingesteld. Volgt ongegrondverklaring van het het beklag van klaagster wegens gebrek aan belang.

Beslissing

van 24 november 2017

in de zaak 170006

naar aanleiding van het beklag van:

klaagster

tegen:

de deken

1    HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ART. 13 LID 1 ADVOCATENWET

Klaagster heeft bij de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag, verder te noemen ‘de deken’, een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Bij brief van 25 november 2016 heeft de deken dit verzoek afgewezen. In een klaagschrift gedateerd 5 januari 2017 heeft klaagster zich beklaagd over het feit dat de deken haar verzoek heeft afgewezen.

2    HET GEDING BIJ HET HOF

2.1    Het klaagschrift is op 5 januari 2017 per e-mail ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de reactie van de deken op het beklagschrift, binnengekomen ter griffie van het hof per e-mail op 17 februari 2017;

-    het schrijven van klaagster, binnengekomen ter griffie van het hof op 28 maart 2017; en

-    het schrijven van de deken, binnengekomen ter griffie van het hof op 12 april 2017; en

-    het schrijven van klaagster, binnengekomen ter griffie van het hof per e-mail op 11 mei 2017.

2.3    Het hof heeft de zaak behandeld ter zitting van 19 mei 2017 om 14.00 uur, waarbij niemand is verschenen.

2.4    Op 19 mei 2017 is ter griffie van het hof bij e-mail van 14.53 uur een voorwaardelijk wrakingsverzoek van klaagster ontvangen, gericht tegen de plaatsvervangend voorzitter mr. P.M.A. de Groot-van Dijken en de leden mrs. A.B.A.P.M. Ficq en I.P.A. van Heijst, en wel onder de voorwaarde dat het hof de brief van de deken van 17 mei 2017 tot de procedure toelaat, althans de inhoud daarvan als vaststaand aanneemt.

2.5    Op 28 mei 2017 heeft klaagster een (definitief) wrakingsverzoek ingediend tegen de zojuist genoemde plaatsvervangend voorzitter en leden. Dat wrakingsverzoek is door de wrakingskamer op 3 november 2017 afgewezen (170006-W), met bepaling dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling behoeft te worden genomen.

3    FEITEN

3.1    Het volgende is komen vast te staan.

3.2    Klaagster wenst een advocaat toegewezen te krijgen die klaagster kan helpen bij het instellen en behandelen van een cassatieberoep tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 11 oktober 2016. De cassatietermijn verliep op 6 december 2016.

3.3    Dit verzoek is door de deken bij brief van 25 november 2016 afgewezen. Tegen die beslissing komt klaagster op.

4    BEOORDELING

4.1    De deken heeft bij brief van 17 mei 2017 bericht dat hij – evenals klaagster – niet ter zitting aanwezig zal zijn. In die brief is de deken ook inhoudelijk ingegaan op de brief van klaagster van 11 mei 2017. Het hof zal geen acht slaan op dit laatste onderdeel van de brief van de deken van 17 mei 2017, nu deze brief te kort voor de zitting is ontvangen.

4.2    Nu het hof geen acht slaat op het inhoudelijk deel van de brief van de deken van 17 mei 2017 is de voorwaarde waaronder het voorwaardelijke wrakingsverzoek is gedaan, niet vervuld, zodat op die voorwaardelijke wraking niet behoeft te worden beslist.

4.3    Bij de beoordeling van een verzoek op grond van artikel 13 Advocatenwet kan de deken het verzoek afwijzen indien de procedure, die verzoekster wil beginnen, geen kans van slagen heeft. Het hof stelt vast dat wat er ook zij van de door de klaagster aangevoerde bezwaren tegen de beslissing van de deken, de beslissing van het Gerechtshof  Amsterdam op 6 december 2016 onherroepelijk is geworden, waardoor toevoeging van een advocaat om haar bij te staan in een cassatieprocedure kansloos is. Er is, blijkens het klaagschrift, geen beroep in cassatie ingesteld. Daarom dient het beklag van klager ongegrond te worden verklaard wegens gebrek aan belang.

4.4    Voor het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie teneinde antwoorden te krijgen op de vragen zoals door klaagster gesteld, samengevat of de termijnen zoals deze worden gesteld in het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Advocatenwet in strijd zijn met het Europese recht, ziet het hof geen aanleiding.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart het beklag van klaagster tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag van 25 november 2016 ongegrond.

Aldus gewezen door mr. P.M.A. de Groot-van Dijken, voorzitter, mrs. A.B.A.P.M. Ficq en I.P.A. van Heijst, in tegenwoordigheid van mr. B.P.L. de Vries, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 november 2017.

griffier    voorzitter    

De beslissing is verzonden op 24 november 2017.