ECLI:NL:TAHVD:2017:164 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 170118

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2017:164
Datum uitspraak: 28-08-2017
Datum publicatie: 29-08-2017
Zaaknummer(s): 170118
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Overige gronden
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Art.5-beklag Er is door de deken geen beslissing genomen waartegen klager op grond van artikel 5 lid 2 Advocatenwet beklag kan doen. Klager is mitsdien niet ontvankelijk in zijn beklag. Daarbij heeft het hof opgemerkt dat de stappen die klager nu heeft ondernomen om opnieuw ingeschreven te worden prematuur voorkomen.

Beslissing

van 28 augustus 2017

in de zaak 170118

naar aanleiding van het beklag van:

klager

tegen:

de deken

1    BEKLAG

1.1    Bij klaagschrift, per mail ontvangen door de griffie van het hof op 20 april 2017, heeft klager beklag gedaan tegen de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 9 maart 2017. Bij brief van 8 mei 2017 heeft de deken op het beklag gereageerd.

1.2    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 26 juni 2017, waar klager met zijn echtgenote, en de deken zijn verschenen.

2    FEITEN

2.1    Klager is als advocaat ingeschreven geweest in het arrondissement […] van […] tot […]. Hij hield kantoor in […].

2.2    Bij beslissing van het Hof van Discipline van […] is klager door het hof geschrapt van het tableau in verband met een strafrechtelijke veroordeling voor onder meer opzetheling, witwassen en deelname aan een criminele organisatie. De feiten hebben zich tussen […] en […] voorgedaan. De veroordeling van klager is onherroepelijk geworden door het arrest van de Hoge Raad van […]. Klager heeft de hem opgelegde gevangenisstraf van vijftien maanden in […] ondergaan.

2.3    Bij brief van 5 oktober 2016 heeft klager aan de deken laten weten dat hij de advocatuur heel erg mist en heeft hij verzocht om zijn voornemen om terug te keren in de advocatuur persoonlijk mondeling aan de deken te mogen toelichten. Klager schrijft dat hij hoopt op een uitnodiging voor een informatief gesprek met de deken en wellicht andere leden van de Rotterdamse Orde.

2.4    Op 20 december 2016 is klager in de gelegenheid gesteld om ten overstaan van de deken en in aanwezigheid van de adjunct-secretaris en van mr. M, bij wie klager een praktijkruimte zou kunnen huren, zijn brief van 5 oktober 2016 mondeling toe te lichten.

2.5    Bij brief van 9 maart 2017 heeft de deken aan klager geschreven dat klager hem de vraag heeft gesteld of een verzoek tot herinschrijving als advocaat op bezwaren zal stuiten van de Raad van de Rotterdamse Orde van Advocaten. De Raad heeft daarover op 17 februari 2017 gesproken. In het licht van hetgeen de Raad van de Orde toen heeft overwogen laat de deken klager weten dat de Raad overeenkomstig artikel 4 lid 1 sub b Advocatenwet zal weigeren een verzoek van klager om inschrijving als advocaat in behandeling te nemen. De deken besluit zijn brief met de mededeling dat tegen een dergelijke beslissing op grond van artikel 5 lid 2 Advocatenwet binnen 6 weken beklag open staat bij het Hof van Discipline.

2.6    Klager heeft op 20 april 2017 een klaagschrift ingediend tegen “de beslissing op zijn verzoek om inschrijving” door de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 9 maart 2017.

3    ONTVANKELIJKHEID

3.1    De deken heeft in zijn verweerschrift van 8 mei 2017 primair aangevoerd dat klager niet-ontvankelijk is omdat klager geen verzoek om inschrijving heeft ingediend als bedoeld in artikel 2 lid 5 Advocatenwet, en de Raad van de Orde geen besluit heeft genomen als bedoeld in artikel 4 Advocatenwet. Subsidiair heeft de deken gesteld dat de Raad van de Orde van oordeel is dat klager door zijn gedragingen in het verleden het aanzien van de advocatuur ernstige schade heeft berokkend en dat niet valt uit te sluiten dat hij als advocaat opnieuw inbreuk zal maken op de voor advocaten geldende regelgeving, en/of gevoelig is voor druk die cliënten op hem uitoefenen. De Raad kan daarom terecht besluiten, c.q. heeft terecht besloten om te weigeren het verzoek van klager in behandeling te nemen.

3.2    Klager heeft zich ter zitting wat betreft het beroep van de deken op niet-ontvankelijkheid gerefereerd aan het oordeel van het hof, en heeft verder zijn belang en motivatie om opnieuw op het tableau te worden ingeschreven, toegelicht.

4    BEOORDELING

4.1    In artikel 2 lid 5 Advocatenwet is bepaald dat een verzoek tot inschrijving als advocaat wordt ingediend bij de Raad van de Orde in het arrondissement waar de verzoeker kantoor wenst te houden. Een dergelijk verzoek heeft klager niet ingediend. Hij heeft op 5 oktober 2016 alleen een brief geschreven aan de deken met het verzoek om een informatief gesprek om zijn voornemen tot het doen van zo’n verzoek te mogen toelichten. De Raad van de Orde heeft dan ook niet een beslissing als bedoeld in artikel 4 lid 1 Advocatenwet genomen; slechts heeft de deken op 9 maart 2017 aan klager bericht dat de raad van de orde een verzoek van klager om inschrijving zal weigeren in behandeling te nemen.

4.2    Er is derhalve geen beslissing waartegen klager op grond van artikel 5 lid 2 Advocatenwet beklag kan doen. Klager is mitsdien niet ontvankelijk in zijn beklag.

4.3    Het hof voegt daar ten overvloede aan toe dat het voornemen van klager om opnieuw op het tableau te worden ingeschreven voorshands mager onderbouwd voorkomt. Een ondernemingsplan of plan van aanpak hoe hij een praktijk zou willen organiseren en financieren ontbreekt op dit moment. Daarnaast heeft klager alleen zijn eigen visie gegeven op zijn ontwikkeling, zijn weerbaarheid en zijn voornemens sinds het delict en zijn detentieperiode, maar die visie wordt niet ondersteund door het oordeel van deskundige derden of bijvoorbeeld een voorstel voor externe coaching. De stappen die klager nu heeft ondernomen om opnieuw ingeschreven te worden komen ook om die reden prematuur voor.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart klager niet ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gewezen door mr. P.M.A. de Groot-van Dijken, voorzitter, mrs. G. Creutzberg, A.B.A.P.M. Ficq, M. Pannevis en T.H. Tanja-van den Broek, leden, in tegenwoordigheid van mr. B.P.L. de Vries, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2017.

griffier    voorzitter    

    De beslissing is verzonden op 28 augustus 2017.