ECLI:NL:TAHVD:2017:225 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 170191

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2017:225
Datum uitspraak: 27-11-2017
Datum publicatie: 06-12-2017
Zaaknummer(s): 170191
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Hoger beroep tegen beslissing van de raad waarbij het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ongegrond is verklaard. Appelverbod artikel 46h lid 7 Advocatenwet. Geen grond voor doorbreking. Klager is niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Beslissing

van 27 november 2017

in de zaak 170191

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 30 november 2016, onder nummer 16-957, aan partijen toegezonden op 30 november 2016, waarbij de plaatsvervangend voorzitter de klacht van klager tegen verweerder kennelijk ongegrond heeft verklaard, alsmede naar de beslissing van de raad van 12 juni 2017, eveneens onder nummer 16-957, aan partijen toegezonden op 12 juni 2017, waarbij het verzet van klager tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter ongegrond is verklaard.

De beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRARL:2016:228 en de beslissing van de raad als ECLI:NL:TADRARL:2017:142.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 11 juli 2017 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van verweerder.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 6 oktober 2017, waar mr. L, advocaat te Middelburg, namens klager is verschenen. Verweerder was met bericht van kennisgeving afwezig.

3    BEOORDELING

3.1    Het hof stelt het volgende voorop. Uit artikel 46j, leden 1 en 4, in verbinding met artikel 46h lid 7 Advocatenwet volgt dat tegen de beslissing van de raad, op het verzet van klager waarbij het verzet ongegrond is verklaard, geen rechtsmiddel openstaat. Dit rechtsmiddelenverbod kan slechts worden doorbroken als de raad deze bepalingen ten onrechte heeft toegepast, buiten het toepassingsgebied ervan is getreden, dan wel bij de behandeling van het verzet een zodanig fundamenteel rechtsbeginsel heeft veronachtzaamd dat niet meer kan worden gesproken van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak. Klager heeft evenwel in hoger beroep geen toereikende gronden aangevoerd die aanleiding kunnen geven tot doorbreking van het appelverbod. Het hof overweegt als volgt.

3.2    In het appelschrift van 11 juli 2017 doet klager een beroep op schending van de fundamentele rechtsbeginselen. Klager voert aan dat het recht op een eerlijk proces zoals neergelegd in artikel 6 EVRM is geschonden en/of sprake is van verzuim van essentiële vormen doordat het onderzoek door de deken en de (plaatsvervangend voorzitter van de) raad naar de feiten die ten grondslag liggen aan de klacht van klager tegen verweerder niet volledig is geweest. Volgens klager had onderzoek moeten worden verricht naar de mogelijke schijn van belangenverstrengeling van verweerder in relatie tot (de betrokken) verzekeraar(s) en het ontbreken van (een toevoeging voor het aanvragen van) een medisch haalbaarheidsonderzoek in het dossier dat verweerder voor klager behandelde. 

3.3    Voor de beoordeling van een beroep op doorbreking van het appelverbod is slechts van belang of de raad bij de behandeling van het verzet een fundamenteel rechtsbeginsel heeft veronachtzaamd. Hieruit volgt dat klachten van klager over het onderzoek door de deken reeds om die reden geen grond opleveren voor doorbreking van het appelverbod.

3.4    De stellingen van klager dat de raad uit het dossier had moeten halen dat verweerder mogelijk niet onafhankelijk was en dat hij verzuimd zou hebben een medisch haalbaarheidsonderzoek aan te vragen, geven evenmin aanleiding tot doorbreking van het appelverbod. Naar het oordeel van het hof raken deze stellingen geen fundamentele rechtsbeginselen maar de inhoudelijke beoordeling van de zaak. Klachten betreffende de motivering van de beslissing leveren geen grond op voor doorbreking van een appelverbod (HR 23 juni 1995, NJ 1995/661). Vanwege het appelverbod kunnen inhoudelijke gronden niet in het kader van de beoordeling van de ontvankelijkheid onderzocht worden. Dat klager het inhoudelijk niet eens is met de beslissing van de raad is duidelijk, doch dit levert geen schending van een fundamenteel rechtsbeginsel op.

3.5    Dat klager geen eerlijk proces heeft gehad bij de raad en dat sprake is van verzuim van essentiële vormen, doordat het onderzoek onvolledig was, heeft klager niet aangetoond en is het hof ook niet gebleken. Het hof stelt vast dat de klacht van klager door de deken is onderzocht, waarbij klager gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid om te reageren op het verweerschrift van verweerder, dat klager in persoon aanwezig is geweest bij de zitting van de raad van 8 mei 2017, waar zijn verzet werd behandeld, en dat de raad blijkens zijn beslissing kennis heeft genomen van het dossier van de deken, de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter, het verzetschrift van klager, de brieven van klager van 13 en 14 april 2016 en van zijn pleitnota van 8 mei 2017. Tegen deze achtergrond gaat het hof ervan uit dat de raad, op basis van de stukken die zich in het dossier bevonden, alle voor de beoordeling van de klacht relevante omstandigheden heeft meegewogen en daarbij betrokken heeft, voor zover relevant, het aspect van de onafhankelijkheid van verweerder – waarover klager zich in klachtonderdeel a van zijn klacht uitdrukkelijk heeft beklaagd – en het beweerdelijk ontbreken van een (aanvraag voor een) medisch haalbaarheidsonderzoek. Voor zover in het dossier van de raad informatie of stukken zou(den) hebben ontbroken, heeft de raad deze niet kunnen meewegen. Dat maakt echter niet dat een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden.

3.6    Nu hetgeen klager in zijn appelschrift heeft aangevoerd geen grond voor doorbreking van het appelverbod oplevert, dient hij in zijn beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 12 juni 2017, onder nummer 16-957.

Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. A.R. Sturhoofd, M.L. Weerkamp, M. Pannevis en E.M. Soerjatin, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Kikkert, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 27 november 2017.

griffier        voorzitter   

De beslissing is verzonden op 27 november 2017.